6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 16 oktober 2015 schuldig gemaakt aan het doden van de nieuwe vriend van zijn ex-partner, door deze meerdere malen met een mes te steken. Verdachte heeft hiermee een onschuldig slachtoffer, dat niets van doen had met de relatieproblemen tussen verdachte en zijn ex-partner, het recht op leven ontnomen en de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen van de zoon en dochter van het slachtoffer alsook door de slachtofferverklaring van de partner van het slachtoffer.
Het plegen van een levensdelict als doodslag wordt in onze samenleving beschouwd als een van de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Voor het ontnemen van het leven aan een ander komt in beginsel enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur in aanmerking. Het wettelijk strafmaximum voor doodslag is thans een gevangenisstaf van 15 jaren. In de afgelopen jaren pleegt voor een doodslag doorgaans een gevangenisstraf van zes tot twaalf jaren te worden opgelegd.
De rechtbank ziet, alles afwegende, aanleiding om verdachte de straf zoals gevorderd door te officier van justitie op te leggen.
De rechtbank neemt daarbij ten eerste in aanmerking dat verdachte op brute wijze geweld heeft toegepast op het lichaam van het slachtoffer door hem niet éénmaal, maar meerdere malen met grote kracht met een mes te steken, waarvan twee keer in de borst. De grote kracht blijkt wel uit het feit dat is vastgesteld dat een van de steekwonden 21 centimeter diep was, waarbij – door een leren jas en T-shirt heen - het borstbeen werd gekliefd en meerdere organen werden geperforeerd om ten slotte ook aan de achterzijde in de rug van het slachtoffer een snijwond te veroorzaken. Verder zijn bij het slachtoffer meerdere diepe verwondingen aan de handen, onderarmen en kaak geconstateerd. Verdachte, die ook is onderzocht, had geen verwondingen. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij het mes tijdens het steken met beide handen bovenhands vasthield.
Verder laat de rechtbank in strafverzwarende zin meewegen dat verdachte het slachtoffer onverhoeds heeft aangevallen. In de vroege ochtend, terwijl het slachtoffer nietsvermoedend naar zijn werk wilde gaan, stond verdachte hem om de hoek van de carport op te wachten. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte naar eigen zeggen het slachtoffer nauwelijks persoonlijk kende en geen enkele reden had om voor hem te vrezen. Waarom verdachte dan toch zozeer in paniek raakte van de - ook voor verdachte begrijpelijke - geschrokken reactie van het slachtoffer (“Wat doe jij hier?”), dat hij zijn mes trok en meermalen met grote kracht op het slachtoffer instak, is op geen enkele wijze duidelijk geworden.
De rechtbank acht, gelet op deze strafverzwarende omstandigheden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren passend en geboden.
Ten aanzien van het gevoerde strafmaatverweer van de verdediging merkt de rechtbank het volgende op. Daargelaten dat het zoeken van hulp bij dwanggedachten om zichzelf en zijn ex-vrouw te doden een verdachte niet ontslaat van de verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen, heeft verdachte nagelaten bij de hulpverlening te melden dat hij ook plannen had om het slachtoffer te confronteren met diens relatie met de ex-partner van verdachte. Evenmin heeft verdachte aan zijn behandelaars gemeld dat hij daartoe ’s avonds laat en ’s ochtends vroeg veelvuldig het huis van het slachtoffer observeerde en daarbij soms een mes bij zich had. Verdachte heeft ten aanzien van deze gevoelens geen hulp gezocht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een lagere straf op te leggen vanwege een hulpvraag van verdachte.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte is, zoals hiervoor genoemd, een triple rapportage opgesteld op 6 februari 2016, door A. Neven, psychiater, P.J. Adrichem, GZ-psycholoog en M.T. Benghanem, forensisch milieuonderzoeker. De conclusies van dit rapport zijn eerder in dit vonnis reeds besproken en de rechtbank ziet, mede naar aanleiding van dit rapport, geen reden om tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte te komen.
Voorts is ten aanzien van de persoon van verdachte op 21 januari 2016 een reclasseringsadvies van Palier, opgesteld door D. Boers, reclasseringswerker opgemaakt. Het advies van de reclassering is om verdachte, in geval van bewezenverklaring, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in het verdere verleden eenmaal wegens verkrachting is veroordeeld tot een gevangenisstraf.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat noch de persoon noch de persoonlijke omstandigheden van verdachte in strafverminderende zin van invloed zijn op de strafoplegging.
De rechtbank zal verdachte daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaren opleggen, met aftrek van het voorarrest.