Op 3 oktober 2016 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechters in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was ingediend door de verzoeker, die thans gedetineerd is, en werd ondersteund door zijn raadsvrouw, mr. E.G. Al. De verzoeker stelde dat mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter van de meervoudige strafkamer, vooringenomen was, omdat hij eerder als voorzitter had gefungeerd in de strafzaken van twee medeverdachten van verzoeker. De verzoeker vreesde dat de eerdere vonnissen, waarin al een oordeel was geveld over de betrokkenheid van de medeverdachten, de onpartijdigheid van de rechters in zijn eigen zaak zouden beïnvloeden.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 19 september 2016, waarbij de verzoeker en zijn raadsvrouw aanwezig waren, evenals de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf. De gewraakte rechters, mr. van Rens, mr. M.A.J. van de Kar en mr. A.M. Boogers, waren niet ter zitting verschenen. De wrakingskamer overwoog dat de schijn van vooringenomenheid was gewekt door de formuleringen in de eerdere vonnissen, die de indruk wekten dat de feiten in de strafzaak van verzoeker al vaststonden.
De wrakingskamer besloot het verzoek tot wraking van mr. van Rens toe te wijzen, terwijl het verzoek tegen de andere rechters werd afgewezen. De beslissing hield in dat het onderzoek in de hoofdzaak opnieuw zou worden hervat door een andere voorzitter van de meervoudige strafkamer. Deze uitspraak benadrukt het belang van de schijn van onpartijdigheid in het rechtssysteem en de noodzaak voor rechters om zich te onthouden van zaken waarin zij mogelijk vooringenomenheid kunnen uitstralen.