Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 februari 2016 en de daarin vermelde stukken;
- de brief van de zijde van ATP van 13 september 2016;
- de brief van de zijde van de Staat van 19 september 2016.
Rechtbank Den Haag
In deze civiele procedure, aangespannen door de Staat der Nederlanden tegen ATP Business Travel B.V., heeft de rechtbank Den Haag op 21 september 2016 een vonnis gewezen met betrekking tot een verzoek tot geheimhouding van documenten. De Staat, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Rijn, heeft de zaak aangespannen tegen ATP, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Tjon-En-Fa. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 3 februari 2016 een deskundige benoemd om onderzoek te doen naar de zaak. ATP heeft aanvullende documenten verstrekt aan de deskundige, maar heeft verzocht om geheimhouding van deze documenten, omdat zij bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat ATP voldoende heeft aangetoond dat de aanvullende documenten gevoelige informatie bevatten die geheimhouding rechtvaardigt. De rechtbank heeft de Staat en de in haar dienst werkzame personen verboden om aan derden mededeling te doen over de inhoud van deze documenten. Tevens is bepaald dat ATP niet verplicht is om bepaalde documenten, die betrekking hebben op de jaarrekeningen van ATP en een overzicht van in beslag genomen mappen door de FIOD, aan de Staat te verstrekken. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan de Staat is om te bepalen hoe om te gaan met verzoeken van derden om documenten te verstrekken, en dat de deskundige verplicht is om vertrouwelijk om te gaan met de gegevens uit de aanvullende documenten.
De rechtbank heeft verder aangegeven dat, mocht later blijken dat er geen grond meer is voor geheimhouding, deze plicht geheel of gedeeltelijk kan worden opgeheven. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en houdt iedere verdere beslissing aan.