In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, staat de vraag centraal wie de juiste contractspartij is in een overeenkomst tussen een loodgietersbedrijf en een aannemer. De eiseres, een loodgietersbedrijf, heeft een overeenkomst gesloten met de gedaagde, die handelt onder de naam van een eenmanszaak, maar ook indirect aandeelhouder en bestuurder is van een BV. De eiseres vordert betaling van een openstaand bedrag van € 33.054,66, dat voortvloeit uit werkzaamheden die zijn verricht voor de gedaagde. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat de overeenkomst tot stand is gekomen op basis van de offerte van de eiseres, maar dat de gedaagde niet in eigen naam heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde de overeenkomst heeft gesloten namens de BV, en dat de eiseres dit ook zo heeft begrepen, gezien de aanpassing van de facturen op verzoek van de gedaagde. De vordering van de eiseres wordt afgewezen, omdat zij niet voldoende heeft onderbouwd dat de gedaagde als contractspartij heeft opgetreden. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 2.043,=.