3.4.1.Bewijsuitsluiting?
Proces-verbaal van aanhouding en doorzoeking van de auto
Uit het proces-verbaal van aanhouding van verdachte van 25 november 2014 blijkt het volgende. Verbalisant zag op maandag 24 november 2014 omstreeks 21.50 uur een Volkswagen Golf rijden over de Van Berckelweg te Noordwijk. Toen verbalisant achter de Volkswagen reed, zag hij dat deze slingerende bewegingen maakte. Hij zag dat de Volkswagen met twee wielen over de doorgetrokken streep enkele meters over het andere weggedeelte reed. Verbalisant gaf de bestuurder een stopteken voor een alcoholcontrole gezien zijn vertoonde gedragingen in het verkeer. De bestuurder bracht de Volkswagen tot stilstand. Verbalisant vroeg de bestuurder naar zijn rijbewijs. De bestuurder bleek de later aangehouden verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] , te zijn. Er werd een alcoholcontrole bij verdachte uitgevoerd. De uitslag van de blaastest bleek in orde te zijn. Vervolgens vroeg verbalisant, gezien de inbraken die in het gebied Noordwijk-Teylingen voorkomen en het feit dat verdachte niet uit de directe omgeving kwam, of hij er bezwaar tegen had als hij zijn voertuig verder zou controleren. Verbalisant vroeg verdachte of hij zijn kofferbak open wilde doen ter controle op inbrekerswerktuigen. Verbalisant zag dat verdachte zijn kofferbak voor hem opende. Verbalisant zag dat in de kofferbak verschillende kledingstukken lagen. Deze kleding zat in verpakking en hier zaten kaartjes van merklabels aan van onder andere de merken Gucci, Dolce & Gabbana en Moncler. Hij zag dat de kleding verschillende maten en kleuren had. Hierop is verdachte aangehouden op verdenking van heling.
Doorzoeking onrechtmatig?
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de doorzoeking van de auto van verdachte rechtmatig is geschied. Daarvoor is vereist dat er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld of de uitoefening van bepaalde controlebevoegdheden in het kader van het houden van toezicht op naleving van wettelijke voorschriften.
De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig is geschied, aangezien geen sprake was van een verdenking van een strafbaar feit jegens verdachte en er verder geen sprake was van uitoefening van controlebevoegdheden. Na het onderzoek naar de identiteitsgegevens van verdachte en de uitslag van de alcoholcontrole, die allebei in orde bleken te zijn, en welke onderzoeken naar het oordeel van de rechtbank volledig geoorloofd waren, was verbalisant niet gerechtigd de auto van verdachte te doorzoeken. Verdachte had immers op dat moment aan alle bevoegd gedane verzoeken voldaan en meegewerkt en hieruit was geen nadere verdenking voortgekomen. Er bestond voor de verbalisant dan ook geen grond toestemming te vragen om in de auto van verdachte te kijken. Het feit dat verdachte de gevraagde toestemming heeft gegeven, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op het voorgaande is sprake van onrechtmatig handelen van de verbalisant en derhalve ook van een onherstelbaar vormverzuim.
Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
De volgende door de rechtbank te beantwoorden vraag is of in dit geval het bepaalde in artikel 359a Sv van toepassing is. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend, aangezien er ten tijde van de doorzoeking van de auto van verdachte geen sprake was van een voorbereidend onderzoek tegen verdachte ter zake van het aan hem ten laste gelegde feit.
Onder omstandigheden kunnen er desalniettemin gronden bestaan om aansluiting te zoeken bij het beslisschema van artikel 359a Sv. Indien sprake is van een onherstelbaar vormverzuim en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient de rechter rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. De eerste factor is "het belang dat het geschonden voorschrift dient". De tweede factor is "de ernst van het verzuim". Bij de beoordeling daarvan zijn de omstandigheden van belang waaronder het verzuim is begaan. Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol spelen. De derde factor is "het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt". Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Opmerking verdient dat, indien het niet verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, in de te berechten zaak als regel geen rechtsgevolg zal behoeven te worden verbonden aan het verzuim. Vooropgesteld zij – gelet op de beoordelingsfactoren als bedoeld in artikel 359a, tweede lid, Sv – dat het wettelijk stelsel aldus moet worden opgevat dat een vormverzuim in de zin van dat artikel niet steeds behoeft te leiden tot een van de daar omschreven rechtsgevolgen. Artikel 359a Sv formuleert een bevoegdheid en niet een plicht en biedt de rechter die een vormverzuim heeft vastgesteld, de mogelijkheid af te zien van het toepassen van een van de daar bedoelde rechtsgevolgen en te volstaan met het oordeel dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. De strekking van de regeling van artikel 359a Sv is immers niet dat een vormverzuim hoe dan ook moet leiden tot enig voordeel voor verdachte.
Indien de feitenrechter op grond van de hiervoor bedoelde weging en waardering van de wettelijke beoordelingsfactoren en aan de hand van alle omstandigheden van het geval tot het oordeel komt dat niet kan worden volstaan met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan, maar dat het verzuim niet zonder consequentie kan blijven, zal hij daaraan een van de in artikel 359a, eerste lid, Sv genoemde rechtsgevolgen verbinden, te weten strafvermindering, bewijsuitsluiting of niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging.
Bewijsuitsluiting (artikel 359a, eerste lid, onder b Sv) kan uitsluitend aan de orde komen, indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en komt in aanmerking indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Van schending van artikel 6 EVRM is in dit geval geen sprake. Wel is sprake van schending van 8 EVRM (eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer), maar niet is gebleken van een situatie als bedoeld in de standaardjurisprudentie van de Hoge Raad, waarin de ernst van die schending reeds tot bewijsuitsluiting noopt (zie bijvoorbeeld het arrest van 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5321). Dit betekent dat bezien moet worden of in het onderhavige geval sprake is van een dermate uitzonderlijke situatie, waarin het desbetreffende vormverzuim naar uit objectieve gegevens blijkt zozeer bij herhaling voorkomt, dat zijn structureel karakter vaststaat en de verantwoordelijke autoriteiten zich, vanaf het moment waarop dit structurele verzuim hun bekend moet zijn geweest, onvoldoende inspanningen hebben getroost overtredingen van het desbetreffende voorschrift te voorkomen. De enkele stelling dat zich zodanig structureel verzuim voordoet, is daartoe niet toereikend en behoeft de rechter in de desbetreffende procedure geen aanleiding te geven daarnaar een onderzoek in te stellen. Het ligt daarbij op de weg van de verdediging aan de hand van buiten de voorliggende zaak reeds bekende gegevens te onderbouwen dat zich zodanig structureel verzuim voordoet (zie overweging 2.4.6 van genoemd arrest). Op grond van het dossier en hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, is niet aannemelijk geworden dat zich een dergelijk structureel verzuim voordoet. Daar komt bij dat de auto van verdachte is gestopt omdat deze slingerde. Omdat de verdediging niet heeft aangegeven welk belang van verdachte door het verzuim is geschaad, anders dan zijn belang dat het strafbare feit niet wordt ontdekt – hetgeen niet een belang is dat 359a Sv beschermt – ziet de rechtbank evenmin aanleiding voor strafvermindering en zal de rechtbank volstaan met de vaststelling van het vormverzuim. De door de politie aangetroffen voorwerpen zullen derhalve meewegen voor het bewijs.
Aanhouding onrechtmatig?
Gelet op het aantreffen van een grote hoeveelheid kleding van dure merken als Louis Vuitton, Philipp Plein, Dolce & Gabbana, Gucci en Armani, al dan niet in verschillende maten in de auto van verdachte, levert dit zonder nadere verklaring van verdachte hierover een redelijk vermoeden van schuld aan heling op. De rechtbank acht de aanhouding van verdachte dan ook niet onrechtmatig.
3.4.2.Bewijs
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden vinden hun oorsprong in de bewijsmiddelen die in de voetnoten staan genoemd.
Niet ter discussie staat dat op 24 november 2014 te Noordwijk in de auto van verdachte een grote hoeveelheid kleding voorzien van dure merken is aangetroffen.In dit verband wordt ook verwezen naar hetgeen hiervoor onder 3.4.1 is weergegeven.
Verbalisanten zijn met de bij verdachte in beslag genomen kleding, voorzien van labels van ‘Philipp Plein’, naar de winkel van Philipp Plein aan de P.C. Hooftstraat in Amsterdam gegaan. De bedrijfsleider van deze winkel heeft verklaard dat het om vervalsingen ging. Dit was volgens hem te zien aan het ontbreken van de echtheidslabels, een ander lettertype en het ontbreken van siersteentjes op de stof.
Met de in beslag genomen kleding voorzien van labels van ‘Armani jeans’, zijn verbalisanten naar een winkel aan de P.C. Hooftstraat gegaan die dealer is van Armani. De manager van de winkel heeft verklaard dat het om vervalsingen ging. Dit was te zien aan het ontbreken van het waslabel dat kenmerkend is voor Armani jeans door bepaalde coderingen.
Het ging om 14 shirts met het merk Philipp Plein en om mutsen en sjaals met het merk Armani.
Namens Philipp Plein is aangifte gedaan. Door het bedrijf is vastgesteld dat alle op de door de politie gemailde foto’s getoonde kleding vervalst is. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar aan de witte labels, die niet bestaan bij het merk Philipp Plein, en die een niet-bestaand ordernummer vertonen en een modelnummer dat verschilt van het klantennummer. Bovendien ontbreekt de Chinese informatie. De prints op de kleding komen niet voor bij Philip Plein danwel komen niet voor bij een shirt met lange mouwen van dit merk. De originele shirts van Philipp Plein worden verkocht voor minstens € 250 per stuk. De schade die Philipp Plein had kunnen oplopen door de verkoop van de vervalste merkkleding had kunnen oplopen tot minimaal € 3500.
Namens de coöperatieve vereniging [vereniging] , die onder andere Gucci en Louis Vuitton vertegenwoordigt, heeft [aangever] aangifte gedaan. De politie heeft foto’s van de bij verdachte in beslag genomen kleding aan React ter beschikking gesteld. De foto’s zijn getoond aan de rechthebbenden van de merken, die hebben vastgesteld dat de producten vervalsingen zijn aan de hand van zeven criteria.
Aangeefster [aangever] , die ook de belangen behartigt voor de kledingmerken Moncler en Dolce & Gabbana, heeft verklaard dat deze merken pas aangifte doen als het om meer dan 30 stuks vervalste kleding gaat. In dit geval gaat het om 3 stuks kleding van het merk Dolce & Gabbana en 7 stuks van het merk Moncler. Derhalve werd er geen aangifte gedaan. [aangever] heeft door de politie gemailde foto’s van de in beslag genomen kleding laten zien bij de betreffende kledingmerken, die hebben bevestigd dat het hier om ‘namaak’ gaat.
Bij verdachte is een telefoon, iPhone 5S, in beslag genomen met imei-code [IMEI-code] en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Uit het overzicht van de uitgelezen telefoon blijkt dat er in de telefoon 89 SMS-berichten en
16409 WhatsApp-berichten aanwezig zijn. Dit zijn berichten waarin een foto staat van diverse soorten kleding. Ook zijn er diverse berichten met als inhoud een tekst die voornamelijk gaat over kleding die gevraagd en aangeboden wordt.
Ten aanzien van het ten laste gelegde zijn onder meer de navolgende sms-berichten, aangetroffen in de telefoon met het telefoonnummer eindigend op 312, van belang:
13-11-2014: hallo heeft u ook canada goose jassen voor vrouwen? Wat is de prijs?;
14-11-2014: dat heb ik prijs is 140 eur;
20-11-2014: verkoop je de zwarte Gucci muts en sjaal ook voor 15 incl. verzenden?;
22-11-2014: ik werk bij Amsterdam centraal station dus waar moeten wij ontmoeten? Mijn maat van die Woolrich jas is xs of s dus neem deze 2 maten mee dan kan ik hem passen alstublieft. Rode kleur of andere mooie kleur dank u wel;
23-11-2014: canada goose dames. Met bond maat xl-l. zwart;
25-11-2014: ik ben op zoek naar een stone island sweatshirt en hoeveel kost het.
Ten aanzien van het ten laste gelegde zijn onder meer de navolgende whats-app-berichten, aangetroffen in de telefoon met het telefoonnummer eindigend op 312, van belang:
19-10-2014: Doe maar 1 Dg 1 armanie;
19-10-2014: Trein 10 cucci 10 pp;
19-10-2014: Die Gucci die jij nu op je profiel heb die wil ik;
19-10-2014: Wat kost muts en sjaal setje;
19-10-2014: Voor jouw 11 EUR broer;
28-10-2014: Mooie moncler jas;
28-10-2014: Wat kost die;
28-10-2014: 43 EUR broer;
28-10-2014: En die canada goose?
28-10-2014: 90 EUR;
14-10-2014: Beste klanten dit is me nieuwe nummer Abdel Hoofddorp: [telefoonnummer 2] ;
15-10-2014: Dit is me tweede nummer.
Op de bij verdachte in beslag genomen telefoon met imei-code [IMEI-code] en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] kwamen meerdere berichten binnen waaruit bleek dat dit een zogenoemde ‘handelstelefoon’ betrof. Er kwamen berichten binnen waarin personen vragen stelden naar aanleiding van advertenties van de website www.marktplaats.nl, waarbij dit telefoonnummer kennelijk vermeld stond. Toen verbalisant op ‘Marktplaats’ zocht met de zoekopdracht ‘Philipp Plein’, zag hij diverse advertenties verschijnen. Verbalisant vond een advertentie waarbij door de aanbieder het telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd vermeld. Van Marktplaats werden de gegevens van deze gebruiker gevorderd. Deze gegevens waren:
email-adres: [e-mailadres] ;
IP-adres: [IP-adres] ;
Telefoonnummer: [telefoonnummer 3] .
Zowel het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (aanmelding bij Marktplaats) als [telefoonnummer 1] (de telefoon aangetroffen in de auto van verdachte) betreffen een niet op naam geregistreerd pre-paid nummer bij provider Lycra.
Uit gegevens van Marktplaats is gebleken dat er in de periode van 18 februari 2014 tot 25 november 2014 in totaal 678 verkoopadvertenties waren geplaatst voor merkkleding met de door de politie verstrekte zoekitems. Met het zoekitem IP [IP-adres] waren dat 121 advertenties, met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] waren het 69 advertenties en met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] waren het 88 advertenties. Met de zoekterm [e-mailadres] waren in de genoemde periode in totaal 55 advertenties geplaatst, waarbij tot en met 12 maart 2014 het telefoonnummer eindigend op 051 stond vermeld en bij de advertenties vanaf 12 november 2014 het telefoonnummer eindigend op 312. In alle 55 advertenties werd (merk)kleding aangeboden tegen prijzen variërend van € 7,50 tot
€ 65,00.
Uit navraag bij Gucci is gebleken dat de verkoopprijs van Gucci in de winkel enorm verschilt van de prijzen van de op Marktplaats aangeboden artikelen. Uit de gegevens van Marktplaats blijkt dat door verdachte kleding, vermeld onder het merk Gucci, te koop werd aangeboden voor de volgende prijzen: muts/sjaal: € 7,50; trui: € 13,00; trui: € 13,50; schoenen: € 28,00; t-shirt: € 25,00. Aangeefster [aangever] heeft desgevraagd verklaard dat de verkoopprijs van Gucci als volgt is: muts/sjaal: bij elkaar € 435,00; trui: minimaal € 490,00; schoenen: minimaal € 495,00; t-shirt: minimaal € 310,00.
Bij onderzoek naar de bankrekening van verdachte is gebleken dat op zijn bankrekening bij de ING bank, met nummer [rekeningnummer 1] enkele opvallende stortingen zijn gedaan, zoals een storting van € 10.000 op 4 april 2014.
Bij zijn aanhouding is in de fouillering van verdachte een ING bankpas aangetroffen op naam van [betrokkene] , met rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Blijkens registraties van de politie is het aannemelijk dat [betrokkene] een katvanger is.
Uit gegevens van de ING is gebleken dat deze bankrekening voornamelijk gebruikt wordt voor transacties voor de betaling van valse merkkleding. Het overgrote deel van de binnengekomen gelden zijn betalingen afkomstig van kopers van de merkkleding. Dit blijkt uit het feit dat er omschrijvingen van merknamen, kledingstukken en/of maten bij vermeld staan en de gelden zijn afkomstig van vele verschillende tegenrekeningen. Uit een overzicht van de ING blijkt dat er in de periode van 18 februari 2014 tot en met 25 november 2014 in totaal € 7.603,70 is binnengekomen op deze rekening, afkomstig van kopers van kleding. Uit een overzicht van de transacties via geldautomaten blijkt dat er in de periode van 18 februari 2014 tot en met 25 november 2014 in totaal € 9.030,00 is opgenomen van deze rekening via geldautomaten. Deze opnamen zijn tot en met 15 mei 2014 gedaan met pasvolgnummer 012 en vanaf 2 juni 2014 met pasvolgnummer 013, de bankpas die bij de aanhouding van verdachte bij hem in bezit was.
Verdachte heeft verklaard dat de vervalste merkkleding die in zijn auto is aangetroffen niet van hem was en dat hij er niets mee te maken heeft. Hij kent de kleding niet en heeft het nooit verkocht, aldus verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn auto wel eens uitleende. Tevens heeft hij verklaard dat de telefoon die in zijn auto is aangetroffen niet van hem is en dat hij niet weet hoe die telefoon in zijn auto terechtgekomen is. Op de vraag hoe hij komt aan het bankpasje van [betrokkene] dat in zijn fouillering is aangetroffen, heeft verdachte niet willen antwoorden.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Hij heeft geen te verifiëren uitleg gegeven over de aanwezigheid van de valse merkkleding in zijn auto, anders dan dat hij zijn auto wel eens uitleent. Hij heeft echter niet willen verklaren aan wie hij de auto uitleent. Ook heeft hij geen enkele verklaring gegeven ter beantwoording van de vraag hoe voormelde telefoon in zijn auto terecht is gekomen. Evenmin heeft hij een verklaring willen geven naar aanleiding van de vragen hoe het bankpasje van [betrokkene] , waarmee transacties met betrekking tot de merkkleding zijn verricht, in zijn bezit is gekomen en waarom hij dat pasje in zijn bezit had respectievelijk wat hij ermee gedaan heeft. Dit klemt temeer nu gelet op het voorgaande het bezit van die telefoon en het bankpasje in combinatie met de in de auto van verdachte aangetroffen valse merkkleding om uitleg schreeuwt.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte niet alleen wist van de voorraad valse merkkleding in zijn auto, maar deze ook heeft verkocht en te koop heeft aangeboden. Het is een feit van algemene bekendheid dat authentieke dure merkkleding niet via ambulante handel of op Marktplaats wordt aangeboden, gezien de exclusiviteit van deze merkkleding. Gelet op de lange periode waarin de vervalste merkkleding werd aangeboden en het actief adverteren daarvoor gaat de rechtbank ervan uit dat er geen sprake was van incidentele verkoop, maar dat verdachte van het handelen in vervalste merkkleding zijn beroep heeft gemaakt dan wel het als bedrijf heeft uitgeoefend.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem ten laste gelegde.