ECLI:NL:RBDHA:2016:11406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
AWB 16 / 10855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen afwijzing van een aanvraag voor gezinshereniging

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Berg, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door A.M.H.W. van Heerebeek. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf met als doel gezinshereniging. De aanvraag werd op 26 juni 2015 afgewezen en het bezwaar van de eiser werd op 6 april 2016 niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. De eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zijn vader, referent, in een gevaarlijke situatie verkeerde in een vluchtelingenkamp en hierdoor niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank benadrukte dat de referent zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bezwaarschrift, ondanks de hulp van Vluchtelingenwerk Nederland. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/10855
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 22 september 2016 in de zaak tussen
[naam], eiser,
gemachtigde mr. F.A. van den Berg,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde A.M.H.W. van Heerebeek.

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een machtiging voor voorlopig verblijf met als doel ‘gezinshereniging in het kader van nareis’ afgewezen.
Bij besluit van 6 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser van 14 januari 2015 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De behandeling van het beroep ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2016. Partijen hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Wel was ter zitting aanwezig [referent], de vader van eiser (hierna referent) en [naam broer], de broer van eiser. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te bezitten.
2. Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vier weken.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indienen in verzuim is geweest.
3. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift niet binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend. Tussen partijen is slechts in geschil of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
4. Namens eiser is aangevoerd dat er verschoonbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding. Op 5 maart 2015 heeft referent verzocht om nareis voor zijn echtgenote en hun vier kinderen, waaronder eiser. De aanvragen zijn door Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) ingediend. De echtgenote en kinderen van referent verbleven op dat moment in een vluchtelingenkamp in Yarmouk, waar IS de dienst uitmaakt. Het was daar een gevaarlijke situatie en referent maakte zich grote zorgen. Referent kreeg hierdoor paniekaanvallen en slikte daarvoor (zware) medicatie. Vervolgens ontstond een verwarrende situatie, waarbij referent een tweetal beschikkingen heeft gekregen. Een inwilligende voor zijn echtgenote en dochters en een afwijzende voor eiser. Referent heeft beide beslissingen ontvangen en is daarmee naar VWN gegaan. In het logboek van VWN is echter niets terug te vinden over de beslissing van eiser. Gelet op de medische situatie van referent, waardoor hij niet adequaat kon reageren op de afwijzende beslissing, en de noodzaak om de echtgenote en dochters zo snel mogelijk uit het vluchtelingenkamp weg te halen, kan de termijnoverschrijding naar zijn mening niet voor rekening en risico van referent komen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Verweerder is er daarbij op goede gronden van uitgegaan dat niet is aangetoond dat referent niet in staat was om tijdig bezwaar in te dienen. Verder is van belang dat het in deze zaak gaat om een lange termijnoverschrijding van bijna zes maanden. Dat referent hulp kreeg voor de nareisprocedure van VWN, ontslaat hem niet van zijn eigen verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van het bezwaarschrift. Ter zitting heeft referent erkend dat hij zelf beide besluiten heeft ontvangen. De stelling dat VWN een fout zou hebben gemaakt met betrekking tot de registratie in het logboek en het vervolg van de procedure, kan dan – gelet op de eigen verantwoordelijkheid van referent – ook niet leiden tot het oordeel dat hiermee verschoonbaarheid is aangetoond. Evenmin heeft referent aangetoond dat hij door zijn paniekaanvallen niet in staat was tijdig bezwaar te maken. Het enkel overleggen van de bijsluiter van de voorgeschreven medicatie is hiervoor onvoldoende. Tenslotte maakt ook de omstandigheid dat referent geen contact had met eiser niet dat er geen tijdig bezwaar kon worden ingediend. Reeds bij de asielaanvraag is referent middels een folder op de hoogte gesteld van de procedure tot nareis en het belang van het nakomen van de termijnen.
6. Namens eiser is voorts nog gesteld dat het op de weg van verweerder had gelegen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, gelet op de eenheid van het gezin, zoals bedoeld in de Richtsnoeren voor toepassing van Richtlijn 2003/86/EG COM (2014)210. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat de eenheid van het gezin geen rol speelt bij de beoordeling van eventuele verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Het gaat hier immers om een uitgangspunt dat naar zijn aard bedoeld is om betrokken te worden bij de beoordeling van de inhoudelijk merites van een aanvraag om gezinshereniging.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Valk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.