In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2016 uitspraak gedaan over een verzoek tot verbetering van de akte van de burgerlijke stand en de ontkenning van het vaderschap. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie en een minderjarige, vertegenwoordigd door een bijzondere curator. De vrouw, zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, en de juridische vader, eveneens zonder bekende verblijfplaats, zijn betrokken bij de zaak. De rechtbank heeft eerder op 29 februari 2016 de beslissing aangehouden en de behandeling voortgezet op 13 juni 2016. Tijdens deze zitting zijn de advocaten van de betrokken partijen verschenen, maar de officier van justitie en de vrouw zijn niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige de geslachtsnaam van de juridische vader heeft gekregen, maar dat er een verzoek tot ontkenning van het vaderschap van deze vader aanhangig is. De rechtbank overweegt dat de geslachtsnaam van de minderjarige moet worden verbeterd in overeenstemming met het Filipijnse recht, dat bepaalt dat een wettig kind de geslachtsnaam van de vader verkrijgt. De bijzondere curator en de vrouw hebben verzocht om de geboorteakte ongewijzigd te laten, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de juridische vader op de geboorteakte moet worden vermeld, omdat de minderjarige is geboren tijdens het huwelijk tussen de vrouw en de juridische vader.
De rechtbank heeft ook de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd en vastgesteld dat de vrouw en de juridische vader Filipijnse nationaliteit hebben. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ontkenning van het vaderschap mogelijk is volgens het Filipijnse recht, en heeft het verzoek tot ontkenning van het vaderschap toegewezen. De rechtbank heeft de verbetering van de akte gelast en de bijzondere curator ontslagen van zijn taak. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie kinderrechters, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.