Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van
[de failliet] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. J.A.M. van de Sande te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 oktober 2014, met elf producties,
- de conclusie van antwoord, tevens (voorwaardelijke) eis in reconventie, met zeven producties,
- het tussenvonnis van 18 februari 2015, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 7 december 2015, met de daarin vermelde overname van de procedure van de curator na het faillissement van [de failliet] op 10 februari 2015.
2.De feiten
“Het zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, het welzijn van 1400 schapen en één rund benadelen. Het zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen toelaatbaar is, de gezondheid van 15 schapen en één rund benadelen. Het als houder van dieren onthouden van de nodige verzorging aan 1400 schapen en één rund. Het huisvesten van schapen in een staal waarvan de hokken zodanig geconstrueerd zijn dat er scherpe randen en uitsteeksels zijn die het dier kunnen verwonden. Het als eigenaar van destructiemateriaal niet tijdig aangifte doen van drie kadavers van schapen.”
14-07-06
711 lammeren
294 rammen
13-07-06 en 14-07-06
tussenklauw
ontsteking,
ontsteken knieën,
mager, lange
klauwen
gebroken poten,
peesbreuken
geëuthanaseerd (6)
niet geschoren
naar slachthuis
19-07-06 bekapt
naar slachthuis
20 met groeiachterstand
geëuthanaseerd
“Zeker 50% van de aanschouwde dieren vertoonde een redelijk tot goede voedingsstand. Kreupelheid was in beperkte mate aanwezig die in een aantal gevallen aan rotkreupel geweten zal kunnen worden. Onder de lammeren kwam nogal wat diarree voor. Met een deskundige en arbeidsintensieve behandeling is de prognose voor de gezien dieren goed, waarbij de lammeren met groei-achterstand (ongeveer 10%) extra zorg behoeven maar waarschijnlijk niet meer tot volwaardige dieren zullen uitgroeien. De behandelingen kunnen onder begeleiding ook elders gebeuren (met weidegang).”
“valt niet in te zien dat de Staat niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing om de in beslag genomen schapen van [de failliet] te vervreemden en deze beslissing uit te voeren. [de failliet] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Staat jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld.”
“De rechtbank is van oordeel dat de inbeslagneming niet onrechtmatig was gelet op de door de Algemene Inspectie Dienst aangetroffen situatie en het grote aantal dieren dat zichtbaar onvoldoende verzorgd en kennelijk verwaarloosd was. Dat selectie daarna door deskundigen opleverde dat een belangrijk aantal dieren door direct noodzakelijk geboden verzorging voorlopig gezond kon worden verklaard, maakt de beslissing tot inbeslagneming van de totale kudde niet onrechtmatig.”
“geen indicatie van de conditionele en fysieke staat van de dieren”. De heer [B] taxeert die schapen
“bij wijze van compromis”, op € 1.755.000 (uitgesplitst in € 1.025.000 voor 966 ooien, € 325.000 voor 588 rammen en € 425.000 voor 488 ooilammeren). Die waarde is blijkens het rapport gebaseerd op gegevens van een openbare veiling en aankoopnota’s uit respectievelijk 2002 en 2003 door [de failliet] van [C] van één ram en een koopovereenkomst uit juni 2006 tussen [C] en [de failliet] betreffende de aankoop van 12 rammen met het Booroola-gen door [de failliet] . Uit die aankoopnota’s blijkt dat [de failliet] voor die rammen bedragen van € 3.700 (8 x) en € 5.000 (6 x) heeft betaald. De taxatie is voorts gebaseerd op een in opdracht van [de failliet] uitgevoerde steekproef door het [X] b.v. te [plaats 4] op de aanwezigheid van het Boorola-gen bij de schapen (fokooien, rammen en ooilammeren) van [de failliet] .
“Dat het OM 15 dagen heeft getalmd voor het toelaten van contra-expertise en op het moment van toelaten reeds 341 dieren waren geslacht of vernietigd, is naar het oordeel van de politierechter een ernstige aantasting van de rechten van de verdachte waarmee ook een inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Nu de contra-expertise uiteindelijk wel heeft kunnen plaatsvinden, leiden deze inbreuken niet tot de niet-ontvankelijkheid van het OM, maar zal de economische politierechter op basis van artikel 359a Wetboek van Strafvordering en de op grond van dit artikel gevormde jurisprudentie, daarvoor bij de straftoemeting compensatie zoeken.”Wat betreft de gevorderde verbeurdverklaring is overwogen:
“Gelet op de in deze zaak uitgebrachte dagvaarding is het enige strafbare feit op de dagvaarding op grond waarvan verbeurdverklaring zou kunnen volgen feit 1, een overtreding van artikel 5 lid 4 van het besluit welzijn productiedieren. Gelet echter op hetgeen hierover in het dossier is gerelateerd, acht de economische politierechter het volslagen onaannemelijk dat dit feit is begaan met 1641 schapen. Gelet op de verkoop van deze schapen is aannemelijk dat zij in zodanige conditie waren dat zij als ‘levende have’ konden worden verkocht onder normale marktcondities, is niet aannemelijk geworden dat aan deze dieren de nodige zorg zou zijn onthouden. Een en ander leidt ertoe dat naar het oordeel van de economische politierechter een grondslag aan de vordering van de officier van justitie ontbreekt en daarom dient te worden afgewezen. (…) De raadsman heeft betoogd dat de waarde waartegen deze dieren zijn getaxeerd (taxatierapport van [taxateur 1] van 14 juli 2007) vervreemd (€ 112.712,76) zodanig afwijkt van de werkelijke waarde van deze schapen dat voor verdachte een schadepost van € 1.700.000,= zou zijn ontstaan. In deze schapen zou het Booroola gen zijn gefokt als gevolg waarvan ooien van het ras Texelaar per dracht meer lammeren zouden kunnen werpen dan één. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 16 augustus 2007 bepaald dat de staat in redelijkheid heeft kunnen komen tot de beslissing tot vervreemding van deze schapen terwijl verdachte niet aannemelijk heeft kunnen maken dat de staat jegens hem onrechtmatig zou hebben gehandeld. De voorzieningenrechter grondde zijn oordeel op de onredelijkheid van het standpunt dat [de failliet] met betrekking tot een uit te voeren bloedonderzoek van de in beslag genomen schapen in nam. De door de verdachte bij brief van 3 december 2007 overgelegde waardebepaling van de in beslaggenomen schapen kan naar het oordeel van de economische politierechter niet gelden als uitgangspunt daartoe. Het verschil tussen de door verdachte aangehouden waarde van een ram met het Booroola gen (€ 5000,-) en de door de taxateur toegerekende waarde ( € 1061,-) is te groot ook de spreiding van dit gen over de in beslag genomen populatie is niet met zekerheid vast te stellen. De economische politierechter zal daarom de teruggave aan verdachte gelasten van het equivalent van de in beslag genomen schapen, te weten een bedrag van € 112.712,76. Voor het overige ziet de economische politierechter geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 33c Wetboek van Strafrecht (compensatie).”
“Er waren 11 dieren die kreupel liepen. De oorzaak van de kreupelheid van de dieren kan liggen in achterstallig onderhoud van de klauwen. In drie maanden kan een klauw behoorlijk groeien, dus je zou het achterstallig onderhoud kunnen noemen. Bovenop het hek van het schapenhok zaten scherpe delen.”Voorts bevat de in het proces-verbaal van de zitting van de economische politierechter opgenomen verklaring van [D] onder meer de volgende passages:
“Voor de terechtzitting van vandaag heb ik [de failliet] nooit ontmoet. Naar aanleiding van de beelden die ik zojuist heb gezien stel ik voorop dat deze voor mij lastig zijn te beoordelen. Doordat er steeds wordt ingezoomd op bepaalde dieren ontstaat de indruk dat alles abnormaal is, maat ik kan niet beoordelen of dat daadwerkelijk zo is. (…) Over het algemeen geeft het een goede indruk, maar er is wel sprake van achterstallig klauwonderhoud met de gevolgen daarvan. Ik kan niet beoordelen of er op grote schaal sprake is van rotkreupel. Voor ernstige rotkreupel lopen deze dieren heel erg goed, als deze dieren na een week zijn gefilmd. (…) Het achterstallig onderhoud zoals op de beelden te zien is hoort niet. De dieren lijden pijn door afwijkende gewrichtsbelasting en afwijkende gang. In een aantal gevallen op de beelden gaat het om maanden achterstallig onderhoud. (…).”Het hof heeft voorts blijkens het proces-verbaal overwogen:
“Het hof acht het, gelet op de verklaring van de verdachte ter zitting van heden en de verklaring van de getuige-deskundige dierenarts [D] ter zitting van de rechtbank op 12 april 2007 (op basis van beeldopnames), wel aannemelijk dat in het algemeen de gezondheidstoestand, conditie en verzorging van de kudde gemiddeld tot bovengemiddeld goed was, en dat slechts op beperkte schaal (11 gevallen) sprake was van achterstallig klauwonderhoud en kreupelheid.”
“Het openbaar ministerie heeft pas na 15 dagen gereageerd op het verzoek namens verdachte tot het doen uitvoeren van een contra-expertise met betrekking tot de gezondheid van de in beslaggenomen dieren. Op het moment dat de contra-expertise uiteindelijk werd toegelaten waren reeds ruim 300 dieren geslacht of vernietigd. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van het hof een ernstige aantasting van de rechten van de verdachte waarmee een inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde. Omdat contra-expertise uiteindelijk wel heeft kunnen plaatsvinden ten aanzien van de resterende ongeveer 1500 dieren, dient deze inbreuk echter niet te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof is van oordeel dat de schending gecompenseerd dient te worden bij de straftoemeting.”Verder heeft het hof in dit verband overwogen:
“De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en van de Destructiewet. Door op dergelijke wijze onzorgvuldig te handelen heeft de verdachte de gezondheid van mens en dier in gevaar gebracht. (…) Het hof is – overeenkomstig de advocaat-generaal – van oordeel dat er sprake is van een dusdanig grove schending van de beginselen van een behoorlijk procesorde dat het daarom raadzaam is te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.”
“totaal allesomvattende schikking”en gevraagd hoe het OM denkt de teruggave van de schapen c.q. de vervangingswaarde van de schapen te compenseren.
“Op grond van het bovenstaande ben ik van oordeel voor schadevergoeding slechts plaats is met betrekking tot het uitkeren van de geldswaarde die in beslag genomen dieren vertegenwoordigen op het moment van inbeslagname, aangezien de in beslaggenomen dieren feitelijk niet meer aan u kunnen worden teruggegeven. Daarbij ga ik in eerste instantie uit het de waarde als op 14 juli 2006 getaxeerd door de beëdigd taxateurs ad € 112.712,76. Nu echter in deze taxatie geen rekening is gehouden met het voorkomen van het Boorola-gen in/onder de in beslag genomen schapen, ben ik bereid het taxatiebedrag in enige mate te verhogen. De mate van verhoging zal nog bepaald dienen te worden, nu de beschikbare stukken, waaronder ook het door u op 13 september jl. toegemailde taxatierapport uitgebracht door [B] d.d. 11 april 2007, mij daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt. Over de wijze waarop dit kan worden vastgesteld treed ik graag met u in overleg. Op voorhand wil ik u echter laten weten dat mijn gedachten hierbij uitgaan naar een verhoging met een percentage van 25 tot 50% van de op 14 juli 2007 getaxeerde waarde.”
€ 112.712,76 volgens het taxatierapport van [taxateur 1] en [taxateur 2] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2007 en een door de Staat als redelijk geoordeelde opslag.
”De hoogte van het bedrag is bepaald op basis van feiten die inmiddels door de (straf)rechter zijn vastgesteld, alsmede de in de gevoerde procedures naar voren gekomen inschatting van deskundigen dat aangenomen moet worden dat sprake is van het doordingen van het Boorola-gen in tenminste 25% van de dieren. Ten slotte is uitgegaan van het toekennen van wettelijke rente vanaf het moment dat de strafrechter in eerste aanleg heeft beslist en dat de in beslag genomen dieren teruggegeven zouden moeten worden (27 december 2007).”Tevens is vermeld:
“Hoewel het uiteindelijk overgemaakte bedrag lager is dan het bedrag waarom u in uw brief van 18 oktober jl. heeft verzocht, ben ik van oordeel dat het voorschotbedrag op op dit moment moet worden vastgesteld op basis van feiten waarvan op grond van de huidige beschikbare informatie met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat deze in ieder geval voor vergoeding in aanmerking komen.”Het OM heeft verder meegedeeld in overleg te zijn met de Dienst Regelingen om te komen tot overeenstemming over definitieve buitengerechtelijke schadevergoeding en te verwachten begin 2011 met een dergelijk aanbod te kunnen komen. Daarbij is opgemerkt:
“Nadrukkelijk geef ik hierbij alvast aan dat dit buitengerechtelijke aanbod zal worden gedaan met voorbehoud van alle rechten in een eventuele gerechtelijke procedure. (…) In het kader van het bepalen van het aanbod zal door de Dienst Regelingen ook het door u gestelde in uw brief van 18 oktober jl. met betrekking tot in het verleden door de Dienst uitgekeerde bedragen voor schapen met het Boorola-gen worden bezien.”
- 966 ooien, € 120 per dier, totaal € 115.920,
- 12 rammen waarover reeds een verkoopovereenkomst was gesloten, totaal € 52.200,
- 488 ooilammeren, € 80 per dier, totaal € 39.040.
Bij het aanbod is uitgegaan van
“van een reële marktprijs voor dieren met het Boorola-gen die in goede gezondheid en conditie verkeren en in het stamboek opgenomen zijn. Ik ga hier derhalve uit voor de voor u gunstigste situaties en laat discussies over de gezondheid en over de inschrijving van de dieren hier dus buiten beschouwing. Tevens heb ik om deze reden met betrekking tot de 12 (later uit te kiezen) rammen bedoeld in de door u voorgenomen koopovereenkomst – waarbij het nooit meer tot een levering zal kunnen komen – de daarin opgenomen bedragen overgenomen. Met nadruk wil ik stellen dat het hier dan ook het maximale aanbod betreft dat de Staat u kan doen.”In de brief is tevens opgemerkt:
“Met het oog op het bereiken van overeenstemming is dit aanbod ruimer dan de Staat in een civiele procedure acceptabel zou vinden. Dit aanbod wordt u dus nu in het kader van een buitengerechtelijke afdoening onder voorbehoud van alle rechten. Hierop kan derhalve geen beroep worden gedaan in een eventuele gerechtelijke procedure die mogelijk zou volgen in geval u dit aanbod niet wilt accepteren.”
“4.10. (…) Immers, ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij, uitgaande van de aanwezigheid van het gen en van de waardering door de door haar geraadpleegde deskundigen [deskundige 1] en [deskundige 2] een bedrag van maximaal € 158.831,64 aan eiser dient te betalen. Daarbij is alleen rekening gehouden met de dieren die volgens verweerder in goede conditie verkeerden en is er dus (ten onrechte) niet van uit gegaan dat de conditie van de dieren gemiddeld tot bovengemiddeld goed was. Ook is bij de bepaling van deze waarde door verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat 12 rammen voor de inbeslagname aan [C] waren verkocht voor een bedrag van € 52.200, welke verkoop door de inbeslagname niet is doorgegaan. 4.11. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er ten minste nog een bedrag van € 47.559,90 (€ 158.831,64 plus € 52.500,- en minus het uitgekeerde voorschot van € 163.471,74) aan eisers moet worden voldaan). (…)”De Staat is in hoger beroep gekomen van dit vonnis.
3.Het geschil
In conventie
€ 2.201.766,44, vermeerderd met rente, hem te veroordelen aan de boedel te vergoeden de geleden en te lijden schade wegens (overige) verminderde bedrijfsopbrengsten en extra kosten, hogere financieringslasten en imagoschade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en hem te veroordelen in de kosten van het geding.
4.De beoordeling
Begaclaim)) van toepassing zijn. In dat arrest heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk overwogen dat volgens vaste rechtspraak voor een voormalige verdachte die schade heeft geleden als gevolg van strafrechtelijk optreden van politie en justitie twee mogelijkheden bestaan tot schadevergoeding op de voet van onrechtmatige overheidsdaad:
II. In de tweede plaats kan zich, ongeacht of in strijd met een publiekrechtelijke rechtsnorm is gehandeld, het geval voordoen dat uit de uitspraak van de strafrechter of anderszins uit de stukken betreffende de niet met een bewezenverklaring geëindigde strafzaak blijkt van de onschuld van de verdachte en van het ongefundeerd zijn van de verdenking waarop het optreden van politie of justitie berustte.
“Ik acht het niet uitgesloten dat als aan de hand van bloedmonsters is aangetoond dat een schaap het Booroola-gen draagt fokkers bereid zullen zijn om dat schaap te kopen, maar de meerprijs zal in het algemeen minder zijn dan als het schaap in het stamboek zou zijn opgenomen.”Deskundige [deskundige 2] heeft verder opgemerkt:
“Een schaap waarbij slechts met bloedonderzoek aangetoond kan worden dat het drager is van een Boorola-gen, zou wel interessant kunnen zijn voor de commerciële schapenhouderij. Voor de commerciële schapenhouderij is de vruchtbaarheidsverhogende werking van het Boorola-gen immers aantrekkelijk vanwege de verhoogde kans op meerlingen. Maar in die wereld worden geen extra hoge bedragen betaald voor schapen. De door mij gegeven indicatie van de meerwaarde met een Boorola-gen heb ik gebaseerd op de meerwaarde die een schaap met het gen zou kunnen hebben in de commerciële schapenhouderij. Een bedrijf met deze aantallen schapen zonder certificaten en officiële documentatie is naar mijn mening een commercieel schapenhouderijbedrijf. De meerwaarde van het Boorola-gen moet echter ook niet worden overschat (…)”
“bij wijze van compromis”, zoals het rapport [B] vermeldt, de waardering van respectievelijk de ooien, rammen en ooilammeren tot stand is gekomen. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat [deskundige 1] in zijn verklaring heeft opgemerkt:
“Ik weet dat er in het verleden wel eens een topram verkocht is voor € 3.500 (homozygoot BB). Dat was echt een uitzondering en dat is ook een uitzondering gebleven.”,en [deskundige 2]
“De echt hoge bedragen – rond de EUR 5.000 – die in het verleden in enkele gevallen wel zijn betaald voor rammen met een Booroola-gen, kunnen alleen zijn betaald voor topfokrammen waarvan alle documentatie in orde was.”
€ 163.471,74 en € 112.712,76, is de Staat slechts tot vergoeding van (verdere) schade verplicht, voor zover zijn schadevergoedingsverplichting het reeds uitgekeerde bedrag van
€ 163.471,74 overstijgt.
- Van de 1982 inbeslaggenomen schapen beschikten in totaal 1733 (380 ooilammeren (19%), 518 rammen (26 %), 835 ooien (42%)) over het Booroola-gen, zie het bloedonderzoek van het dr. haeringen laboratorium b.v met de volgende tabel.
Niet is in geschil is dat 404 van de 1982 inbeslaggenomen schapen vanwege hun gezondheidstoestand direct of kort na de inbeslagneming vernietigd hebben moeten worden; deze schapen worden derhalve geacht verwaarloosd te zijn geweest, althans in een zodanige conditie te hebben verkeerd dat zij moesten worden vernietigd. Van een meerwaarde van die schapen in verband met de aanwezigheid van het Booroola-gen kan dan ook geen sprake zijn. Uit de beschikbare stukken volgt voorts ten aanzien van de niet-vernietigde schapen geen eenduidige conclusie ter zake die gezondheidstoestand, anders dan dat niet gezegd kan worden dat deze schapen verwaarloosd waren en in een slechte conditie verkeerden. De rechtbank zal er derhalve vanuit gaan dat deze niet vernietigde schapen in een normale gezondheidstoestand verkeerden.
€ 300 voor rammen en € 76,50 voor ooien ten aanzien van de niet-vernietigde schapen. Voor de vernietigde schapen zal de rechtbank een prijs hanteren van € 87,21 voor rammen en € 41,58 voor ooien en ooilammeren (aangezien uit de stukken niet blijkt hoeveel ooilammeren en hoeveel schapen vernietigd zijn, slechts blijkt uit het proces-verbaal dat 158 schapen en 246 rammen vernietigd zijn).
€ 300 =) € 123.000 + (42% x 1578 = 663 x € 76,52 =) € 50.733 + (158 x € 41,58=) € 6.567 + (246 x € 87,21) = € 21.454 die de inbeslaggenomen dieren bij verkoop in redelijkheid zouden hebben opgebracht en die de Staat verplicht was op grond van artikel 119 Sv te vergoeden.
wettelijke rente
5.De beslissing
€ 163.471,74 begrepen) wettelijke rente vanaf 27 december 2007 en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 november 2009,