ECLI:NL:RBDHA:2016:12014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2016
Publicatiedatum
6 oktober 2016
Zaaknummer
09/842621-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS opgelegd voor gijzeling en doodslag in gevangenis

Op 10 oktober 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige man die op 20 september 2015 in de gevangenis te Zoetermeer een 82-jarige medegevangene heeft gegijzeld en vervolgens om het leven heeft gebracht. De verdachte, die vastzat voor een zeer gewelddadig feit, had het plan om te ontsnappen met een helikopter. Om de bewakers te dwingen hem naar het dak te laten gaan, gijzelde hij het slachtoffer. Toen de bewakers weigerden de deur te openen, ontstak de verdachte in woede en doodde hij de oude man door hem meerdere keren te steken en te slaan. De rechtbank oordeelde dat het niet ging om moord, maar om doodslag, omdat de verdachte niet de intentie had om het slachtoffer te doden, maar enkel om te ontsnappen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte lijdt aan paranoïde schizofrenie en volledig ontoerekeningsvatbaar is. Daarom werd hem geen gevangenisstraf opgelegd, maar TBS met dwangverpleging, om de maatschappij te beschermen tegen zijn gewelddadige gedrag. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, en oordeelde dat de veiligheid van anderen het opleggen van de TBS-maatregel eist.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842621-15
Datum uitspraak: 10 oktober 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 december 2015, 8 maart 2016, 2 juni 2016, 11 augustus 2016 en 26 september 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.A. Pronk en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.G. van Wijk, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 september 2015 te Zoetermeer, opzettelijk [slachtoffer] ( [geboortedag] -1933) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- zich met riem en/of mes naar de cel van die [slachtoffer] begeven en/of
- ( vervolgens) de deur van de cel van die [slachtoffer] dicht gedaan en/of (af)gesloten en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met die riem vastgebonden aan de handen/polsen en/of
- ( vervolgens) (meermalen) met een mes in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen/op het hoofd gestoken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] met zijn handen/polsen vastgebonden, op een stoel gezet en/of op die wijze meegenomen naar de afgesloten recreatieruimte en/of
- ( vervolgens) (meermalen) (met geschoeide voet) (met kracht) in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen/op het hoofd getrapt/geschopt en/of gestampt en/of en/of geslagen en/of gestompt en/of
- ( vervolgens) (meermalen) (met geschoeide voet) (met kracht) in/tegen/op het lichaam getrapt/geschopt en/of gestampt
met het oogmerk een ander, te weten (een) penitentiaire medewerker(s) en/of de directie van de Peniteniaire Inrichting te dwingen iets te doen,
- te weten een karretje en/of een stoel te verschaffen en/of
- een of meer deur(en) te openen en/of
- hem, verdachte, middelen te verschaffen om uit de Penitentiaire Inrichting te komen en/of
- hem, verdachte, vrij/uit de Penitentiaire Inrichting te laten,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 20 september 2015 te Zoetermeer opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] ( [geboortedag] -1933) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, althans anders dan in een opwelling,
- ( meermalen) met een mes in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen/op het hoofd gestoken en/of
- ( meermalen) (met geschoeide voet) (met kracht) in/tegen/op het gezicht, in elk geval tegen/op het hoofd getrapt/geschopt en/of gestampt en/of geslagen en/of gestompt en/of
- ( meermalen) (met geschoeide voet) (met kracht) in/tegen/op het lichaam getrapt/geschopt en/of gestampt
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt er kort gezegd op neer dat verdachte op 20 september 2015 in de Penitentiaire Inrichting (hierna: P.I.) te Zoetermeer zijn 82-jarige medegedetineerde [slachtoffer] heeft gegijzeld, teneinde uit de P.I. te kunnen ontsnappen, en hem daarbij om het leven heeft gebracht.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de hem onder 2 impliciet primair tenlastegelegde moord en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 tenlastegelegde gijzeling met de dood als gevolg en de onder 2 impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 impliciet primair tenlastegelegde moord omdat er geen sprake is van voorbedachte raad.
De onder 1 en 2 impliciet subsidiair tenlastegelegde feiten kunnen volgens de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de onder 2 impliciet primair tenlastegelegde moord niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat verdachte het slachtoffer met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. Het plan van verdachte was gericht op ontsnapping en niet op de dood van [slachtoffer] . Evenmin is gebleken dat hij bij de planning van zijn ontsnapping de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] willens en wetens heeft geaccepteerd.
Verdachte zal dan ook van het onder 2 impliciet primair tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.
De onder 1 en 2 impliciet subsidiair tenlastegelegde feiten acht de rechtbank wel bewezen.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend tegenover de politie en deze bekentenis heeft herhaald ter zitting en door zijn raadsman hiervoor geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2016;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [naam] van 20 september 2015, blz. 58 – 61 van het getuigendossier;
- het proces-verbaal onderzoek cel A en B aangetroffen goederen van 28 september 2015, met bijlagen, blz. 107 – 111 van het ambtshandelingendossier;
- het rapport ‘pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 februari 2016, blz. 15 – 46 van het 2e aanvullend dossier.
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de hem onder 1 en 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 20 september 2015 te Zoetermeer, opzettelijk [slachtoffer] ( [geboortedag] 1933) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- zich met riem en mes naar de cel van die [slachtoffer] begeven en
- vervolgens de deur van de cel van die [slachtoffer] dicht gedaan en afgesloten en
- vervolgens die [slachtoffer] met die riem vastgebonden aan de polsen en
- met een mes in het gezicht gestoken en
- die [slachtoffer] met zijn polsen vastgebonden op een stoel gezet en op die wijze meegenomen naar de afgesloten recreatieruimte en
- meermalen met geschoeide voet met kracht tegen/op het hoofd getrapt/ geschopt en gestampt en geslagen en gestompt en
- meermalen met geschoeide voet met kracht tegen het lichaam getrapt/geschopt en gestampt
met het oogmerk een ander, te weten een penitentiair medewerker of de directie van de Peniten
tiaire Inrichting te dwingen iets te doen,
- te weten een karretje of een stoel te verschaffen en
- een of meer deur(en) te openen en
- hem, verdachte, middelen te verschaffen om uit de Penitentiaire Inrichting te komen en
- hem, verdachte, vrij te laten,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 20 september 2015 te Zoetermeer opzettelijk [slachtoffer] ( [geboortedag] 1933) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet
die [slachtoffer]
- meermalen met een mes in het hoofd gestoken en
- meermalen (met geschoeide voet) met kracht tegen/op het hoofd getrapt/geschopt en gestampt en/of geslagen en/of gestompt en
- meermalen met geschoeide voet met kracht tegen het lichaam getrapt/geschopt en gestampt
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
gijzeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
ten aanzien van feit 2 impliciet subsidiair:
doodslag.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport betreffende het psychiatrisch onderzoek van de psychiater [naam] . In dit rapport, gedateerd 15 juni 2016 wordt, voor zover hier van belang, beschreven dat er bij verdachte onder meer sprake is van schizofrenie van het paranoïde type. Deze stoornis was ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig en beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. Verdachte heeft immers verklaard dat hij het slachtoffer heeft gegijzeld met als doel om te ontsnappen uit de gevangenis. De aanleiding om te willen ontsnappen uit de gevangenis, evenals de uitvoering van de gijzeling en het vervolgens doden van het slachtoffer blijkt volledig bepaald door bizarre paranoïde wanen. Het denken (bizarre wanen van aliens en polyfragmentatie, grootschalig complot), het gevoel (letterlijk in brand te staan, oninvoelbaar, emotieloos) en het inadequate gedrag (onvoorspelbaar, buitengewoon disproportioneel agressief) ten tijde van het tenlastegelegde zijn te verklaren vanuit de aanwezigheid van een floride psychose. De psychiater heeft geadviseerd de tenlastegelegde feiten aan verdachte niet toe te rekenen.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van het rapport betreffende het psychologisch onderzoek van de klinisch psycholoog dr. [naam] . In dit rapport, gedateerd 20 juni 2016 wordt, voor zover hier van belang, beschreven dat verdachte lijdt - en ten tijde van het tenlastegelegde leed - aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type. Er is een duidelijk verband tussen de diagnose schizofrenie en de ten laste gelegde feiten. Verdachtes wanen omtrent polyfragmentatie en zijn bevelshallucinaties hebben hem tot zijn ontsnappingspoging gedreven. Hij wilde niet meer jarenlang in brand staan en wilde van zijn polyfragmentatie worden afgeholpen. In meer beperkte mate lijkt op het ten laste gelegde ook een antisociale tendens van invloed te zijn geweest. Betrokkene heeft ‘misbruik’ gemaakt van een zwakkere medegedetineerde om zijn plan, dat hij enkele dagen eerder had gemaakt, te kunnen laten welslagen; frustraties hebben hem uiteindelijk tot het doden van het slachtoffer aangezet. De antisociale tendensen zijn echter onvoldoende los te zien van de schizofrenie en staan daarom niet op zichzelf. De psycholoog heeft geadviseerd om betrokkene als volledig ontoerekeningsvatbaar aan te merken ten aanzien van het hem ten laste gelegde.
De officier van justitie en de raadsman onderschrijven de conclusies van de deskundigen en beschouwen de verdachte als ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van het tenlastegelegde.
De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusies en legt deze aan haar oordeel ten grondslag. De bewezenverklaarde feiten kunnen de verdachte, wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens op het moment van het plegen van die feiten, niet worden toegerekend. Verdachte is daarom niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De op te leggen maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging wordt opgelegd. De officier van justitie heeft hierbij uitdrukkelijk verzocht om conform artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering te motiveren dat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, wat inhoudt dat de TBS-maatregel langer dan vier jaar kan duren en ongemaximeerd is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de gevorderde maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Oplegging van na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
Ter uitvoering van zijn plan om te ontsnappen uit de P.I. in Zoetermeer heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de gijzeling van een 82-jarige medegedetineerde. Verdachte heeft met opzet een slachtoffer uitgezocht dat door zijn hoge leeftijd niet alleen weinig weerstand kon bieden, maar ook bijzonder kwetsbaar was. Verdachte heeft het slachtoffer eerst geweld aan gedaan en letsel toegebracht om zijn resterende weerstand te breken en om de penitentiaire medewerkers ertoe te bewegen zijn ontsnapping te faciliteren. Toen het verdachte duidelijk werd dat zijn ontsnappingspoging niet zou slagen, heeft hij het slachtoffer in een explosie van geweld op een gruwelijke wijze om het leven gebracht. In het sectierapport zijn letsels aan het hoofd, de hersenen, de tong, de nek, de ribben, de longen, de lever, de armen, de handen en de benen van het slachtoffer, als gevolg van zeer heftig en veelvuldig uitwendig geweld, beschreven. Ook is er steekletsel op de neusrug en bij een ooghoek van het slachtoffer beschreven. Het door verdachte toegebrachte letsel heeft de rechtbank geschokt.
Verdachte heeft het slachtoffer met zijn handelen niet alleen het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt - het recht op leven - ontnomen, maar hij heeft hieraan voor het slachtoffer ook een lijdensweg van angst en pijn vooraf laten gaan.
Blijkens de slachtofferverklaring van de zoon van het slachtoffer hebben de gijzeling en de gewelddadige dood van zijn vader hem veel leed en vragen opgeleverd. De zoon heeft niet alleen vragen over de laatste eenzame, angstige en pijnlijke minuten van het leven van zijn vader, wat er door hem heen moet zijn gegaan en wat zijn laatste woorden zijn geweest, maar ook zal een rechterlijk oordeel over het feit waarvoor zijn vader - in voorlopige hechtenis - in de P.I. zat uitblijven, hetgeen schrijnt.
Blijkens afgelegde getuigenverklaringen waren de verschrikkingen op 20 september 2015 voor de medewerkers van de P.I. en de politieagenten die machteloos hebben toegekeken voor velen van hen een zeer schokkende ervaring.
Ook de samenleving, die via diverse media van de gebeurtenissen in de P.I. heeft kennisgenomen, is ernstig geschokt. Niet alleen vanwege het feit dat verdachte zijn daden heeft kunnen verrichten in een P.I., waar gedetineerden veilig opgesloten geacht worden te zijn, maar ook door de gruwelijke aard van de daden op zichzelf.
De persoon van de verdachte
Het strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 24 september 2015, waaruit blijkt dat verdachte sinds 2009 meermalen is veroordeeld wegens strafbare feiten, vooral geweldsdelicten. Ten tijde van het begaan van de onderhavige feiten bevond verdachte zich in voorlopige hechtenis na een - nog niet onherroepelijke - veroordeling wegens een zeer ernstig geweldsmisdrijf.
De rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende rapportages betreffende verdachte:
- het Pro Justitia rapport van 15 juni 2016, opgemaakt door [naam] , psychiater;
- het Pro Justitia rapport van 20 juni 2016, opgemaakt door dr. [naam] , klinisch psycholoog;
- het Pro Justitia rapport van 26 augustus 2015 van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan centrum, opgemaakt door [naam] , psychiater, en [naam] , GZ-psycholoog;
- het Pro Justitia rapport van 8 juli 2014 van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan centrum, opgemaakt door [naam] , psychiater, en [naam] , psycholoog.
De maatregel
Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de verdachte niet strafbaar voor zijn handelen, zodat aan hem enkel een maatregel kan worden opgelegd. In dit verband acht de rechtbank het volgende door de deskundigen in hun rapporten opgemerkte van belang.
Om de maatregel van TBS te kunnen opleggen dient, ingevolge het eerste lid van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, de vraag te worden beantwoord of bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, alsmede of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens
Zoals hiervoor vermeld volgt de rechtbank zowel [naam] als [naam] in hun conclusie dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type, en legt de rechtbank deze conclusies aan haar oordeel ten grondslag.
Recidiverisico
Door [naam] wordt de klinische inschatting (op basis van de justitiële voorgeschiedenis, de beschikbare collaterale informatie en het psychiatrisch onderzoek) op het risico van toekomstig gewelddadig gedrag als hoog ingeschat. De justitiële voorgeschiedenis, de floride psychose met bizarre paranoïde wanen, het oninvoelbare affect en onvoorspelbare gedrag, het gebrek aan invoelende vermogens, de gebrekkige gewetensfunctie en de ernstige oordeels- en kritiekstoornissen en gestoorde agressieregulatie zijn hierbij prominente risicofactoren. Er blijkt sprake van een uiterst hoog risicoprofiel, indien niet wordt voorzien in een adequate beveiliging en behandeling.
Volgens [naam] is de kans op recidive van geweld op basis van de aanwezige psychopathologie (i.e. wanen/hallucinaties), het gebrek aan inzicht in de stoornis, de weinig gemotiveerde houding voor professionele ondersteuning en de gewelddadige voorgeschiedenis hoog. Het risico op ernstig lichamelijk letsel en het risico op acuut dreigend geweld worden – vanwege het onvoorspelbare karakter van betrokkene – eveneens hoog ingeschat. Bovendien blijken er nauwelijks beschermende factoren. De beschermende factoren die er zijn komen bijna hoofdzakelijk vanuit detentie en de professionele hulpverlening en zijn niet tot nauwelijks intern bij verdachte aanwezig. Bij weging van alle factoren wordt het recidiverisico op toekomstig gewelddadig gedrag – zonder een zeer intensieve interventie – als hoog ingeschat.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het recidivegevaar op geweldsdelicten bij verdachte als hoog moet worden ingeschat en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen in het geding is. Aangezien er voorts een verband is vastgesteld tussen de bij verdachte aanwezige stoornis en hij als gevolg daarvan met betrekking tot de bewezenverklaarde zeer gewelddadige feiten als volledig ontoerekeningsvatbaar wordt beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel tot TBS ook eist.
TBS
[naam] acht, gezien de aard en de ernst van de stoornis, langer durende zorg en begeleiding noodzakelijk. Er lijkt sprake te zijn van een toename van paranoïde wanen en gedragsstoornissen. Verdachte heeft geen ziektebesef, geen hulpvraag, mogelijk zelfs geen lijdensdruk en ook geen behandelmotivatie. Reductie van psychotische symptomen met vervolgens preventie van terugval zal het eerste voornaamste behandeldoel moeten zijn.
Door [naam] wordt een klinische behandeling geadviseerd, ten eerste gericht op het adequaat instellen op medicatie gericht op reductie van psychiatrische klachten en symptomen. Daarnaast zal er gestreefd moeten worden naar onthouding van het gebruik van middelen. Er wordt geadviseerd om zeer zorgvuldig om te gaan bij het inschatten of, en in welke mate, er bijvoorbeeld nog bepaalde wanen aanwezig zijn voordat de beveiliging en het toezicht worden verminderd.
Gezien de ernst van de stoornis en het hoge risico op gewelddadig gedrag wordt een langer durende klinische behandeling met voldoende beveiliging en forensisch psychiatrische expertise noodzakelijk geacht. Vanuit zowel psychiatrisch oogpunt als vanuit risico-overwegingen adviseert [naam] de behandeling plaats te laten vinden in een juridisch kader dat het mogelijk maakt de behandeling langer durend klinisch en voldoende beveiligd uit te voeren. Terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt dan ook geadviseerd.
[naam] acht het van belang om – met medicamenteuze ondersteuning – de psychotische symptomen (de wanen en hallucinaties) aan te pakken en verdachte stapsgewijs, bij voorkeur door middel van cognitieve gedragstherapie, meer inzicht te geven in de stoornis van verdachte om zo mogelijk ook de verdere behandelmotivatie te kunnen vergroten.
Door [naam] wordt, gezien de chronische problematiek van verdachte, het beperkte inzicht in zijn stoornis en de gebrekkige motivatie voor behandeling, een langer durend klinisch behandeltraject van belang geacht. Daarbij is een zeer hoog beveiligingsniveau, vanwege de eerdere ontvluchtingspogingen en ook het geweld dat onder toezicht binnen detentie heeft plaatsgevonden, duidelijk geïndiceerd. Een dergelijk kader kan alleen binnen de maatregel van TBS met bevel tot verpleging worden gerealiseerd. Een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis biedt onvoldoende beveiligingsmaatregelen en de kans dat verdachte zich bij een voorwaardelijke TBS aan zijn voorwaarden zal onttrekken, wordt als hoog ingeschat.
De rechtbank volgt de deskundigen ook in deze conclusies, welke zij aan haar oordeel ten grondslag legt, dat verdachte op grond van het vorenstaande ter beschikking dient te worden gesteld en van overheidswege te worden verpleegd.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van die maatregel vereist.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel is derhalve voldaan.
Nu de TBS-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht waren tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, is sprake van een ongemaximeerde TBS-maatregel met dwangverpleging als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht en kan de totale duur van de op te leggen maatregel om die reden een periode van vier jaar te boven gaan.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 37a, 37b, 38e, 57, 282a en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 impliciet primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 impliciet subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
gijzeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
ten aanzien van feit 2 impliciet subsidiair:
doodslag;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte niet strafbaar;
ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast de
terbeschikkingstelling van verdachteen
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2016.
Mr. Vinken is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.