ECLI:NL:RBDHA:2016:1183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2016
Publicatiedatum
9 februari 2016
Zaaknummer
09/857425-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval op juwelierszaak in Sassenheim met aanzienlijke schade

Op 9 februari 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een juwelierszaak in Sassenheim op 27 juni 2015. De verdachte, geboren in 1963 en thans gedetineerd, werd samen met een medeverdachte beschuldigd van het binnenkomen van de winkel met bivakmutsen, het bedreigen van de aanwezige eigenaren met een vuurwapen en het inslaan van vitrines met hamers. Tijdens de overval werd voor ongeveer € 25.000 aan sieraden gestolen. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden, forensisch bewijs en historische telefoongegevens vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen en heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, rekening houdend met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade al door de verzekering was vergoed.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/857425-15
Datum uitspraak: 9 februari 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “PI Haaglanden” te Zoetermeer.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 30 oktober 2015 (pro forma) en 26 januari 2016 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.J.P. Coenen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 26 januari 2016 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2015 te [plaats 1] , gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met bivakmutsen op de winkel binnenkomen en/of
- bedreigen van die [aangever 1] en/of [aangever 2] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- daarbij (dreigend) roepen: "Lade, geldlade, geldlade, geldlade" en/of
- met een hamer kapot slaan van de vitrines;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdenking komt er kort gezegd op neer dat de verdachte zich op 27 juni 2015 samen met zijn mededader schuldig heeft gemaakt aan een overval in juwelierszaak [benadeelde] te [plaats 1] . Eén van de daders heeft daarbij de aanwezige eigenaren van deze zaak,
[aangever 1] en [aangever 2] , bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Door beide daders werden diverse vitrines in de juwelier ingeslagen en meerdere sieraden meegenomen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir – onder meer onder verwijzing naar de (beveiligings)camerabeelden van de juwelierszaak op 27 juni 2015 voorafgaand en tijde van de overval, het onder de verdachte in beslag genomen blauwe T-shirt, het aangetroffen DNA-mengprofiel op de hamer alsook de telefoon-en zendmastgegevens van de telefoons van de verdachte en diens medeverdachte – gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd hetgeen is neergelegd in zijn pleitnotities. Kort en zakelijk weergegeven komt dat op het volgende neer.
Het dossier bevat geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte op 27 juni 2015 één van de personen is geweest die de overval op juwelierszaak [benadeelde] hebben gepleegd. Uit de camerabeelden van de juwelierszaak zou volgens het openbaar ministerie volgen dat de verdachte op 27 juni 2015 om 08.32 uur een voorverkenning heeft verricht, maar de gelijkenis met de persoon in beeld is onvoldoende specifiek om aan te nemen dat dit dezelfde persoon zou zijn als de persoon met bivakmuts op de camerabeelden van 09:53:05 uur. Voorts kan niet worden vastgesteld of de verdachte of [medeverdachte] of een derde persoon de donor is van het DNA-mengprofiel op de hamer, zodat dit mengprofiel elke bewijskracht mist. Voor het overige zijn van de verdachte geen DNA- sporen aangetroffen. Het aanstralen van de telefoon van verdachte in [plaats 2] is onvoldoende om verdachte te kunnen koppelen aan de auto. Ook het aantreffen van een handschoen met DNA sporen van de medeverdachte in die auto is daartoe onvoldoende. Daarnaast kan uit de historische gegevens van de telefoon van de verdachte enkel worden afgeleid dat hij zich op het tijdstip van de overval in een straal van ca. 1000 meter van de juwelierszaak heeft bevonden, niet dat hij toen daadwerkelijk in de juwelierszaak is geweest. Uit de getuigenverklaringen met betrekking tot de gebeurtenissen kort vóór en na de overval kunnen evenmin conclusies worden getrokken ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte. Voorts geldt dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen en omdat deze door de verdediging niet zijn betwist als vaststaand worden aangemerkt en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat op
27 juni 2015 om 09:53 uur een gewapende overval heeft plaatsgevonden op juwelierszaak [benadeelde] aan de [adres 2] te [plaats 1] . Hiervan hebben de eigenaren van deze zaak, [aangever 1] en [aangever 2] , aangifte gedaan. De overval vond plaats kort nadat de juwelierszaak die ochtend werd geopend en op een moment dat er geen klanten in de winkel aanwezig waren. Om 09.53 uur renden twee personen de zaak binnen, beiden gekleed in donkere camouflage(boven)kleding en een donkere bivakmuts, waarbij alleen de ogen zichtbaar waren. Eén van de daders rende meteen naar de vitrines en sloeg met een hamer vitrines in, waarop meerdere sieraden in een big shopper tas, bevestigd aan het bovenlichaam, werden gestopt. De tweede dader rende gelijk naar de achterzijde van de zaak, waar de aangevers zich bevonden. De aangevers, die zich op dat moment in de werkruimte van de juwelierszaak bevonden, hebben daarop onverwijld de tussendeur die het winkelgedeelte van de werkruimte afscheidt, gesloten. In de tussendeur zit een klein raam, voorzien van glas en van achter dit raam hebben aangevers de overval kunnen waarnemen. [aangever 2] zag door dit raampje dat één van de daders een pistool op hem richtte en hoorde dat hij, in accentloos Nederlands, meermalen “kassalade” of soortgelijke woorden riep. Vervolgens sloeg ook deze dader met een hamer vitrines in en werden wederom sieraden in een big shopper tas gestopt, eveneens bevestigd aan het bovenlichaam, en meegenomen. De overval heeft ongeveer 45 seconden geduurd. Nadien is in één van de vitrines van de juwelierszaak een hamer aangetroffen. Kort na de overval reed een personenauto, voorzien van witte kentekenplaten, vanuit de steeg naast de juwelier met hoge snelheid de straat uit. Op diezelfde dag, omstreeks 10.15 uur, werd nabij de juwelierszaak, op een parkeerplaats behorende bij de flat aan de [adres 3] te [plaats 1] , een grijze Volkswagen Tiguan aangetroffen, waarvan was geprobeerd om de binnenzijde in brand te steken. Deze auto was voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] .
Nu de verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of hij één van de daders is van de gewapende overval in de juwelierszaak in [plaats 1] . Bij de beantwoording van die vraag betrekt de rechtbank de navolgende verklaringen en bevindingen in het dossier.
3.4.2
Verklaringen en bevindingen in het dossier
Aangifte van [aangever 1]
Eén van de eigenaars van de juwelierszaak, [aangever 1] (hierna: [aangever 1] of aangeefster), heeft in haar aangifte verklaard dat zij op 27 juni 2015, kort nadat de winkel was geopend, op een gegeven moment een hoop herrie, van het breken van glas, hoorde. [2] Zij bevond zich op dat moment in de werkruimte, aan de achterzijde van de winkel. Tevens zag zij dat een persoon (hierna: persoon 1) direct na binnenkomst bij de tussendeur, de deur die de werkplaats van de winkelruimte afscheidt, verscheen waarop de mede-eigenaar [aangever 2] , deze deur afsloot. [aangever 1] hoorde dat persoon 1 meermalen zei dat de deur moest worden geopend, teneinde de kassa te openen. Tevens heeft [aangever 1] verklaard dat zij zag dat persoon 1 iets zwarts in zijn rechterhand had. Na de overval lagen er drie vitrines in puin. Eén vitrine lag vol met goud, de tweede had goud, briljant en zilver liggen en in de derde vitrine lag zilver. Daarnaast heeft [aangever 1] verklaard dat bij de vitrine een klauwhamer lag en dat zij, kort nadat beide personen de winkel verlieten, een grijze auto met een bloedvaart langs zag rijden. Op 21 juli 2015 heeft [aangever 1] aanvullend verklaard dat de totale schade om en nabij € 25.000,- bedraagt. [3]
Aangifte van [aangever 2]
De mede-eigenaar van juwelier [benadeelde] , [aangever 2] (hierna: [aangever 2] of aangever), heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 27 juni 2015 in het werk c.q. kantoorgedeelte van zijn zaak aanwezig was. [4] Toen [aangever 1] vanuit de winkelruimte deze ruimte binnen liep, hoorde hij tegelijkertijd iemand roepen: “lade, geldlade”. [aangever 2] zag toen een persoon (hierna: persoon 1) aan komen, die een zwarte bivakmuts droeg met daarin één groot gat voor de ogen. In zijn rechterhand had hij een klein handvuurwapen en hij bleef roepen: “geldlade, geldlade”. [aangever 2] duwde daarop de deur met kracht dicht en gaf persoon 1 daarbij een duw uit de deuropening. Toen de deur in het slot was gevallen riep persoon 1 tegen [aangever 2] dat hij de deur moest openen, waarbij hij de deur probeerde te openen. Door het ruitje van de deur zag [aangever 2] dat persoon 1 het pistool op hem had gericht en hoorde dat hij wederom tegen hem riep dat hij de deur moest openen. Vervolgens liep persoon 1 terug de winkelruimte in, waarop [aangever 2] een aantal klappen hoorde, gevolgd door glasgerinkel. Toen zag [aangever 2] dat een andere persoon (persoon 2) de vitrines met een hamer insloeg. Na afloop van de overval, zag hij dat in één van de vitrines een hamer was achtergebleven. Met betrekking tot de vluchtauto heeft [aangever 2] verklaard dat deze grijs van kleur was, voorzien van een wit kentekenplaat.
Getuige [getuige 3]
heeft verklaard dat hij op 27 juni 2015 omstreeks 10.00 uur, toen hij van vanaf zijn flatwoning aan de [adres 2] te [plaats 1] naar beneden keek, op de binnenplaats een voor hem onbekende man liep die een helblauw T-shirt droeg. [5]
Getuige [getuige 4]
heeft verklaard dat hij op 27 juni 2015 tussen 09.15 uur en 09.45 uur in de steeg naast juwelier [benadeelde] een hem onbekende man op de binnenplaats zag lopen. [6] Deze man droeg een felblauw dan wel korenblauw T-shirt met korte mouwen.
Getuige [getuige 5]
heeft verklaard dat hij op 27 juni 2015 omstreeks 09.55 uur een auto in de steeg naast de juwelier zag staan, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] . [7] Vervolgens zag hij dat twee personen met bivakmutsen uit die auto stapten. Eén van de personen had een zwart vuurwapen in zijn hand.
Camerabeelden
Ter terechtzitting van 26 januari 2016 heeft de rechtbank de camerabeelden, afkomstig van de juwelierszaak [benadeelde] bekeken. In het bijzonder heeft de rechtbank op de beelden het volgende waargenomen:
Het eerste beeld, eveneens gerelateerd in een proces-verbaal van bevindingen [8] , is afkomstig van de camera boven de ingang en gericht op de entree van de juwelier. Daarop is te zien dat op 27 juni 2015 tussen 08.32 en 08.39 uur een man, gekleed in een blauw T-shirt met opdruk, blauwe spijkerbroek en werk/wandelschoenen, voorbij loopt en uit beeld verdwijnt. Vervolgens loopt de man terug en blijft hij even voor de juwelierswinkel staan, waarbij hij met zijn vinger aan zijn neus zit. Vervolgens loopt de man door en verdwijnt uit beeld.
Tevens zijn ter terechtzitting de beelden, afkomstig van de camera boven de kassa en gericht op de ingang van de winkel, vertoond. Onder in beeld is aangeefster te zien. Vervolgens komen twee personen de winkel binnen, beiden dragen een zwarte bivakmuts, camouflage(boven)kleding en lichtkleurige handschoenen. Eén persoon loopt gelijk in de richting van de vitrines bij de kassa en slaat met een hamer de vitrines in. De andere persoon, met een wit petje en gekleed in een blauwe spijkerbroek en werk/wandelschoenen, heeft een zwart voorwerp, gelijkend op een vuurwapen, in zijn hand en hij loopt naar de deur aan de achterzijde van het pand. Vervolgens slaan beide personen vitrines in en stoppen de spullen uit die vitrines in de big shopper tassen die aan de voorzijde van hun lichaam zijn bevestigd. Daarop verlaten beide personen de winkel.
Ten slotte zijn ter terechtzitting de beelden, afkomstig van de camera boven de kassa en gericht op de ingang van de juwelierswinkel vertoont. Op deze beelden is te zien dat aangeefster naar achteren loopt. Dan komen twee personen de winkel binnen en de persoon met het witte petje rent naar de deur die de winkelruimte scheidt van de werkruimte en probeert die ruimte binnen te komen. Nadat de persoon met het witte petje een moment heeft geaarzeld, slaan beide personen vitrines in, pakken daaruit sieraden die in de big shopper tassen worden gestopt. Beiden verlaten daarop het pand. Blijkens de beelden afkomstig van de camera buiten de juwelierswinkel is te zien dat beide personen snel naar buiten rennen en links de hoek om gaan. Kort daarop verdwijnt een grijze auto uit beeld.
Ten aanzien van de beelden is nog het volgende op te merken. Op de beelden gemaakt tussen 08.32 en 08.39 uur is, in vergelijking met de latere beelden gemaakt tijdens de overval (zoals ook blijkt uit terzake door de politie aan het dossier toegevoegde zgn. stills) een treffende gelijkenis waar te nemen tussen door een van de verdachten gedragen werk/wandelschoenen.
Volkswagen Tiguan
Op 27 juni 2015 om 10.15 uur, kort na de overval op de juwelierszaak, werd een grijze Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken] aangetroffen aan de [adres 3] te [plaats 1] . Uit forensisch onderzoek bleek dat was getracht om het interieur van deze auto in brand te steken. In de auto werd onder meer een witte handschoen aangetroffen, die werd voorzien van SIN AAFZ1859NL en voor bemonstering is overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). [9]
Telefoon- en zendmastgegevens
Naar aanleiding van de DNA-match met de medeverdachte, werden de bij hem in gebruik zijnde telefoonnummers onderzocht en daaruit volgde dat er meermalen telefonisch contact is geweest tussen verdachte en medeverdachte, waarbij de verdachte gebruik heeft gemaakt van de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] . [10] Uit de telefoon gegevens kan worden afgeleid dat de verdachte, als gebruiker van eerder genoemd telefoonnummer, op 27 juni 2015 omstreeks 05:22 uur, 05:56 uur, 07:08 uur telefonisch contact heeft gehad met de gebruiker van de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] en telefoonnummer [telefoonnummer 2] , in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte] . [11] Uit zendmastgegevens volgt voorts dat de telefoon van de verdachte op 27 juni 2015 van 05:22 uur tot 06:50 uur zendmasten in de omgeving van de [locatie 1] en de [locatie 2] te [plaats 3] heeft aangestraald. [12] Daarna straalde de telefoon van de verdachte tussen 7:59 en 14:45 uur zendmasten in [plaats 1] aan, waarbij om 09:23 uur en gedurende de tijdsperiode van 10:04 uur en 14:45 uur veelvuldig de zendmast aan de [adres 3] in [plaats 1] werd aangestraald. Daarnaast kan uit de zendmastgegevens worden afgeleid dat de telefoon van de medeverdachte, met eerdergenoemd nummer, vanaf 07:08 uur tot en met 13:17 uur, ook de zendmast op de [locatie 3] in [plaats 1] heeft aangestraald.
SporenonderzoekVan de in één van de vitrines van de juwelierszaak achter gebleven steigerhamer is het handvat bemonsterd en voorzien van SIN AAIQ5685NL#01. [13] Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat dit een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen oplevert, waaronder de verdachte, de medeverdachte en minimaal één onbekende persoon. Een statistische berekening is niet gegeven. [14]
De in de Volkswagen Tiguan aangetroffen witte handschoen is aan de binnenzijde bemonsterd en voorzien van SINAAFZ1859NL#01. Het DNA dat is aangetroffen aan de binnenzijde van de handschoen heeft een DNA-mengprofiel opgeleverd dat matcht met het DNA van medeverdachte [medeverdachte] . De inclusiekans van het DNA-mengprofiel bedraagt ongeveer 1 op 20 miljoen. [15]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op grond van bovengenoemde, de verklaringen van aangevers, getuigen en de camerabeelden op onderdelen bevestiging vinden in (objectieve) bevindingen in het dossier. Daarbij betrekt de rechtbank dat de getuigenverklaringen, inhoudende dat in de ochtend van 27 juni 2015, op de binnenplaats van de flat aan de [adres 2] te [plaats 1] een onbekende man liep, gekleed in een helblauw T-shirt, wordt ondersteund door het in de woning van de verdachte in beslag genomen blauwe T-shirt [16] dat bovendien qua kleur en opdruk gelijkenis vertoont met het blauwe shirt van de man die op de beelden van de juwelier, kort voor de overval, door de rechtbank is waargenomen. Deze man vertoont een treffende gelijkenis met de verdachte. Hetzelfde geldt voor door de verdachte voor de overval gedragen schoenen vergeleken met beelden gemaakt tijdens de overval. Daarnaast vindt het vorenstaande ondersteuning in de resultaten van de telefoon- en zendmastgegevens van de telefoon van de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank is verder van oordeel dat de bewijsmiddelen tevens worden ondersteund door het forensisch sporenonderzoek aan het handvat van de hamer en de binnenzijde van de handschoen. [17] Weliswaar gaat het ten aanzien van het onderzoek aan de hamer om een DNA-mengprofiel, waarbij geen statistische berekening kon worden gegeven, maar dat neemt niet weg dat beide sporen, sporen betreffen die zijn gevonden op een specifieke plaats die op het gebruik van deze voorwerpen duiden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, niet anders dan tot de conclusie kunnen leiden dat de verdachte het ten laste gelegde feit, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte heeft begaan. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de verdachte ervoor heeft gekozen zich steeds op zijn zwijgrecht te beroepen, zodat hij aldus niets heeft aangevoerd dat de gerede verdenking jegens hem zou kunnen ontzenuwen. Voornoemde feiten en omstandigheden roepen echter om een verklaring van de verdachte. Nu de verdachte nog geen begin van een aannemelijke verklaring heeft willen geven, is de rechtbank van oordeel dat er gevolgen mogen worden verbonden aan het stilzwijgen van de verdachte, in die zin dat dit zwijgen bijdraagt aan de bewijskracht van de hierboven opgesomde bewijsmiddelen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 27 juni 2015 te [plaats 1] , gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen sieraden, toebehorende aan Juwelier [benadeelde] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever 1] en [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk bedreiging met geweld bestond uit het
- met bivakmutsen op de winkel binnenkomen en
- bedreigen van die [aangever 1] en [aangever 2] met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- daarbij dreigend roepen: "Lade, geldlade, geldlade, geldlade" en
- met hamer
skapot slaan van de vitrines.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is geen strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft wel naar voren gebracht dat de verdachte jarenlang in een TBS kliniek heeft verbleven en dat hij eerder is veroordeeld. De rechtbank in Amsterdam heeft op 3 februari 2015 de terbeschikkingstelling van verdachte omgezet in een TBS met voorwaarden, voor de duur van twee jaar in welk kader hij sinds 3 maart 2015 in ‘Exodus’ te Amsterdam verbleef. Bij vrijspraak zal de TBS met voorwaarden worden hervat. Indien in de onderhavige zaak een veroordeling volgt, zal de TBS worden omgezet in een TBS met dwangverpleging, aldus de raadsman.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 27 juni 2015, tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de TBS, op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een juwelier in [plaats 1] , tezamen met zijn medeverdachte. Met zijn mededader is verdachte, deels gekleed in camouflagekleding en bedekte gezichten, de juwelier binnen gegaan. Aldaar hebben zij meermalen tegen aangevers geschreeuwd: “lade, geldlade”, heeft één van hen een wapen getoond en dit ook gericht op één van de slachtoffers. Voorts hebben de daders met hamers vitrines kapot geslagen en een grote hoeveelheid sieraden in tassen gestopt. Ondertussen stond een vluchtauto in de directe omgeving van de juwelier klaar, hetgeen getuigt van een professionele en gedegen voorbereiding. Een dergelijke overval is een zeer ernstig feit. Niet alleen hebben de daders een ravage aangericht in de juwelierszaak en de nodige materiële schade veroorzaakt, het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een (gewapende) overval nog gedurende langere tijd lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Dit geldt te meer wanneer zij zijn bedreigd met een vuurwapen. Daarnaast maakt een dergelijk feit een ernstige inbreuk op de rechtsorde en nemen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hierdoor toe. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij niet stil heeft gestaan bij de angst die bij de slachtoffers van de overval teweeg is gebracht en hij er voorts blijk van heeft gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Documentatie
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 juni 2015 is de verdachte, weliswaar in een ver verleden, veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten, waaronder op 25 februari 1986 voor zedendelicten. Daarvoor is destijds onder meer de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast met de verpleging van overheidswege. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden om nadien opnieuw strafbare feiten te plegen, waaronder de onderhavige overval.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het voorgeleidingsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 30 juli 2015;
  • het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 28 oktober 2015;
  • het Pro Justitia (weiger) rapport psychologisch onderzoek d.d. 19 oktober 2015, opgesteld door dr. R.A.R. Bullens (klinisch psycholoog);
  • het Pro Justitia (weiger) rapport psychiatrisch onderzoek d.d. 5 oktober 2015, opgesteld door drs. T.V. van Lent (psychiater).
Over de persoon van de verdachte hebben Bullens en Van Lent geen, respectievelijk psychologische en psychiatrische rapportages, kunnen opstellen, omdat de verdachte heeft geweigerd zijn medewerking daaraan te verlenen. Op 30 oktober 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie strekkende tot opname van de verdachte in het Pieter Baan Centrum afgewezen, omdat de verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan de opname in het PBC en de rechtbank geen toegevoegde waarde zag om de verdachte, zo kort na zijn vorige opname wederom in het PBC te plaatsen. Evenwel komt uit het reclasseringsadvies van 28 oktober 2015, waaraan de verdachte evenmin zijn medewerking heeft verleend, het volgende beeld omtrent de persoon van de verdachte naar voren.
Hoewel de verdachte in 1986 is veroordeeld tot een gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging, ter zake van zedendelicten, is hij nadien regelmatig met politie en justitie in aanraking gekomen ter zake van vermogensdelicten en geweldsdelicten. Zo heeft hij zich meermalen aan detentie en de TBS maatregel onttrokken en zich tijdens die onttrekkingen schuldig gemaakt aan geweldsdelicten. De rechtbank te Amsterdam heeft op 3 februari 2015 de termijn van de terbeschikkingstelling van de verdachte verlengd en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zou verblijven bij Stichting Exodus te Amsterdam. In dat kader is de verdachte sinds 3 maart 2015 aldaar geplaatst. Voorts volgt uit het reclasseringsrapport dat blijkens informatie van het PBC rapport d.d. 31 december 2012, de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis is geworteld in de effectieve verwaarlozing en de daarmee samenhangende hechtingsproblemen in zijn jeugd. Volgens de rapporteurs komt deze stoornis tot uiting in een lange geschiedenis van antisociale gedragingen en een patroon van disfunctioneren op belangrijke leefgebieden en persoonlijkheidsaspecten, zoals een gebrekkige empathie, gewetensfunctie en een sterke gerichtheid op eigen behoefte. Daarnaast heeft de verdachte, die functioneert op het niveau van een zwakbegaafde, onvoldoende sociale vaardigheden om te kunnen functioneren in de maatschappij. Zo kan de verdachte zich moeilijk verplaatsen in het gevoel een ander, is hij ongeduldig in het contact met anderen en denkt hij niet goed na over de gevolgen van de strafbare feiten voor zichzelf en voor zijn omgeving. Daarnaast heeft de verdachte onvoldoende probleembesef, overschat hij zichzelf en maakt hij keuzes die hem in de problemen brengen. Tot slot komt uit dit reclasseringsrapport naar voren dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, gezien de delictgeschiedenis van verdachte. Hoewel het PBC in 2012 concludeerde dat het risico op herhaling van seksueel gewelddadig gedrag binnen de context van de TBS laag was, was evenwel sprake van een verhoogd risico op herhaling van geweldsdelicten in het algemeen gelet op de historische factoren en de antisociale stoornis van de verdachte.
De straf
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte geen inzicht heeft kunnen of willen geven in zijn handelen. Naar het oordeel van de rechtbank kan op het plegen van een ernstig strafbaar feit als het bovengenoemde niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Dit geldt temeer nu dit feit heeft plaatsgevonden kort nadat verdachte in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van zijn TBS, voorwaardelijk was geplaatst bij Stichting Exodus in Amsterdam. In het gegeven dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor een strafbaar feit, wordt echter voldoende aanleiding gevonden om neerwaarts af te wijken van de strafeis.
Gelet op het wettelijk strafmaximum gesteld op het bewezenverklaarde feit, de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en alle hiervoor genoemde strafverzwarende en strafverminderende omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de slotsom, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend en geboden is.

7.De vordering van de benadeelde partij

[aangever 1] en [aangever 2] hebben zich beiden als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, met gelijkluidende inhoud en bijlagen, groot € 29.513,97,-.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij, nu blijkens een e-mailbericht van Slachtofferhulp Nederland ten tijde van de terechtzitting is gebleken dat de schade reeds door de verzekering is vergoed.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, met verwijzing naar de mededeling van de officier van justitie dienaangaande, verzocht om de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Voor het overige heeft de raadsman verzocht om de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, gelet op het verhandelde ter terechtzitting, niet uitgesloten dat de benadeelde partijen de door hen gestelde schade van € 29.513,97,- vergoed hebben gekregen van de verzekeringsmaatschappij. Gelet daarop zal de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren.

8.Het toepasselijke wetsartikel

De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Milius, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.L. van Lijf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500 2015191919, van de politie eenheid Den Haag (genummerd blz. 1 t/m 190) met bijlagen: het algemeen dossier (genummerd blz. 194-440), het beslagdossier (genummerd blz. 441-569) en het forensisch dossier (genummerd blz. 1156-1366).
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , blz. 27-30.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 1] , met bijlagen, p. 288-309.
4.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , blz. 31-34.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , blz. 323-324.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , blz.50-51.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] , blz. 327-328.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 132-137.
9.Proces-verbaal Sporenonderzoek, blz. 1158 – 1178.
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 129-131.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 117-123.
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 251-260.
13.Proces-verbaal Sporenonderzoek, blz. 1158 – 1178.
14.Een geschrift, te weten een rapport ‘Resultaten DNA-onderzoek’ van het Nederlands Forensisch Instituut, met bijlage, d.d. 28 augustus 2015, opgesteld door ing. J.W.L. Dieltjes, blz. 1293-1295.
15.Een geschrift, te weten een rapport ‘Resultaten DNA-onderzoek’ van het Nederlands Forensisch Instituut, met bijlage, d.d. 30 juni 2015, opgesteld door ing. J.W.L. Dieltjes, blz. 108-112.
16.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met bijlagen, blz. 493-496.
17.Forensisch dossier, blz. 1293-1294.