ECLI:NL:RBDHA:2016:11854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2016
Publicatiedatum
3 oktober 2016
Zaaknummer
AWB - 16 _ 2667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde G. Grijs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door F.J. Latenstein. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld vanwege bekken- en psychische klachten. Het primaire besluit van 27 augustus 2015, waarin de aanvraag werd geweigerd, werd door het Uwv gehandhaafd in het bestreden besluit van 17 maart 2016. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsarts ten onrechte had geconcludeerd dat haar belastbaarheid was verbeterd en dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres van 1 mei 2007 tot 31 augustus 2013 werkzaam was en na haar ziekmelding een WIA-uitkering heeft aangevraagd. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende gegevens waren om de beperkingen van eiseres vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige b&b op zorgvuldige wijze tot hun conclusies waren gekomen en dat er geen aanleiding was om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Eiseres had geen recht op een WIA-uitkering omdat haar arbeidsongeschiktheid onder de 35% bleef.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/2667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: G. Grijs),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: F.J. Latenstein).

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres per 29 september 2015 in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 17 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De gronden zijn in een later stadium aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2016.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres was van 1 mei 2007 tot 31 augustus 2013 werkzaam als [functie] bij de gemeente Den Haag gedurende 32,35 uur per week. Aan eiseres is vervolgens een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. In 2010 is eiseres bevallen van een dochter. In 2011 en 2012 heeft eiseres twee mislukte zwangerschappen gehad. In 2013 is haar tweede kind, een zoon, geboren.
1.2
Op 1 oktober 2013 heeft eiseres zich vanuit de WW ziek gemeld wegens bekken-klachten en psychische klachten. Zij heeft op 9 juni 2015 een WIA-uitkering aangevraagd. Op 14 juli 2015 heeft een medische beoordeling plaatsgevonden en op 27 augustus 2015 is een arbeidsdeskundig onderzoek uitgevoerd.
1.3
Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd eiseres per 29 september 2015 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij 15,30% - dus minder dan 35% - arbeidson-geschikt wordt geacht.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van mening is dat er geen aanleiding is om af te wijken van het medisch oordeel dat aan het primaire besluit ten grondslag ligt. Voorts is hierin overwogen dat de verzekeringsarts b&b geen redenen ziet om meer beperkingen aan te nemen. Daarnaast houdt het bestreden besluit in dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van mening is dat eiseres niet bij alle door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies aan de gestelde krachten en/of bekwaamheden voldoet, zodat één functie wordt verworpen. Er resteren echter voldoende voor eiseres passende functies. Eiseres is daarom onveranderd minder dan 35% arbeidsongeschikt, aldus verweerder.
3. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts ten onrechte heeft geconcludeerd dat de haar belastbaarheid is verbeterd en dat hij die conclusie ook onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarbij heeft eiseres verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896). Er moeten volgens eiseres dan ook verdergaande beperkingen worden aangenomen, zoals een urenbeperking, onder meer ter preventie van overbelasting. Voorts stelt eiseres dat, in aanvulling op de reeds door de verzekeringsarts gestelde beperkingen, op 14 onderdelen van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) (meer) beperkingen moeten worden aangenomen.
Tot slot voert eiseres aan dat het bezwaar gegrond verklaard had moeten worden, omdat de verzekeringsarts b&b tegemoet is gekomen aan het bezwaar van eiseres en het arbeidsongeschiktheidspercentage in bezwaar is gewijzigd.
4. De rechtbank overweegt ten aanzien van de laatste beroepsgrond het volgende. Aangezien de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres van 15,3 naar 24,74 niet leidt tot een indeling in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het bezwaar gegrond verklaard had moeten worden. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
5.1
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres op 14 juli 2015 is gezien op het spreekuur van verzekeringsarts W.F. Groen. Deze verzekeringsarts heeft blijkens zijn rapport van dezelfde datum op basis van de lichamelijke en psychische onderzoeksbevindingen, het klachtenverhaal en dagverhaal de diagnose bekkenklachten na zwangerschap, chronische aspecifieke rugpijn en overige aanpassingsstoornissen gesteld. Deze arts heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden als gevolg van één van de uitzonderingscategorieën conform het schattingsbesluit. Voorts heeft de verzekeringsarts medische informatie ontvangen van de huisarts van eiseres. De benutbare mogelijkheden van eiseres heeft de verzekeringsarts in een FML neergelegd, die vanaf 14 juli 2015 geldig is. Hierin zijn beperkingen opgenomen in het locomotoire, energetische en psychische vlak. Eiseres is aangewezen op fysiek lichte, niet stresserende werkzaamheden, waarbij er voldoende mogelijkheid tot vertreden moet zijn, zonder conflicthantering en zonder leidinggevende taken.
Vervolgens is eiseres in het kader van de bezwaarprocedure op 5 februari 2016 gezien door verzekeringsarts b&b L. ten Hove. Blijkens het rapport van verzekeringsarts dr. A.L. Mathoera van 14 april 2016 is deze arts op basis van dossierstudie, de bezwaargronden en het verslag van de hoorzitting tot de conclusie gekomen dat er geen argumenten zijn om van het oordeel van de primaire verzekeringsarts af te wijken. Een urenbeperking is volgens deze verzekeringsarts b&b niet geïndiceerd, omdat eiseres niet aan de daarvoor geldende criteria voldoet zoals die zijn gesteld in de richtlijn Duurbelastbaarheid in Arbeid van 14 januari 2015.
5.2
Uit de onderzoeken van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende gegevens naar voren gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent de voor eiseres geldende beperkingen te kunnen komen.
Daarbij wordt van belang geacht dat eiseres door de verzekeringsarts zowel lichamelijk als psychisch is onderzocht en op de hoorzitting is gezien door de verzekeringsarts b&b. Daarnaast heeft de verzekeringsarts de beschikking gehad over medische informatie van de huisarts van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank waren er dan ook voldoende medische gegevens voorhanden die een juist beeld geven van de medische problematiek en de functionele mogelijkheden van eiseres. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om het onderzoek van de verzekeringsartsen onzorgvuldig of ondeugdelijk te achten.
5.3
De rechtbank heeft met betrekking tot de uitkomst van deze medische beoordeling geen redenen gevonden voor het oordeel dat de beperkingen van eiseres zijn onderschat.
Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres geen medische stukken in geding heeft gebracht die aanleiding geven aan de conclusies van de rapporten van de verzekeringsartsen te twijfelen. Voor een urenbeperking op energetische gronden is dan ook geen onderbouwing.
5.4
Nu gelet op het voorgaande geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de belastbaarheid van eiseres ten tijde van de datum in geding op onjuiste wijze in de FML is vastgelegd, is het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op een deugdelijke medische grondslag gebaseerd.
5.5
Het beroep dat eiseres heeft gedaan op de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009 over duurzame volledige arbeidsongeschiktheid kan niet slagen, reeds omdat volledige arbeidsongeschiktheid in geval van eiseres niet aan de orde is.
6.1
Eiseres voert vervolgens ten aanzien van de geselecteerde functies aan dat onvoldoende is gemotiveerd waarom deze voor haar geschikt zouden zijn. Voorts acht eiseres de geduide functies ongeschikt, omdat in het merendeel daarvan de werkzaamheden voornamelijk zittend moeten worden uitgevoerd.
6.2
De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige M.P. van der Linden blijkens zijn rapport van 27 augustus 2015 aan de hand van de door de verzekeringsarts opgestelde FML de functies boekhouder, loonadministrateur (beginnend) (sbc-code 315040), wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050) en productiemedewerker (sbc-code 111180) heeft geduid. Volgens de arbeidsdeskundige is eiseres ongeschikt voor haar eigen werk en blijkt zij met de geselecteerde functies in staat een inkomen te verdienen in gangbare arbeid dat 15,30% minder is dan haar maatmanloon. Als reserve zijn de functies magazijnmedewerker (sbc-code 3150202) en machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (sbc-code 271093) geduid.
Arbeidsdeskundige b&b J. de Bondt heeft in zijn rapport van 16 maart 2016 geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de conclusie van de primaire arbeids-deskundige en dat de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies - op de functie boekhouder, loonadministrateur (beginnend) na - nog steeds geschikt zijn voor eiseres. Op basis hiervan is de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport tot de conclusie gekomen dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 24,74% bedraagt.
6.3
Met betrekking tot de beroepsgrond dat de geduide functies ongeschikt zijn omdat in het merendeel ervan de werkzaamheden voornamelijk zittend moeten worden uitgevoerd, merkt de rechtbank op dat zich in de geselecteerde functies blijkens het resultaat functiebeoordeling - voor zover zitten gedurende enige tijd aaneengesloten hierbij al aan de orde is - zich geen overschrijdingen van de belastbaarheid op het onderdeel zitten voordoen. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
6.4
Ter zitting is namens eiseres naar voren gebracht dat zij niet geschikt is voor de functie magazijnmedewerker, omdat zij daarvoor over een groot rijbewijs moet beschikken, dat zij niet heeft. Zij wijst er in dat kader op dat in het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 16 maart 2016 met betrekking tot deze functie vermeld staat dat niet met een laadschop hoeft te worden gereden, maar in de functieomschrijving van die functie, gedingstuk B37.29, staat dat zij wél moet rijden met een laadschop, aldus eiseres.
6.5
De rechtbank stelt vast dat in de omschrijving van de functie magazijnmedewerker is vermeld dat wordt gereden met een vrachtwagen of laadschop voor het afvoeren van afvalstromen. Aangezien in plaats van met een vrachtwagen ook met een laadschop kan worden gereden en voor het rijden met een laadschop geen groot rijbewijs wordt geëist, kan het standpunt van eiseres niet worden gevolgd.
Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de functieomschrijving en het resultaat functiebeoordeling niet dat met een laadschop over een oneffen terrein wordt gereden, zodat niet kan worden gezegd dat eiseres – zoals aangevoerd – door die werkzaamheden per definitie aan ongewenste trillingen zou worden blootgesteld.
6.6
Ook is de functie magazijnmedewerker naar de mening van eiseres ongeschikt, omdat moet worden gelopen op oneffen terrein. Daarbij heeft zij verwezen naar gedingstuk B37.30.
6.7
De rechtbank stelt vast dat er blijkens de FML geen beperking voor eiseres geldt ten aanzien van lopen op oneffen en modderig terrein, zodat geen sprake kan zijn van een overschrijding van haar belastbaarheid op dat aspect.
6.8
Voorts voert eiseres aan dat blijkens het resultaat functiebeoordeling in de functie productiemedewerker industrie, gedingstuk B37.23, in 2 tot 60 minuten circa 20 tot 500 componenten zeer zorgvuldig op de bestemde plaats moeten worden geplaatst en dat 60 tot 70 printplaten per dag met een hoge complexiteit moeten worden verwerkt. Deze punten zijn volgens eiseres in strijd met de beperking dat zij geen grote verantwoordelijkheid aankan ten aanzien van werk.
6.9
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de verantwoordelijkheid bij de productiemedewerker industrie van een geheel andere orde is dan bij de functie boekhouder, omdat men bij de functie productiemedewerker in tegenstelling tot de functie boekhouder niet de verantwoording heeft over financiële gegevens en er ook niet hoeft te worden omgegaan met financiële informatie. De productiemedewerker voert routinematige werkzaamheden uit, waarbij bij twijfel kan worden teruggevallen op het kwaliteitsnormenhandboek of de groepsleider. Dat eiseres geen enkele verantwoordelijkheid - van welke orde dan ook - zou kunnen dragen, is door haar overigens ook niet verder onderbouwd.
6.1
Gelet hierop en uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen, ziet de rechtbank geen reden de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige b&b heeft blijkens onderdeel C van zijn rapport van 16 maart 2016 op deugdelijke wijze gemotiveerd waarom de functies de grenzen van de vastgestelde belastbaarheid niet overschrijden.
7. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op juiste gronden op het standpunt heeft gesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 29 september 2015 24,74% - dus minder dan 35% - bedraagt, zodat zij per die datum geen recht heeft op een WIA-uitkering.
8. Het beroep is dan ook ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meessen, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.