Uitspraak
Rechtbank DEN Haag
[eiser] , te [woonplaats 1] , eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder
[persoon 1], te [woonplaats 2] (vergunninghouder)
Procesverloop
Overwegingen
Op 23 juli 2015 heeft vergunninghouder een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning ten behoeve van het realiseren van een bouwmarkt en een perifere detailhandelsvestiging op het perceel [adres 1] . Deze locatie bevindt zich op het zogenoemde bedrijventerrein [naam 1] . Op 4 mei 2016 is het ontwerpbesluit gepubliceerd op de gemeentepagina in de huis-aan-huis-bladen van de gemeente Katwijk en op 6 mei 2016 in de Staatscourant. Het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken hebben met ingang van 6 mei 2016 tot en met 16 juni 2016 ter inzage gelegen. Er zijn geen schriftelijke zienswijzen ingediend. Na afloop van de periode van de terinzagelegging heeft verweerder bij het primaire besluit besloten op de aanvraag.
In het aanvullend verzoekschrift van 16 september 2016 heeft eiser aangevoerd dat hij, kort gezegd, op 31 mei 2016 een mondelinge zienswijze heeft ingediend bij [persoon 7] nadat [persoon 6] , medewerkster van eiser, op de website van de gemeente het plan vond om een omgevingsvergunning te verlenen voor de [adres 1] . De mondelinge zienswijze is ingediend door [persoon 2] , in aanwezigheid van [persoon 6] , in een telefoongesprek van 15.55 uur tot 16.27 uur.
[persoon 6] heeft als getuige ter zitting verklaard dat zij bij [persoon 2] was tijdens het telefoongesprek en dat zij niet kon horen wat [persoon 7] zei maar wel wat [persoon 2] zei. Ze heeft verklaard meermalen te hebben gehoord dat [persoon 2] zijn bezwaren uitte tegen de gang van zaken en het voornemen om de gepubliceerde vergunning te gaan verlenen.