ECLI:NL:RBDHA:2016:1188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
09/857380-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op juwelierszaak in Sassenheim met aanzienlijke schade

Op 9 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een juwelierszaak in Sassenheim op 27 juni 2015. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd, werd samen met een medeverdachte beschuldigd van het binnenkomen van de winkel met bivakmutsen, het bedreigen van de aanwezige eigenaren met een vuurwapen en het inslaan van vitrines met hamers. Tijdens de overval werd voor ongeveer € 25.000,- aan sieraden gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was, waaronder camerabeelden, getuigenverklaringen en forensisch bewijs, dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De vordering van de benadeelde partijen werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade al door de verzekering was vergoed. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen respect had getoond voor de persoonlijke integriteit van de slachtoffers en dat de overval een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormde.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857380-15
Datum uitspraak: 9 februari 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in PI Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 30 oktober 2015 (pro forma) en
26 januari 2016 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.J.P. Coenen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.R. Juriaans, advocaat te Leiden, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 26 januari 2016 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2015 te Sassenheim, gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met bivakmutsen op de winkel binnenkomen en/of
- bedreigen van die [aangever 1] en/of [aangever 2] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- daarbij (dreigend) roepen: "Lade, geldlade, geldlade, geldlade" en/of
- met een hamer kapot slaan van de vitrines;

3. Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt er kort gezegd op neer dat de verdachte zich op 27 juni 2015 samen met zijn mededader schuldig heeft gemaakt aan een overval in juwelierszaak [benadeelde] te Sassenheim. Eén van de daders heeft daarbij de aanwezige eigenaren van deze zaak,
[aangever 1] en [aangever 2] , bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Door beide daders werden diverse vitrines in de juwelier ingeslagen, waarop zij meerdere sieraden hebben meegenomen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir – onder meer onder verwijzing naar de (beveiligings)camerabeelden van de juwelierszaak op 27 juni 2015 voorafgaand en tijde van de overval, het onder de medeverdachte in beslag genomen blauwe T-shirt, het aangetroffen DNA-mengprofiel op de handschoen dat matchte met de verdachte alsook de telefoon-en zendmastgegevens van de telefoons van de verdachte en diens medeverdachte – gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – overeenkomstig zijn pleitnotities – betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Het dossier bevat geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte op 27 juni 2015 één van de personen is geweest die de overval op juwelierszaak [benadeelde] hebben gepleegd. Zo tonen de camerabeelden van de juwelierszaak geen beelden van een persoon die gelijkenis vertoont met de verdachte. Evenmin hebben getuigen een beschrijving van de perso(o)n(en) gegeven, waaruit volgt dat de verdachte betrokken is bij de overval. Met betrekking tot het sporenonderzoek kan aan het aantreffen van een DNA-mengprofiel op de steigerhamer voorts geen bewijskracht worden ontleend, nu niet alle DNA kenmerken van alle celdonoren zichtbaar zijn. Weliswaar is ten aanzien van de handschoen wel een match vastgesteld, maar nu ter zake dit verplaatsbare object eveneens sprake is van een DNA-mengprofiel, is niet uitgesloten dat die handschoen door een ander dan de verdachte is gebruikt. Daarnaast kan uit de historische gegevens van de telefoon van de verdachte niet worden afgeleid dat hij ten tijde van de overval op de plaats delict aanwezig was. Uit het enkel tonen van een wapen kan, volgens de raadsman, geen dreiging worden afgeleid.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen en omdat deze door de verdediging niet zijn betwist als vaststaand worden aangemerkt en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat er op 27 juni 2015 om 09:53 uur een gewapende overval heeft plaatsgevonden op juwelierszaak [benadeelde] aan de [adres 1] te Sassenheim. Hiervan hebben de eigenaren van deze zaak, [aangever 1] en [aangever 2] , aangifte gedaan. De overval vond plaats kort nadat de juwelierszaak die ochtend werd geopend en op een moment dat er geen klanten in de aanwezig waren. Om 09.53 uur renden twee personen de zaak binnen, beiden gekleed in donkere camouflage(boven)kleding en een donkere bivakmuts, waarbij alleen de ogen zichtbaar waren. Eén van de daders rende meteen naar de vitrines en sloeg met een hamer vitrines in, waarop meerdere sieraden in een big shopper tas, bevestigd aan het bovenlichaam, werden gestopt. De tweede dader rende gelijk naar de achterzijde van de zaak, waar de aangevers zich bevonden. De aangevers, die zich op dat moment in de werkruimte van de juwelierszaak bevonden, hebben daarop onverwijld de tussendeur die het winkelgedeelte van de werkruimte afscheidt, gesloten. In de tussendeur zit een klein raam, voorzien van glas en van achter dit raam hebben aangevers de overval kunnen waarnemen. [aangever 2] zag door dit raampje dat één van de daders een pistool op hem had gericht en hoorde dat hij, in accentloos Nederlands, meermalen “kassalade” of soortgelijke woorden riep. Vervolgens sloeg ook deze dader met een hamer vitrines in en werden wederom sieraden in een big shopper tas gestopt, eveneens bevestigd aan het bovenlichaam, en meegenomen. De overval heeft ongeveer 45 seconden geduurd. Nadien is in één van de vitrines van de juwelierszaak een hamer aangetroffen. Kort na de overval reed een personenauto, voorzien van witte kentekenplaten, vanuit de steeg naast de juwelier met hoge snelheid de straat uit. Op diezelfde dag, omstreeks 10.15 uur, werd nabij de juwelierszaak, op een parkeerplaats behorende bij de flat aan de [adres 2] te Sassenheim, een grijze Volkswagen Tiguan aangetroffen, waarvan was geprobeerd om de binnenzijde in brand te steken. Deze auto was voorzien van het Duitse [kenteken] .
De verdachte heeft weliswaar erkend dat hij medeverdachte [medeverdachte] kent [2] , maar het hem ten laste gelegde ontkend en zich verder op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank dient derhalve de vraag te beantwoorden of hij één van de daders is van de gewapende overval in de juwelierszaak in Sassenheim. Bij de beantwoording van die vraag betrekt de rechtbank de navolgende verklaringen en bevindingen in het dossier.
3.4.2
Verklaringen en bevindingen in het dossier
Aangifte van [aangever 1]
Eén van de eigenaars van de juwelierszaak, [aangever 1] , heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 27 juni 2015, kort nadat de winkel was geopend, op een gegeven moment een hoop herrie, van het breken van glas, hoorde. [3] Zij bevond zich op dat moment in de werkruimte, aan de achterzijde van de winkel. Tevens zag zij dat een persoon (hierna: persoon 1) direct na binnenkomst bij de tussendeur, de deur die de werkplaats van de winkelruimte afscheidt, verscheen waarop de mede-eigenaar [aangever 2] , deze deur afsloot. [aangever 1] hoorde dat persoon 1 meermalen zei dat de deur moest worden geopend, teneinde de kassa te openen. Tevens heeft [aangever 1] verklaard dat zij zag dat persoon 1 iets zwarts in zijn rechterhand had. Na de overval lagen er drie vitrines in puin. Eén vitrine lag vol met goud, de tweede had goud, briljant en zilver liggen en in de derde vitrine lag zilver. Daarnaast heeft [aangever 1] verklaard dat bij de vitrine een klauwhamer lag en dat zij, kort nadat beide personen de winkel verlieten, een grijze auto met een bloedvaart langs zag rijden. Op 21 juli 2015 heeft [aangever 1] aanvullend verklaard dat de totale schade om en nabij € 25.000,- bedraagt. [4]
Aangifte van [aangever 2]
De mede-eigenaar van [benadeelde] , [aangever 2] , heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 27 juni 2015 in het werk c.q. kantoorgedeelte van zijn zaak aanwezig was. [5] Toen [aangever 1] vanuit de winkelruimte deze ruimte binnen liep, hoorde hij tegelijkertijd iemand roepen: “lade, geldlade”. [aangever 2] zag toen een persoon (hierna: persoon 1) aankomen die een zwarte bivakmuts droeg, met daarin één groot gat voor de ogen. In zijn rechterhand had hij een klein handvuurwapen en hij bleef roepen: “geldlade, geldlade”. [aangever 2] duwde daarop de deur met kracht dicht en gaf persoon 1 daarbij een duw uit de deuropening. Toen de deur in het slot was gevallen riep persoon 1 tegen [aangever 2] dat hij de deur moest openen, waarbij hij de deur probeerde te openen. Door het ruitje van de deur zag [aangever 2] dat persoon 1 het pistool op hem had gericht, die wederom tegen hem riep dat hij de deur moest openen. Vervolgens liep de persoon 1 terug de winkelruimte in, waarop [aangever 2] een aantal klappen hoorde gevolgd door glasgerinkel. Toen zag [aangever 2] dat een andere persoon (persoon 2) de vitrines met een hamer insloeg. Na afloop van de overval, zag hij dat in één van de vitrines een hamer was achtergebleven. Met betrekking tot de vluchtauto heeft [aangever 2] verklaard dat deze grijs van kleur was, voorzien van een wit kentekenplaat.
[getuige 1]
heeft verklaard dat hij op 27 juni 2015 omstreeks 10.00 uur, toen hij van vanaf zijn flatwoning aan de [adres 1] te Sassenheim naar beneden keek, op de binnenplaats een voor hem onbekende man liep die een helblauw T-shirt droeg. [6]
[getuige 2]
heeft verklaard dat hij op 27 juni 2015 tussen 09.15 uur en 09.45 uur in de steeg naast juwelier [benadeelde] een hem onbekende man op de binnenplaats zag lopen. [7] Deze man droeg een felblauw dan wel korenblauw T-shirt met korte mouwen.
[getuige 3]
heeft verklaard dat hij op 27 juni 2015 omstreeks 09.55 uur een auto in de steeg naast de juwelier zag staan, voorzien van het Duitse [kenteken] . [8] Vervolgens zag hij dat twee personen met bivakmutsen uit die auto stapten. Eén van de personen had een zwart vuurwapen in zijn hand.
Camerabeelden
Ter terechtzitting van 26 januari 2016 heeft de rechtbank de camerabeelden, afkomstig van de juwelierszaak [benadeelde] bekeken. In het bijzonder heeft de rechtbank op de beelden het volgende waargenomen:
Het eerste beeld is afkomstig van de camera boven de ingang en gericht op de entree van de juwelier, is te zien dat op 27 juni 2015 tussen 08.32 en 08.39 uur een man, gekleed in een blauw T-shirt met opdruk voorbij loopt en uit beeld verdwijnt.
Vervolgens loopt de man terug en blijft hij even voor de juwelierswinkel staan, waarbij hij met zijn vinger aan zijn neus zit. Vervolgens loopt de man door en verdwijnt uit beeld.
Tevens zijn ter terechtzitting de beelden, afkomstig van de camera boven de kassa en gericht op de ingang van de winkel, vertoond. Onderin beeld is aangeefster te zien. Vervolgens komen twee personen de winkel binnen, beiden dragen een zwarte bivakmuts, camouflage(boven)kleding en lichtkleurige handschoenen. Eén persoon loopt gelijk in de richting van de vitrines bij de kassa en slaat met een hamer de vitrines in. De andere persoon, met een wit petje, heeft een zwart voorwerp, gelijkend op een vuurwapen, in zijn hand en hij loopt naar de deur aan de achterzijde van het pand. Vervolgens slaan beide personen vitrines in en stoppen de spullen uit die vitrines in de big shopper tassen die aan de voorzijde van hun lichaam zijn bevestigd. Daarop verlaten beide personen de winkel.
Ten slotte zijn ter terechtzitting de beelden, afkomstig van de camera boven de kassa en gericht op de ingang van de juwelierswinkel vertoont. Op deze beelden is te zien dat aangeefster naar achteren loopt. Dan komen twee personen de winkel binnen en de persoon met het witte petje rent naar de deur die de winkelruimte scheidt van de werkruimte en probeert naar binnen te gaan. Nadat de persoon met het witte petje een moment heeft geaarzeld, slaan beide personen vitrines in en pakken daaruit sieraden die in de big shopper tassen worden gestopt. Beiden verlaten daarop het pand. Blijkens de beelden afkomstig van de camera buiten de juwelierswinkel is te zien dat beide personen snel naar buiten rennen en links de hoek om gaan. Kort daarop verdwijnt een grijze auto met een witkleurige kentekenplaat uit beeld.
Volkswagen Tiguan
Op 27 juni 2015 om 10.15 uur, kort na de overval op de juwelierszaak, werd een grijze Volkswagen Tiguan met Duits [kenteken] aangetroffen aan de [adres 2] te Sassenheim. Uit forensisch onderzoek bleek dat was getracht om het interieur van deze auto in brand te steken. In de auto werd onder meer een witte handschoen aangetroffen, die werd voorzien van [nummer] en voor bemonstering is overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). [9]
Telefoon – en zendmastgegevens
Naar aanleiding van de DNA-match met de verdachte, werden de bij hem in gebruik genomen telefoonnummers onderzocht, onder meer de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] .
Uit dit onderzoek volgt dat er meermalen telefonisch contact is geweest tussen de verdachte en de medeverdachte, die gebruik maakte van de telefoon met nummer [telefoonnummer 2] . Uit de telefoongegevens kan verder worden afgeleid dat de verdachten op 27 juni 2015 omstreeks 05:22 uur, 05:56 uur, 07:08 uur telefonisch contact met elkaar hebben gehad. [10]
Uit zendmastgegevens volgt voorts dat de telefoon van de verdachte op diezelfde dag vanaf 07:08 uur tot en met 13:17 uur, onder meer de zendmasten op de Slotlaan en Hoofdstraat in Sassenheim heeft aangestraald en dat de telefoon van de medeverdachte tussen 7:59 en 14:45 uur zendmasten in Sassenheim heeft aangestraald. [11]
SporenonderzoekDe in de Volkswagen Tiguan aangetroffen witte handschoen is aan de binnenzijde bemonsterd en voorzien van [nummer] . Het DNA dat is aangetroffen aan de binnenzijde van de handschoen heeft een DNA-mengprofiel opgeleverd dat matcht met het DNA van verdachte. De inclusiekans van het DNA-mengprofiel bedraagt ongeveer 1 op 20 miljoen. [12]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op grond van bovengenoemde, de verklaringen van aangevers, getuigen en de camerabeelden op onderdelen bevestiging vinden in (objectieve) bevindingen in het dossier. Daarbij betrekt de rechtbank dat de getuigenverklaringen, inhoudende dat in de ochtend van 27 juni 2015, op de binnenplaats van de flat aan de [adres 1] te Sassenheim een onbekende man liep, gekleed in een helblauw T-shirt, wordt ondersteund door het in de woning van de medeverdachte in beslag genomen blauwe T-shirt [13] dat bovendien qua kleur en opdruk gelijkenis vertoont met het blauwe shirt van de man die op de beelden van de juwelier, kort voor de overval, door de rechtbank is waargenomen. Daarnaast vindt het vorenstaande ondersteuning in de resultaten van de telefoon- en zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank is verder van oordeel dat de bewijsmiddelen tevens worden ondersteund door de resultaten uit het forensisch sporenonderzoek aan de binnenzijde van de handschoen. [14]
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, niet anders dan tot de conclusie kunnen leiden dat de verdachte het ten laste gelegde feit, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte heeft begaan. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de verdachte ervoor heeft gekozen zich op zijn zwijgrecht te beroepen, zodat hij aldus niets heeft aangevoerd dat de gerede verdenking jegens hem zou kunnen ontzenuwen. Voornoemde feiten en omstandigheden roepen echter om een verklaring van de verdachte. Nu de verdachte nog geen begin van een aannemelijke verklaring heeft willen geven, is de rechtbank van oordeel dat er gevolgen mogen worden verbonden aan het stilzwijgen van de verdachte, in die zin dat dit zwijgen bijdraagt aan de bewijskracht van de hierboven opgesomde bewijsmiddelen.
Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, waaronder het dragen van bivakmutsen, het vorderen van de kassalade en het, blijkens de aangifte van [aangever 2] , richten van een vuurwapen op [aangever 2] , kwalificeert de rechtbank, anders dan de raadsman, het tonen van een vuurwapen, of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, als een bedreiging met geweld.
3.5
Het verzoek van de raadsman tot het horen van getuigen
De raadsman heeft bij pleidooi, zijn schriftelijke verzoek tot het horen van de getuigen
[getuige 4] [getuige 5] en [getuige 6] , d.d. 21 januari 2016, herhaald. De rechtbank wijst deze verzoeken af. Ten aanzien van de verzochte getuigen is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier en hetgeen door de raadsman is aangevoerd, de noodzaak voor het horen van deze getuigen voor enige door de rechtbank in deze rechtens relevant te nemen beslissing niet is gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is, naast het ontbreken van de noodzaak tot het horen van de verzochte getuigen, de verdachte door het afwijzen van het verzoek om deze getuigen te horen ook niet in zijn rechtens te respecteren belangen geschaad.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 27 juni 2015 te Sassenheim, gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen sieraden, toebehorende aan Juwelier [benadeelde] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld bestond uit het
- met bivakmutsen de winkel binnenkomen en
- bedreigen van die [aangever 1] en [aangever 2] met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- daarbij dreigend roepen: "Lade, geldlade, geldlade, geldlade" en
- met hamer
skapot slaan van vitrines.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en 6 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, zo een bewezenverklaring volgt, aan de verdachte een straf wordt opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 27 juni 2015, samen met zijn mededader op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een brute gewapende overval op een juwelier in Sassenheim. Met zijn mededader is verdachte, deels gekleed in camouflagekleding en bedekte gezichten, de juwelier binnen gegaan. Aldaar hebben zij meermalen tegen het aanwezige personeel geschreeuwd: “lade, geldlade”, en heeft één van hen een wapen getoond en dit ook gericht op één van de slachtoffers. Voorts hebben de daders met hamers vitrines kapot hebben geslagen en een grote hoeveelheid sieraden in tassen gestopt. Ondertussen stond een vluchtauto in de directe omgeving van de juwelier klaar, hetgeen getuigt van een professionele en gedegen voorbereiding. Een dergelijke overval is een zeer ernstig feit. Niet alleen hebben de daders een ravage aangericht in de juwelierszaak en de nodige materiële schade veroorzaakt, het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een (gewapende) overval nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Dit geldt te meer wanneer zij zijn bedreigd met een vuurwapen. Daarnaast maakt een dergelijk feit een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, in zijn kennelijke zucht naar geldelijk gewin, niet heeft stil gestaan bij de angst die hij teweeg zou brengen bij de slachtoffers van de overval en hij er blijk van heeft gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Documentatie
De rechtbank houdt er verder in strafverzwarende zin rekening mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juli 2015, in de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan het onderhavige feit meermalen is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten en andersoortige delicten. Bovendien liep de verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit in een proeftijd, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden zich opnieuw aan een strafbaar feit schuldig te maken. Bij de bepaling van de hierna te noemen straf heeft de rechtbank, overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte op 1 juli 2015 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voor overtreding van het bepaalde in artikel 9 van de Wegenverkeerswet en nu opnieuw wordt schuldig verklaard aan een misdrijf op de hierboven genoemde datum gepleegd.
Persoon van de verdachte
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte spelen in de opvatting van de rechtbank maar een beperkte rol, nu een reclasseringsrapport over de persoon van de verdachte ontbreekt en de verdachte geen inzicht heeft gegeven in de wijze waarop hij zijn leven wenst in te richten.
De straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan op het plegen van een ernstig strafbaar feit als het bovengenoemde niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Gelet op het wettelijk strafmaximum gesteld op het bewezenverklaarde feit, de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en alle hiervoor genoemde strafverzwarende en strafverminderende omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de slotsom, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend en geboden is.

7.De vordering van de benadeelde partij

[aangever 1] en [aangever 2] hebben zich beiden als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, met gelijkluidende inhoud en bijlagen, groot € 29.513,97,-.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij, nu blijkens een e-mailbericht ingekomen ten tijde van de terechtzitting van Slachtofferhulp Nederland is gebleken dat de schade reeds door de verzekering is vergoed.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, voor zover de schade van de benadeelde partijen door de verzekering vergoed zou zijn, daarmee de grondslag aan de vorderingen benadeelde partijen is komen te ontvallen. Voor zover de gestelde schade niet door de verzekering is vergoed, heeft de raadsman verzocht om de vorderingen benadeelde partijen gedeeltelijk niet-ontvankelijk te verklaren. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van de in de bijlagen opgegeven ‘25 ringen’ en ‘2 zilveren kettingen’, niet kan worden beoordeeld of de opgegeven hoeveelheden en waarde van deze goederen de daadwerkelijke geleden schade is. Voorts kan ten aanzien van de post ‘inventaris’ niet worden vastgesteld waaruit de geleden schade bestaat en met betrekking tot de posten ‘BBS’ en ‘schoonmaak’, is onduidelijk wie de daadwerkelijke schade heeft geleden en waaruit deze schade bestaat. Voor zover de vorderingen van de benadeelde partijen zien op de posten ‘prestatiebakken’ en ‘novanet’, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, gelet op het verhandelde ter terechtzitting, niet uitgesloten dat de benadeelde partijen de door hen gestelde schade van € 29.513,97,- vergoed hebben gekregen van de verzekeringsmaatschappij. Gelet daarop zal de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
Veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.L. van Lijf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500 2015191919, van de politie eenheid Den Haag (genummerd blz.
2.Proces-verbaal van verhoor van verhoor verdachte inbewaringstelling, op 31 juli 2015 opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , blz. 27-30.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 1] , met bijlagen, p. 288-309.
5.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , blz. 31-34.
6.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , blz. 323-324.
7.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , blz.50-51.
8.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] , blz. 327-328.
9.Proces-verbaal Sporenonderzoek, blz. 1158 – 1178.
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 117-123.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 251-260.
12.Een geschrift, te weten een rapport ‘Resultaten DNA-onderzoek’ van het Nederlands Forensisch Instituut, met bijlage, d.d. 30 juni 2015, opgesteld door ing. J.W.L. Dieltjes, blz. 108-112.
13.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met bijlagen, blz. 493-496.
14.Forensisch dossier, blz. 1293-1294.