ECLI:NL:RBDHA:2016:11854
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde G. Grijs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door F.J. Latenstein. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld vanwege bekken- en psychische klachten. Het primaire besluit van 27 augustus 2015, waarin de aanvraag werd geweigerd, werd door het Uwv gehandhaafd in het bestreden besluit van 17 maart 2016. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsarts ten onrechte had geconcludeerd dat haar belastbaarheid was verbeterd en dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres van 1 mei 2007 tot 31 augustus 2013 werkzaam was en na haar ziekmelding een WIA-uitkering heeft aangevraagd. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende gegevens waren om de beperkingen van eiseres vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige b&b op zorgvuldige wijze tot hun conclusies waren gekomen en dat er geen aanleiding was om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Eiseres had geen recht op een WIA-uitkering omdat haar arbeidsongeschiktheid onder de 35% bleef.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.