Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], eiseres en verzoekster, hierna: eiseres,
[naam zoon], geboren op [geboortedatum zoon],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2016 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Syrische eiseres, die tevens de Armeense nationaliteit bezit. De eiseres had op 25 november 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres problemen heeft ondervonden met haar schoonfamilie in Syrië, wat haar heeft doen besluiten het land te verlaten. Echter, de staatssecretaris concludeerde dat de eiseres zich aan de problemen in Syrië kan onttrekken door zich in Armenië te vestigen, gezien haar Armeense nationaliteit.
Tijdens de zitting op 22 september 2016 is de eiseres bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.C.A. Koen, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. I.E. Lemmers. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de asielaanvraag van de eiseres kennelijk ongegrond was, omdat zij relevante informatie had achtergehouden over haar Armeense nationaliteit. De rechtbank vond dat de eiseres, ondanks de moeilijke omstandigheden in Armenië, niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning asiel.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was om een reguliere vergunning op grond van artikel 8 van het EVRM te verlenen, omdat de gezinsband tussen de eiseres en haar moeder was verbroken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 september 2016, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.