6.3Het oordeel van de rechtbank
Oplegging van na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ter uitvoering van zijn plan om te ontsnappen uit de P.I. in Zoetermeer heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de gijzeling van een 82-jarige medegedetineerde. Verdachte heeft met opzet een slachtoffer uitgezocht dat door zijn hoge leeftijd niet alleen weinig weerstand kon bieden, maar ook bijzonder kwetsbaar was. Verdachte heeft het slachtoffer eerst geweld aan gedaan en letsel toegebracht om zijn resterende weerstand te breken en om de penitentiaire medewerkers ertoe te bewegen zijn ontsnapping te faciliteren. Toen het verdachte duidelijk werd dat zijn ontsnappingspoging niet zou slagen, heeft hij het slachtoffer in een explosie van geweld op een gruwelijke wijze om het leven gebracht. In het sectierapport zijn letsels aan het hoofd, de hersenen, de tong, de nek, de ribben, de longen, de lever, de armen, de handen en de benen van het slachtoffer, als gevolg van zeer heftig en veelvuldig uitwendig geweld, beschreven. Ook is er steekletsel op de neusrug en bij een ooghoek van het slachtoffer beschreven. Het door verdachte toegebrachte letsel heeft de rechtbank geschokt.
Verdachte heeft het slachtoffer met zijn handelen niet alleen het meest fundamentele recht waarover de mens beschikt - het recht op leven - ontnomen, maar hij heeft hieraan voor het slachtoffer ook een lijdensweg van angst en pijn vooraf laten gaan.
Blijkens de slachtofferverklaring van de zoon van het slachtoffer hebben de gijzeling en de gewelddadige dood van zijn vader hem veel leed en vragen opgeleverd. De zoon heeft niet alleen vragen over de laatste eenzame, angstige en pijnlijke minuten van het leven van zijn vader, wat er door hem heen moet zijn gegaan en wat zijn laatste woorden zijn geweest, maar ook zal een rechterlijk oordeel over het feit waarvoor zijn vader - in voorlopige hechtenis - in de P.I. zat uitblijven, hetgeen schrijnt.
Blijkens afgelegde getuigenverklaringen waren de verschrikkingen op 20 september 2015 voor de medewerkers van de P.I. en de politieagenten die machteloos hebben toegekeken voor velen van hen een zeer schokkende ervaring.
Ook de samenleving, die via diverse media van de gebeurtenissen in de P.I. heeft kennisgenomen, is ernstig geschokt. Niet alleen vanwege het feit dat verdachte zijn daden heeft kunnen verrichten in een P.I., waar gedetineerden veilig opgesloten geacht worden te zijn, maar ook door de gruwelijke aard van de daden op zichzelf.
De persoon van de verdachte
Het strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 24 september 2015, waaruit blijkt dat verdachte sinds 2009 meermalen is veroordeeld wegens strafbare feiten, vooral geweldsdelicten. Ten tijde van het begaan van de onderhavige feiten bevond verdachte zich in voorlopige hechtenis na een - nog niet onherroepelijke - veroordeling wegens een zeer ernstig geweldsmisdrijf.
De rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende rapportages betreffende verdachte:
- het Pro Justitia rapport van 15 juni 2016, opgemaakt door [naam] , psychiater;
- het Pro Justitia rapport van 20 juni 2016, opgemaakt door dr. [naam] , klinisch psycholoog;
- het Pro Justitia rapport van 26 augustus 2015 van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan centrum, opgemaakt door [naam] , psychiater, en [naam] , GZ-psycholoog;
- het Pro Justitia rapport van 8 juli 2014 van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan centrum, opgemaakt door [naam] , psychiater, en [naam] , psycholoog.
Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank de verdachte niet strafbaar voor zijn handelen, zodat aan hem enkel een maatregel kan worden opgelegd. In dit verband acht de rechtbank het volgende door de deskundigen in hun rapporten opgemerkte van belang.
Om de maatregel van TBS te kunnen opleggen dient, ingevolge het eerste lid van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, de vraag te worden beantwoord of bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, alsmede of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
Gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens
Zoals hiervoor vermeld volgt de rechtbank zowel [naam] als [naam] in hun conclusie dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type, en legt de rechtbank deze conclusies aan haar oordeel ten grondslag.
Recidiverisico
Door [naam] wordt de klinische inschatting (op basis van de justitiële voorgeschiedenis, de beschikbare collaterale informatie en het psychiatrisch onderzoek) op het risico van toekomstig gewelddadig gedrag als hoog ingeschat. De justitiële voorgeschiedenis, de floride psychose met bizarre paranoïde wanen, het oninvoelbare affect en onvoorspelbare gedrag, het gebrek aan invoelende vermogens, de gebrekkige gewetensfunctie en de ernstige oordeels- en kritiekstoornissen en gestoorde agressieregulatie zijn hierbij prominente risicofactoren. Er blijkt sprake van een uiterst hoog risicoprofiel, indien niet wordt voorzien in een adequate beveiliging en behandeling.
Volgens [naam] is de kans op recidive van geweld op basis van de aanwezige psychopathologie (i.e. wanen/hallucinaties), het gebrek aan inzicht in de stoornis, de weinig gemotiveerde houding voor professionele ondersteuning en de gewelddadige voorgeschiedenis hoog. Het risico op ernstig lichamelijk letsel en het risico op acuut dreigend geweld worden – vanwege het onvoorspelbare karakter van betrokkene – eveneens hoog ingeschat. Bovendien blijken er nauwelijks beschermende factoren. De beschermende factoren die er zijn komen bijna hoofdzakelijk vanuit detentie en de professionele hulpverlening en zijn niet tot nauwelijks intern bij verdachte aanwezig. Bij weging van alle factoren wordt het recidiverisico op toekomstig gewelddadig gedrag – zonder een zeer intensieve interventie – als hoog ingeschat.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het recidivegevaar op geweldsdelicten bij verdachte als hoog moet worden ingeschat en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen in het geding is. Aangezien er voorts een verband is vastgesteld tussen de bij verdachte aanwezige stoornis en hij als gevolg daarvan met betrekking tot de bewezenverklaarde zeer gewelddadige feiten als volledig ontoerekeningsvatbaar wordt beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel tot TBS ook eist.
TBS
[naam] acht, gezien de aard en de ernst van de stoornis, langer durende zorg en begeleiding noodzakelijk. Er lijkt sprake te zijn van een toename van paranoïde wanen en gedragsstoornissen. Verdachte heeft geen ziektebesef, geen hulpvraag, mogelijk zelfs geen lijdensdruk en ook geen behandelmotivatie. Reductie van psychotische symptomen met vervolgens preventie van terugval zal het eerste voornaamste behandeldoel moeten zijn.
Door [naam] wordt een klinische behandeling geadviseerd, ten eerste gericht op het adequaat instellen op medicatie gericht op reductie van psychiatrische klachten en symptomen. Daarnaast zal er gestreefd moeten worden naar onthouding van het gebruik van middelen. Er wordt geadviseerd om zeer zorgvuldig om te gaan bij het inschatten of, en in welke mate, er bijvoorbeeld nog bepaalde wanen aanwezig zijn voordat de beveiliging en het toezicht worden verminderd.
Gezien de ernst van de stoornis en het hoge risico op gewelddadig gedrag wordt een langer durende klinische behandeling met voldoende beveiliging en forensisch psychiatrische expertise noodzakelijk geacht. Vanuit zowel psychiatrisch oogpunt als vanuit risico-overwegingen adviseert [naam] de behandeling plaats te laten vinden in een juridisch kader dat het mogelijk maakt de behandeling langer durend klinisch en voldoende beveiligd uit te voeren. Terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt dan ook geadviseerd.
[naam] acht het van belang om – met medicamenteuze ondersteuning – de psychotische symptomen (de wanen en hallucinaties) aan te pakken en verdachte stapsgewijs, bij voorkeur door middel van cognitieve gedragstherapie, meer inzicht te geven in de stoornis van verdachte om zo mogelijk ook de verdere behandelmotivatie te kunnen vergroten.
Door [naam] wordt, gezien de chronische problematiek van verdachte, het beperkte inzicht in zijn stoornis en de gebrekkige motivatie voor behandeling, een langer durend klinisch behandeltraject van belang geacht. Daarbij is een zeer hoog beveiligingsniveau, vanwege de eerdere ontvluchtingspogingen en ook het geweld dat onder toezicht binnen detentie heeft plaatsgevonden, duidelijk geïndiceerd. Een dergelijk kader kan alleen binnen de maatregel van TBS met bevel tot verpleging worden gerealiseerd. Een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis biedt onvoldoende beveiligingsmaatregelen en de kans dat verdachte zich bij een voorwaardelijke TBS aan zijn voorwaarden zal onttrekken, wordt als hoog ingeschat.
De rechtbank volgt de deskundigen ook in deze conclusies, welke zij aan haar oordeel ten grondslag legt, dat verdachte op grond van het vorenstaande ter beschikking dient te worden gesteld en van overheidswege te worden verpleegd.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van die maatregel vereist.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel is derhalve voldaan.
Nu de TBS-maatregel met dwangverpleging zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht waren tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, is sprake van een ongemaximeerde TBS-maatregel met dwangverpleging als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht en kan de totale duur van de op te leggen maatregel om die reden een periode van vier jaar te boven gaan.