ECLI:NL:RBDHA:2016:11406
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen afwijzing van een aanvraag voor gezinshereniging
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Berg, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door A.M.H.W. van Heerebeek. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf met als doel gezinshereniging. De aanvraag werd op 26 juni 2015 afgewezen en het bezwaar van de eiser werd op 6 april 2016 niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. De eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zijn vader, referent, in een gevaarlijke situatie verkeerde in een vluchtelingenkamp en hierdoor niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank benadrukte dat de referent zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bezwaarschrift, ondanks de hulp van Vluchtelingenwerk Nederland. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.