ECLI:NL:RBDHA:2016:11473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
C/09/517982 / KG ZA 16-1071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van instructie NVWA inzake tijdslimiet bij onbedwelmd slachten tijdens offerfeest

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de islamitische slachterij Tuna en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken. De slachterij vorderde dat de dwingende instructie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om een tijdslimiet van drie minuten te hanteren tussen het aanbrengen van de halssnede en het verlies van bewustzijn van de dieren, buiten toepassing wordt gelaten. De slachterij stelt dat deze instructie onrechtmatig is, omdat het de vrijheid van godsdienst zou schenden en de praktijk van het slachten volgens islamitische rituelen zou belemmeren. De NVWA had deze instructie ingevoerd na geconstateerde tekortkomingen in het slachtproces, waarbij het tijdsverloop tussen de insnijding en het verlies van bewustzijn te lang bleek te zijn, wat in strijd zou zijn met de eisen van dierenwelzijn.

De rechtbank oordeelde dat de NVWA bevoegd was om deze instructie te geven in het kader van haar toezicht op het slachtproces en dat de tijdslimiet niet onmiskenbaar onjuist of onterecht was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de slachterij onvoldoende had aangetoond dat de tijdslimiet een wezenlijke beperking vormde voor het ritueel slachtproces. De vordering van de slachterij werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Deze uitspraak benadrukt de balans tussen de bescherming van dierenwelzijn en de vrijheid van godsdienst, en de bevoegdheden van de NVWA om toezicht te houden op het slachtproces.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/517982 / KG ZA 16-1071
Vonnis in kort geding van 10 september 2016
in de zaak van
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten mrs. H.J. Breeman en V.R.C. van Ahee te Rotterdam,
tegen:
de
Staat der Nederlanden (het Ministerie van Economische Zaken),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mrs. M.L. Batting en G.J. van Midden te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 september 2010, met 9 producties;
- de brief van mr. Van Midden, met 12 producties;
- de op 10 september 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 10 september 2016 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiseres] is in 1997 opgericht en exploiteert een slachterij te [vestigingsplaats] , alwaar zij onder meer stieren slacht op islamitische wijze, zodat zij halal vlees aan haar consumenten kan aanbieden. Hierbij wordt een halssnede toegebracht en wordt geen bedwelming toegepast. [eiseres] is de enige Islamitische slachterij in Nederland die de stieren staand, voorzien van een mechanische fixatie, slacht.
2.2.
[eiseres] is voornemens tijdens het offerfeest op 12 en 13 september 2016 en zonodig ook op 14 september 2016 in totaal 220 stieren te slachten. De stieren zijn bedoeld voor een zevental gezinnen, die deze dieren begin 2016 op de boerderijen hebben uitgezocht. Het gaat hierbij om de grootste en meest gezonde stieren van het ras Holsteiner, waarvan het gewicht soms boven de 600 kilo per stuk ligt.
2.3.
Dierenwelzijn is een van de waarden van de Europese Unie en is als zodanig neergelegd in artikel 13 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). De Verordening 1099/2009 (hierna: de Verordening) stelt specifieke regels ter bescherming van dieren bij het slachtproces. Artikel 3, eerste lid, van de Verordening stelt als algemeen voorschrift:
“Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt ervoor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard.”
2.4.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Verordening mogen dieren uitsluitend worden gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens bepaalde methoden en specifieke toepassingsvoorschriften en wordt de toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden. De voorschriften van het eerste lid zijn echter, zo is bepaald in het vierde lid, niet van toepassing indien dieren worden geslacht volgens speciale methoden die vereist zijn voor religieuze riten, mits het slachten plaatsvindt in een slachthuis.
2.5.
Over het onbedwelmd slachten volgens religieuze riten wordt in overweging 43 van de Verordening geschreven:
“Het slachten zonder bedwelming vereist dat de halssnede accuraat met een scherp mes wordt toegebracht om het lijden zoveel mogelijk te bekorten. Bij dieren die na de uitvoering van de halssnede niet mechanisch gefixeerd zijn, zal het verbloeden bovendien waarschijnlijk langer duren, waardoor hun lijden onnodig wordt verlengd. Vooral runderen, schapen en geiten worden volgens deze methode geslacht. Herkauwers die zonder bedwelming worden geslacht, dienen dan ook elk afzonderlijk mechanisch gefixeerd te worden.”
2.6.
Ingevolge artikel 26, tweede lid, onder c van de Verordening kunnen de lidstaten nationale voorschriften aannemen die strekken tot uitgebreidere bescherming van dieren bij het doden met betrekking tot het slachten van dieren volgens religieuze riten.
2.7.
De Nederlandse wetgever heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt in de Wet dieren. Artikel 2.10, eerste lid, van de Wet dieren bepaalt dat het verboden is om dieren behorend tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoorten of diercategorieën te doden, behoudens in gevallen waarin een dier wordt gedood voor de bedrijfsmatige productie van dierlijke producten of in bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Uit het vierde lid van artikel 2.10 Wet dieren volgt dat het is toegestaan om dieren zonder voorafgaande bedwelming te doden volgens de israëlitische of de islamitische ritus indien wordt voldaan aan de nadere regels van het Besluit houders van dieren (hierna: het Besluit).
2.8.
Het Besluit bepaalt onder meer het volgende:
“Artikel 5.7 Volgen Aanwijzingen
1 Het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming, bedoeld in artikel 2.10, vierde lid, van de wet, geschiedt overeenkomstig de door de op grond van artikel 8.1, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaren of andere personen in het belang van de bescherming van het te doden dier gegeven aanwijzingen.
2 De in het eerste lid, bedoelde aanwijzingen kunnen betrekking hebben op:
a de gang van zaken rond het slachtproces, daaronder mede verstaan de wijze waarop en de volgorde waarin dieren worden aangeboden voor de doding;
(…)
c. het staken van het dodingsproces indien onvoldoende is gegarandeerd dat daarbij wordt voldaan aan de eisen van de verordening (EG) nr. 1099/2009 en van deze paragraaf.
(…)
Artikel 5.8 Fixatie
1 Runderen worden gefixeerd door middel van een toestel dat is voorzien van een tijd-mechanisme dat gedurende 45 seconden na het bedienen daarvan, de opheffing van de fixatie onmogelijk maakt; dit mechanisme wordt onmiddellijk na het toebrengen van de halssnede in werking gesteld.
(…)
Artikel 5.9. Toebrengen halssnede
1 Het toebrengen van de halssnede gebeurt met een vlijmscherp mes door een persoon die niet tevens belast is met het fixeren van de dieren.
2 Bij schapen, geiten en pluimvee worden ten minste gedurende 30 seconden en bij runderen ten minste gedurende 45 seconden na het aanbrengen van de halssnede geen verdere slachthandelingen verricht.”
2.9.
De ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zijn op grond van het Besluit aanwijzing toezichthouders Wet dieren belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Wet dieren en de Verordening. Tot deze ambtenaren behoren onder meer de bij het slachtingsproces aanwezige toezichthoudende dierenartsen.
2.10.
Op 2 juni 2012 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie een convenant (hierna: het Convenant) gesloten met de Vereniging van Slachterijen en Vleesverwerkende bedrijven, Contactorgaan Moslims en Overheid en Permanente Commissie tot de Algemene Zaken van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap om verbeteringen door te voeren op het gebied van dierenwelzijn, die verenigbaar zijn met de religieuze rites die bij het onbedwelmd slachten in acht moeten worden genomen. In het Convenant is onder meer overeengekomen dat het dier binnen 40 seconden na de halssnede het bewustzijn moet zijn verloren en als deze periode wordt overschreden het dier alsnog moet worden bedwelmd.
2.11.
In de aanloop naar het offerfeest van 2016 heeft de NVWA in de periode van maart tot en met mei 2016 extra inspecties gehouden bij runderslachterijen die onbedwelmd slachten, waaronder [eiseres] . Vanwege een aantal incidenten met slachtingen heeft de NVWA bij brief van 23 juni 2016 het wekelijks toezicht bij [eiseres] gewijzigd in permanent toezicht.
2.12.
Bij brief van 4 juli 2016 heeft de NVWA [eiseres] gewezen op de door haar geconstateerde tekortkomingen bij het onbedwelmd slachten en heeft zij [eiseres] tot 15 augustus 2016 de tijd gegeven om deze tekortkomingen op te heffen.
2.13.
Op verzoek van [eiseres] hebben er op 15 en 20 juli 2016 gesprekken plaatsgevonden tussen [eiseres] en de NVWA.
2.14.
Bij e-mailbericht van 20 juli 2016 heeft de heer [A] (hierna: [A] ), waarnemend hoofdinspecteur Veterinair en Import bij de NVWA aan de heer [B] (hierna: [B] ) van [eiseres] een gespreksverslag van de bespreking van die dag toegezonden met het verzoek te melden of [eiseres] met de inhoud daarvan kan instemmen. Bij e-mailbericht van 30 juli 2016 heeft [A] geschreven dat hij zonder tegenbericht voor 1 augustus 2016 ervan uitgaat dat [B] kan instemmen met de inhoud van het verslag. Hierop heeft [A] geen reactie van [eiseres] ontvangen.
2.15.
Het in 2.14 bedoelde verslag vermeldt onder meer het volgende:
“Op woensdag 20 juli 2016 hebben vertegenwoordigers van [eiseres] (de heren [B] en ...) en de NVWA, vertegenwoordigd door de heren [C] en [A] , elkaar gesproken in vervolg op een eerder gesprek van vrijdag 15 juli 2016. Het onderwerp van gesprek was de gang van zaken rond het onbedwelmd slachten van runderen bij slachterij [eiseres] te [vestigingsplaats] . De aanleiding hiervoor was het verzoek van [eiseres] tot een gesprek over het toezicht dat de NVWA houdt bij het onbedwelmd slachten van runderen.
Sinds enkele weken houdt de NVWA - vanwege enkele incidenten in de voorliggende maanden - permanent toezicht bij het onbedwelmd doden van dieren hij [eiseres] . De permanente aanwezigheid van de NVWA heeft het inzicht gegeven dat de verbloedingstijd van de runderen na het aanbrengen van de halssnede kan oplopen tot 6,5 minuut. De NVWA heeft daarop besloten om [eiseres] aan te zeggen dat opdracht tot het toepassen van bedwelming gegeven wordt als runderen zo lang tijd nodig hebben om het bewustzijn definitief te verliezen.
Op maandag 11 juli zijn er - na deze aanzegging van de NVWA op 6 juli 2016 - door [eiseres] vijf runderen voor onbedwelmde slacht aangemeld. In alle vijf de gevallen heeft de toezichthoudend dierenarts opdracht gegeven tot bedwelming, die door [eiseres] ook is opgevolgd. De reden voor bedwelming is in geen van de vijf gevallen ingegeven door te langdurig tijdverloop tussen het onbedwelmd aansnijden en het verbloeden/definitief verliezen van bewustzijn, maar was gelegen in andere factoren rond het doden van de betreffende runderen die leidden tot een onnodige aantasting van het dierenwelzijn, waaronder bijvoorbeeld het feit dat de halswond in aanraking kwam met de
fixatieapparatuur. Aan de beoordeling van het tijdverloop tussen aansnijden en bewustzijnsverlies is de NVWA-dierenarts dus in die gevallen niet toegekomen.
[eiseres] heeft de zorg geuit dat het bedrijf door het optreden van de NVWA de komende tijd niet onbedwelmd kan slachten. Daardoor kan de gemeenschap waaraan [eiseres] Halal-vlees levert niet worden bediend en dreigen er ook bedrijfseconomische problemen. In de twee constructieve gesprekken hierover is het volgende gewisseld:
- De NVWA houdt toezicht bij onbedwelmd slachten op dierenwelzijn. Wet- en regelgeving zijn daarbij leidend (niet de eventuele persoonlijke opvattingen van medewerkers van de NVWA).
- Bij [eiseres] zijn tekortkomingen geconstateerd. Het betreft onder meer: snijder niet tijdig gereed na fixeren van de runderen, borstondersteuning runderen onvoldoende, dieren te vroeg uit fixatie losgelaten, overmatige strekking van de hals, geen schietmasker aanwezig.
- Bij [eiseres] is de tijd die verloopt tussen de aansnijding en het definitief verlies van bewustzijn van de runderen in een aantal gevallen erg groot. Dat is vanuit oogpunt van dierenwelzijn niet acceptabel. Oorzaak van langdurig tijdverloop kan gelegen zijn in de staande fixatie die [eiseres] toepast, maar ook in het type rund (zware stieren) die geslacht worden.
- Deze situatie vraagt om noodzakelijke aanpassingen in het dodingsproces bij [eiseres] .
- [eiseres] heeft aangegeven hiertoe bereid te zijn en wil graag zoveel mogelijk duidelijkheid over de eisen waaraan dient te worden voldaan.
De volgende afspraken zijn gemaakt:
- [eiseres] zoekt naar een alternatief voor de staande fixatie. [eiseres] heeft aangegeven in
een kantelbox te willen gaan investeren.
- [eiseres] werkt aan de oplossing op korte termijn van de geconstateerde tekortkomingen die hierboven zijn aangehaald en die ertoe kunnen leiden dat de dierenarts op basis van die tekortkoming al aanwijzing moet geven voor bedwelming.
- De NVWA is bereid om aan de hand van het videomateriaal van 11 juli 2016 uitleg te geven over de reden waarom in dat specifieke geval opdracht is gegeven tot bedwelming. Met die wetenschap verbetert [eiseres] haar proces.
- [eiseres] onderzoekt de mogelijkheid om - in ieder geval zolang de kantelbox nog niet in bedrijf is genomen - lichtere dieren te slachten, waarbij het bewustzijnsverlies mogelijk eerder optreedt dan bij de zware stieren die momenteel worden geslacht.
- De NVWA zal het tijdverloop tussen aansnijding en definitief vast te stellen bewustzijnsverlies (indicatie: 140 seconden, nog geen vaststaand besluit) als zelfstandige afweging laten gelden bij het besluit om tot bedwelming over te gaan. Met de hierboven genoemde maatregelen (aanpassingen apparatuur en handelwijze) en het gebruik van lichtere dieren spant [eiseres] zich in om het aantal keren dat tot bedwelming zal moeten worden besloten tot een minimum te beperken.
- [eiseres] bekijkt de mogelijkheden van kanalisatie, om de bedrijfseconomische schade als gevolg van eventueel bedwelmde dieren te beperken.
- Zodra [eiseres] aan de bedrijvenbeheerder van de NVWA aangeeft de afgesproken aanpassingen te hebben doorgevoerd, zal NVWA herinspectie hierop uitvoeren.
Als [eiseres] de geconstateerde omissies heeft gecorrigeerd, zal tevens worden vastgesteld, te beginnen met één of meerdere kalveren of lichtere stieren, of dit een dusdanig gunstig effect op de bedwelmingstijd heeft dat geen opdracht tot schieten hoeft te worden gegeven.”
2.16.
Bij brief van 15 augustus 2016 heeft de NVWA aan [eiseres] laten weten dat naar aanleiding van de bevindingen van de dierenartsen van de NVWA tijdens de door [eiseres] aangevraagde proefslachtingen van 3 augustus en 8 augustus 2016 de NVWA het permanent toezicht bij [eiseres] per 9 augustus 2016 had opgeheven. De brief vermeldt voorts nog onder meer het volgende:
“Dierenartsen van de NVWA die ingepland worden voor PM toezicht, zullen niet op basis van de nog niet vastgestelde 140 seconden optreden, maar ingrijpen als zij vinden dat het dierenwelzijn in het geding is en zullen in die gevallen ook opdracht geven tot het schieten van het dier.”
2.17.
Bij e-mailbericht van 26 augustus 2016 heeft de heer [D] , bedrijvenbeheerder van de NVWA bij [eiseres] , aan de heer [E] van [eiseres] onder meer het volgende geschreven:
“Momenteel ligt er binnen de NVWA een voorstel om nog vóór het offerfeest een door de staatssecretaris goedgekeurde richtlijn van kracht te doen gaan aangaande de eisen/ voorwaarden voor onbedwelmd slachten. Als bedrijvenbeheerder zie ik het als mijn taak om [eiseres] hiervan vast in kennis te stellen zodat jullie kunnen nadenken over de manier waarop [eiseres] hier invulling aan wil / kan geven.
Temeer omdat ik de weerstand van [eiseres] tegen het “schieten:” ken en daarmee de impact die dit besluit voor jullie deelname aan het komend offerfeest kan hebben.
Het ligt dus in de bedoeling om bedrijven die onverdoofd slachten spoedig per brief te informeren maar bij deze wil ik – gezien jullie belang in deze – [eiseres] eerder in kennis stellen.
Zoals in een eerder gesprek tussen dHr [A] en [eiseres] is aangegeven gaat de richtlijn ervan uit dat dieren die na 3 minuten nog niet buiten bewustzijn zijn, alsnog worden bedwelmd.
Bij [eiseres] betekent dit dat bij een zeer aanzienlijk deel van de stieren de verplichting tot nabedwelming aan de orde zal zijn.(…)”
2.18.
Naar aanleiding van dit e-mailbericht heeft [B] bij brief van 29 augustus 2016 aan [A] verzocht om af te zien van de maatregel om een termijn van maximaal drie munten te stellen tussen het aansnijden en het tijdstip van bewustzijnsverlies bij het onbedwelmd slachten van dieren tijdens het offerfeest, zulks gelet op de door [eiseres] verwachte impact op haarzelf, haar klanten en de moslimgemeenschap.
2.19.
In reactie hierop heeft [A] bij e-mailbericht van 30 augustus 2016 aan [B] onder meer het volgende geschreven:
Maandagmiddag 29 augustus 2016 heeft u mij bericht over uw zorgen met betrekking tot het hanteren van het ‘3- minuten-criterium’ bij onbedwelmd slachten. U vraagt om tijdens de offerfeestperiode hierop niet te handhaven. In reactie hierop meld ik u het volgende.
Op 15 en 20 juli 2016 hebben wij elkaar uitvoerig gesproken.
In die gesprekken is uitgebreid van gedachten gewisseld over tekortkomingen ten aanzien van dierenwelzijn die de NVWA heeft geconstateerd bij het onbedwelmd slachten bij [eiseres] .
Van uw kant werden de constateringen van de NVWA onderschreven en u heeft aangegeven dat u er werk van zou maken om verbeteringen door te voeren.
Inmiddels heb ik begrepen dat u de nodige aanpassingen heeft gepleegd om geconstateerde tekortkomingen op te heffen.
In de gesprekken heb ik ook aangegeven dat het tijdverloop tussen het (onbedwelmd) aansnijden van de runderen en het definitief verlies van bewustzijn bij de door u gehanteerde methode van bedwelming te lang is.
Er zijn voorbeelden dat dit tijdverloop meer dan 6 minuten bedraagt.
Aan dergelijke uitwassen wil ik een halt toeroepen, omdat ze vanuit een oogpunt van dierenwelzijn onacceptabel zijn.
De door u aangebrachte verbeteringen zouden eraan moeten bijdragen om die tijd aanmerkelijk te verkorten. Daarbij heb ik u gemeld dat de NVWA - in lijn met de afspraken die in het Convenant onbedwelmd slachten zijn gemaakt - het tijdverloop tussen aansnijding en het definitieve bewustzijnsverlies van de runderen als zelfstandig criterium zal gaan hanteren om vast te stellen of er sprake is van onnodige aantasting van het dierenwelzijn.
Dat kan - evenals andere vormen van aantasting van het dierenwelzijn - voor de toezichthoudend dierenarts van de NVWA reden zijn om het betreffende rund te laten bedwelmen.
In de gesprekken heb ik daar een indicatie van een gegeven en gemeld dat mogelijk een tijdverloop van ongeveer 140 seconden hiervoor zal worden gebruikt.
Uiteindelijk heb ik, mede op basis van de mij ter beschikking staande literatuur, gekozen voor een limiet van 180 seconden.
Bij een correcte uitvoering van het slachtproces hebben naar verwachting 95 procent van de staand gefixeerde runderen dan het bewustzijn verloren, op basis van eerste afwezigheid van een van beide oogreflexen.
In de gesprekken is gewisseld dat u rekening dient te houden met een maximumtijd en dit is ook opgenomen in het gespreksverslag dat ik u op 20 juli 2016 heb doen toekomen.
Ik stuur het u bij deze nogmaals toe.
U heeft noch tijdens de gesprekken, noch naar aanleiding van de ontvangst van het gespreksverslag mij uw bezwaren hiertegen kenbaar gemaakt.
De uitspraken van de bedrijvenbeheerder van de NVWA waarop u in uw brief van 29 augustus 2016 doelt, maken nog eens duidelijk dat u hij een ongewijzigde aanpak frequenter opdracht zult krijgen om alsnog te bedwelmen.
Het is aan u dit te voorkomen door een goede uitvoering van het slachtproces.
Naar aanleiding van uw brief zie ik dan ook geen aanleiding om de voorgenomen wijze van handhaving door de NVWA tijdens het offerfeest aan te passen.”
2.20.
Bij e-mailbericht van 6 september 2016 heeft [B] aan [A] onder meer het volgende geschreven:
“Tussen (vertegenwoordigers van) de NVWA en [eiseres] is de afgelopen tijd verschillende malen contact geweest en gecorrespondeerd over de onbedwelmde slacht bij [eiseres] Slachterij. Door de NVWA is gewezen op een aantal punten (zie bijvoorbeeld de brief van 4 juli 2016), welke punten steeds door [eiseres] zijn verbeterd. Dit blijkt onder meer uit de brief van de NVWA van 15 augustus 2016 en uw email d.d. 30 augustus 2016. Ook nu is [eiseres] steeds bezig om haar bedrijfsprocessen waar mogelijk (en haalbaar) te verbeteren.
In uw e-mail van 30 augustus jl. geeft u echter ook aan dat tijdens die gesprekken zou zijn gewisseld dat [eiseres] ‘rekening dient te houden met een maximumtijd’. En die e-mail spreekt u verder over een limiet van 180 seconden. [eiseres] probeert te allen tijde de tijd tot het bewustzijn verliezen van het dier te beperken, maar de genoemde limiet hebben wij nog niet bevestigd gezien in officiële (appellabele) besluiten, dan wel in volgens de juiste wijze gepubliceerde richtlijnen/beleidsstukken,
U zult begrijpen dat [eiseres] haar werkwijze niet steeds op elke opmerking of zienswijze van medewerkers van de NVWA kan aanpassen. Dit geldt te meer nu niet steeds duidelijk is wat en hoe de handelwijze luidt waar de desbetreffende medewerkers van de NVWA op doelen. Het is voor ons daarom onduidelijk welke gevolgen wij aan die opmerkingen dienen te verbinden. Dit leidt tot onduidelijkheid van de rechtspositie van [eiseres] .
Gelet hierop kan [eiseres] niet anders dan een officieel besluit van het bevoegd gezag, de NVWA (rechtsgeldig vertegenwoordigd), afwachten. Aan andere berichten van medewerkers van de NVWA (al dan niet per e-mail of telefoon) kan [eiseres] geen rechtsgevolg ontlenen - mede omdat deze uitingen ook niet kunnen worden getoetst ten aanzien van motivering, evenredigheid en zorgvuldigheid. Ook de e-mail die wij vandaag hebben ontvangen over instructies aan inspecteurs is geen aan [eiseres] gericht besluit waar [eiseres] rechtsgevolg aan ontleent.
[eiseres] zal zich ook de komende periode van het Offerfeest samen met de NVWA streven naar een succesvol verloop (mede in het belang van het dierenwelzijn) conform de huidige toepasselijke wet- en regelgeving.”
2.21.
Bij brief van 8 september 2016 heeft [A] het volgende aan [B] meegedeeld:
“In antwoord op uw mail van 6 september jl. over het bedwelmen van slachtdieren na 3 minuten bericht ik u als volgt.
Zoals u in uw mail aangeeft heeft de NVWA de afgelopen periode veel gecorrespondeerd (brieven van 4 juli 2016, 15 augustus 2015 en email 30 augustus 2016) en gesproken over de onbedwelmde slacht bij uw slachthuis [eiseres] .
Naar aanleiding hiervan heeft u het slachtproces verbeterd en bent u van mening dat het voor u ook mogelijk om is onbedwelmd te slachten tijdens het offerfeest.
Bedwelming na 3 minuten
In de bovengenoemde gesprekken en correspondentie is aan de orde gekomen dat er door officiële dierenarts van de NVWA zal worden toegezien in het tijdverloop dat verstrijkt tussen het onbedwelmd aansnijden van het dier en het moment waarop definitief verlies van bewustzijn wordt vastgesteld door de officiële dierenarts. Dit om er voor te zorgen dat elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden van het te doden dier wordt bespaard. Dit is geen nieuw element, omdat de officiële dierenarts ook in voorgaande jaren dit tijdverloop kon of heeft meewegen in zijn oordeel of het dierenwetzijn onnodig werd aangetast tijdens en na het onbedwelmd aansnijden van de dieren.
Om dit onderdeel van de toezichtstaak van de officiële dierenarts te verduidelijken heeft de NVWA een interne beleidslijn vastgesteld voor alle toezichthoudend dierenartsen dat het tijdverloop tussen het aansnijden het definitief verliezen van het bewustzijn van het dier nooit meer dan 3 minuten mag bedragen. In de meeste gevallen zal dit tijdverloop voldoende zijn om het dier door middel van verbloeding definitief het bewustzijn te laten verliezen. Mocht dat niet het geval zijn dan zal de officiële dierenarts - als geen andere aantasting van het dierenwelzijn wordt vastgesteld - na 3 minuten dwingende instructie tegeven tot het bedwelmen van de dieren, waarvan definitief bewustzijnsverlies niet kon worden vastgesteld. Deze instructie is ruim boven de genoemde 40 seconden van het Convenant onbedwelmd slachten tijdens religieuze riten.
Verplichting tot opvolgen instructies
Op grond van Verordening (EG) nr. 853/2004, Bijlage III, Hoofdstuk IV, punten 5 en 12 en artikel 5.7 van het Besluit houders van dieren bent u verplicht de instructies van de toezichthoudend dierenarts op te volgen. Dergelijke instructies vallen niet als besluiten te kwalificeren. Wanneer u zich tegen deze beleidslijn en/of de mededeling in deze brief wilt verzetten kunt u zich wenden tot de burgerlijke rechter. (…)”
2.22.
Tegen laatstgenoemde brief van de NVWA heeft [eiseres] brief bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 9 september 2016 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen en het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard op grond van het oordeel dat voormelde brief geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en ook geen appellabel rechtsoordeel is.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - zakelijk weergegeven - dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de Staat de dwingende instructie van de NVWA aan haar dierenartsen inhoudende het hanteren van een tijdslimiet van drie minuten tussen de insnijding en het verlies van bewustzijn van een stier (hierna ook: de tijdslimiet) buiten toepassing dient te laten jegens [eiseres] tot 1 februari 2017, althans tot en met 14 september 2016, althans een voorziening treft die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht, met veroordeling van de Staat in de kosten van de procedure, te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
3.2.
Daartoe voert [eiseres] - samengevat - het volgende aan. De beleidswijziging van de NVWA per 8 september 2016, althans de feitelijke handeling van het invoeren van de tijdslimiet is onrechtmatig jegens [eiseres] , op grond van het volgende. De tijdslimiet is strijdig met de door artikel 9 lid 1 EVRM beschermde vrijheid van godsdienst, omdat de praktijk bij [eiseres] leert dat slechts 15% van de gezonde en grote stieren die bij het offerfeest worden geslacht binnen 3 minuten na insnijden het bewustzijn verliest. Toepassing van de tijdslimiet betekent dus dat 85% van de stieren alsnog moet worden bedwelmd met als gevolg dat deze stieren geen halal vlees opleveren, terwijl deze stieren juist specifiek door de Islamitische klanten van [eiseres] voor het offerfeest zijn uitgezocht.
Daarnaast handelt de NVWA met deze tijdslimiet in strijd met de geschreven en ongeschreven regels van publiekrecht als bedoeld in artikel 3:14 BW, gelet op het volgende. De Staatsecretaris van economische zaken heeft toegezegd een AMvB vast te stellen die de (geëvalueerde) afspraken uit het Convenant zal vastleggen die in beginsel per 1 januari 2017 in werking zal treden. De inhoud van de AMvB is nog onbekend, maar wel is duidelijk dat de in het Convenant opgenomen tijdslimiet van 40 seconden in de praktijk niet haalbaar is. Met de instructie loopt de NVWA vooruit op de beoordeling die in het kader van de AMvB zal moeten plaatsvinden. Dit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van détournement de pouvoir van artikel 3:3 Awb.
De VNWA motiveert niet waarom bij het overschrijden van de tijdslimiet altijd sprake zou zijn van een vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden van het dier als bedoeld in de Verordening en de Wet dieren. Zij maakt geen enkel onderscheid tussen kleine en/of ongezonde en grote gezonde stieren. De tijdslimiet is dan ook in strijd met het motiveringsbeginsel ingevoerd.
De NVWA heeft de tijdslimiet pas één werkdag voor het offerfeest ingevoerd, wetende dat dit enorme gevolgen zou hebben voor [eiseres] . Daarmee handelt de NVWA in strijd met het
fair playbeginsel en met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.
Op grond van de brief van de NVWA van 15 augustus 2016, waarin de tijdslimiet nog is niet genoemd, mocht [eiseres] erop vertrouwen dat zij bij het slachten inmiddels de juiste werkwijze hanteerde. Niettemin werd zij binnen twee weken nadien geconfronteerd met de tijdslimiet, zonder enige vorm van overgangsrecht of termijn voor aanpassingen. Daarmee handelt de NVWA in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel althans het vertrouwensbeginsel.
De schade die [eiseres] zal lijden ten gevolge van de handelwijze van de NVWA is aanzienlijk, nu het overgrote deel van de reeds begin 2016 bestelde stieren niet kan worden geslacht met het beoogde religieuze doel. Islamitische klanten zullen waarschijnlijk niet terugkeren bij [eiseres] indien zij hun bestelde halal vlees niet zullen ontvangen. Het duurt minimaal 17 weken voordat [eiseres] van de staande fixatie kan overgaan op het gebruik van een kantelbox, waardoor de tijdslimiet naar verwachting wel haalbaar zal zijn.
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de Staat onrechtmatig jegens haar handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vordering gegeven. [eiseres] is ontvankelijk in haar vordering, nu zij tegen de tijdslimiet niet kan opkomen bij de bestuursrechter. Voorts staat op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen vast.
4.2.
Inzet van deze procedure is de vraag of de Staat jegens [eiseres] de tijdslimiet tot enig moment buiten toepassing moet laten.
4.3.
NVWA heeft deze tijdslimiet gesteld in het kader van haar bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen door toezichthoudende ambtenaren, zoals neergelegd in artikel 5.7 van het Besluit. De bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen is gegeven ter waarborging van het uitgangspunt, zoals vastgelegd in artikel 3 van de Verordening (zie 2.3), dat de dieren iedere vermijdbare vorm van pijn spanning of lijden moet worden bespaard. Dit uitgangspunt geldt ook voor dieren die, zoals bij [eiseres] , onbedwelmd worden geslacht volgens de Islamitische riten. Dit blijkt in het bijzonder uit artikel 5.7 lid 2 sub c van het Besluit, waarin is bepaald dat de aanwijzingen van de toezichthoudende ambtenaren betrekking kunnen hebben op het staken van het dodingsproces, indien onvoldoende is gegarandeerd dat daarbij wordt voldaan aan de eisen van de Verordening.
4.4.
De vordering van [eiseres] strekt tot het ingrijpen in de toezichtsbevoegdheden van de NVWA. Dit overheidsorgaan komt een grote (beleids)vrijheid toe met betrekking tot de wijze waarop zij uitvoering geeft aan haar toezicht. Dit brengt mee dat - in beginsel - slechts aanleiding kan zijn voor ingrijpen door de voorzieningenrechter in geval geen redelijk denkend en handelende ambtenaar van de NVWA tot de invoering per 8 september 2016 van de tijdslimiet zou kunnen komen. Het optreden van de NVWA moet dus onmiskenbaar onjuist of onterecht zijn. Daarvan uitgaande zal de vordering van [eiseres] verder worden beoordeeld.
4.5.
Zoals de Staat onweersproken heeft aangevoerd, achten de dierenartsen van de NVWA in ieder geval een doodsstrijd die langer dan drie minuten duurt uit het oogpunt van het vermijden van iedere vorm van pijn, spanning of lijden bij het dier onaanvaardbaar. Daarnaast heeft de Staat gemotiveerd weersproken dat de tijdslimiet ertoe zal leiden dat 85% van de door [eiseres] voor het offerfeest te lachten stieren alsnog zal moeten worden bedwelmd. Volgens de Staat zal bij een correcte uitvoering van het slachtproces naar verwachting 95% van de staand gefixeerde stieren binnen drie minuten het bewustzijn verliezen. Ter onderbouwing hiervan heeft de Staat gewezen op twee door hem overgelegde wetenschappelijke rapporten, te weten het rapport “Joods ritueel slachten, Evaluatie haalbaarheid van het convenant” d.d. 5 januari 2015, opgesteld door onder andere dr. [X] (hierna: het rapport [X] ) en het rapport “Research concerning slaughter without stunning of ruminants in The Netherlands” van juni 2015, opgesteld door de Universiteit Wageningen (hierna: het rapport Wageningen). Zoals de Staat ter zitting nader heeft toegelicht, blijkt uit het rapport [X] onder meer dat bij de steeds in een liggende positie (een kantelbox, blz. 6 van het rapport) geslachte stieren na gemiddeld twee minuten na het aanbrengen van de halssnede bewustzijnsverlies is ingetreden (blz. 12 van het rapport) en dat geen van de zwaarste stieren (van ongeveer 600 kilo) na meer dan twee minuten het bewustzijn heeft verloren (tabel op blz. 14 van het rapport). Voorts heeft de Staat erop gewezen dat het rapport Wageningen onder meer vermeldt dat bij het onverdoofd staand slachten het bewustzijnsverlies gemiddeld één minuut later intreedt dan bij het onverdoofd liggend slachten (blz. 18 van het rapport). Deze rapporten en het eerder genoemde oordeel van haar dierenartsen, in onderlinge samenhang beschouwd, heeft de NVWA ertoe gebracht om de tijdslimiet van drie minuten in te voeren, aldus de Staat.
4.6.
Tegenover dit gemotiveerde betoog van de Staat heeft [eiseres] haar stelling dat 85% van de door haar bij het offerfeest te lachten stieren alsnog zal moeten worden bedwelmd, onvoldoende aannemelijk gemaakt. [eiseres] beroept zich hiertoe slechts op het in 2.17 bedoelde e-mailbericht alsmede eigen ervaringen, maar zij heeft dit niet, althans onvoldoende, concreet toegelicht. Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat de tijdslimiet voor [eiseres] geen wezenlijke beperking inhoudt voor het ritueel slachtproces.
4.7.
Daarnaast weegt de voorzieningenrechter nog mee dat het tijdsverloop tussen het aanbrengen van de halssnede en de constatering dat het dier het bewustzijn heeft verloren steeds een bij [eiseres] bekend aandachtspunt is geweest. Dit blijkt uit overweging 43 van de considerans van de Verordening (zie r.o. 2.5) alsmede uit het Convenant. Daarbij komt nog dat de NVWA bij het gesprek van 20 juli 2016 met [eiseres] onder meer aan de orde heeft gesteld, dat het tijdsverloop in een aantal gevallen bij [eiseres] te groot was. Weliswaar heeft de NVWA in haar brief van 15 augustus 2016 nog geen tijdslimiet bepaald en onder meer meegedeeld dat nog niet op basis van de nog niet vastgestelde limiet van 140 seconden zou worden opgetreden, doch hieraan heeft [eiseres] niet zonder meer het gerechtvaardigd vertrouwen kunnen ontlenen dat de NVWA niet op korte termijn een tijdslimiet zou gaan invoeren. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat de tijdslimiet geen wijziging brengt in de al bestaande bevoegdheden van de toezichthoudende dierenartsen om in te grijpen in het slachtproces als dat naar hun oordeel uit het oogpunt van dierenwelzijn geboden is.
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de invoering van de tijdslimiet door de NVWA niet als onmiskenbaar onjuist of onterecht jegens [eiseres] worden aangemerkt. Hiermee strandt de vordering van [eiseres] op al de door haar aangevoerde gronden.
4.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.435, waarvan € 816 aan salaris advocaat en € 619 aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2016.
LH