ECLI:NL:RBDHA:2016:11213
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Weigering van verlof aan ter beschikking gestelde zonder rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, een ter beschikking gestelde (tbs) met de Surinaamse nationaliteit, vorderde dat de Staat der Nederlanden een machtiging tot verlof zou verlenen. Eiser verblijft al bijna 20 jaar in een tbs-kliniek en komt vanuit behandeloogpunt in aanmerking voor begeleid verlof. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie weigerde echter een machtiging voor verlof te verlenen, omdat eiser niet over een geldige verblijfstitel beschikt en niet kan worden gerepatrieerd naar Suriname. Eiser stelde dat deze weigering in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat hij hierdoor geen reëel uitzicht op vrijheid heeft.
De rechtbank oordeelde dat de weigering van de staatssecretaris om verlof te verlenen, uitsluitend gebaseerd op de verblijfsstatus van eiser, niet in overeenstemming is met de doelstellingen van de tbs-maatregel, die gericht is op behandeling en resocialisatie. De voorzieningenrechter benadrukte dat het verkrijgen van verlof een essentieel onderdeel is van de tbs-behandeling en dat eiser, ondanks zijn huidige verblijfsstatus, recht heeft op een reëel perspectief op vrijheid. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiser, waarin hij geen mogelijkheden heeft voor verdere stappen in zijn behandeling, in strijd is met de verdragsrechtelijke bepalingen van het EVRM.
De rechtbank heeft de Staat bevolen om binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag een machtiging tot verlof te verlenen, mits er geen andere gronden voor weigering zijn. Tevens is de Staat veroordeeld in de proceskosten van eiser. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een humane benadering in de behandeling van tbs-gestelden, ongeacht hun verblijfsstatus.