ECLI:NL:RBDHA:2016:11069

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
09/842788-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op eetcafé in Zoetermeer met meerdere verdachten en verschillende straffen

Op 12 oktober 2015 vond er een gewapende overval plaats op een eetcafé in Zoetermeer. Een gemaskerde man bedreigde de eigenaresse met een (nep)vuurwapen en dwong haar om geld uit de kluis af te geven. Het onderzoek, genaamd 'Clotho', leidde naar zes mannen die betrokken waren bij de overval. Vier van hen, die 17 en 18 jaar oud waren, werden veroordeeld volgens het jeugdrecht. De jeugdige die het nepwapen had geleverd, werd als medeplichtige veroordeeld, terwijl de andere vijf als medeplegers werden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachten varieerde, wat tot verschillende straffen leidde. De man die met het wapen de overval pleegde, werd uitgesloten van de verdeling van de buit. Drie van de verdachten hebben schuld bekend, terwijl de andere twee ontkenden betrokken te zijn geweest. De rechtbank legde voorwaardelijke straffen op, inclusief contactverboden en toezicht door de (jeugd)reclassering. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, wat de schadevergoeding aan het slachtoffer betreft.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/842788-15
Datum uitspraak: 13 september 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende: [adres] ,
thans preventief gedetineerd in [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 maart 2016, 6 juni 2016 en 25 augustus 2016. Het onderzoek ter terechtzitting is op 30 augustus 2016 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Sannes en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. L. Versteegh, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van 7.000,- euro,
althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde] voornoemd en/of [cafe] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) , welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het - met bedekt
gezicht - binnengaan van [cafe] en/of het (vervolgens) tonen aan
en/of richten op [benadeelde] voornoemd van een pistool, althans een (op
een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) en/of het (vervolgens) zeggen van de
woorden: "overval, geld";
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5]
op of omstreeks 12 oktober 2015 te Zoetermeer tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [benadeelde] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
7.000,- euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde] en/of [cafe] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] ,
[medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en/of verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- ( met bedekt gezicht) binnengaan van [cafe] en/of
- het tonen en/of richten op [benadeelde] van een pistool, althans (een op
een) (vuur)wapen (gelijkend voowerp) en/of
- het zeggen van de woorden: "overval, geld",
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12
oktober 2015 te Zoetermeer opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] aan te geven een overval te
plegen op [cafe] , en/of
- [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] aan te geven dat in [cafe]
een grote kluis staat met daarin 25.000,- euro, en/of
- voorafgaand aan de overval naar [cafe] te gaan om te kijken en/of
voor te verkennen, en/of
- zijn auto ter beschikking te stellen als vluchtauto, en/of
- ( na) bij [cafe] op de uitkijk te staan, en/of
- de vluchtauto te besturen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 12 oktober 2015 heeft omstreeks 21:15 uur een gewapende overval plaatsgevonden bij [cafe] te Zoetermeer, waarbij een aanzienlijk geldbedrag is buitgemaakt. Het daarop volgende onderzoek genaamd “Clotho” heeft uiteindelijk geleid naar de verdachte en vijf medeverdachten.
De rechtbank ziet zich thans allereerst gesteld voor de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, in vereniging gepleegd (primair ten laste gelegd).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder overlegging van een pleitnota, vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft onder meer aangevoerd dat de verdachte een goede bekende van de aangeefster is en vaak in het eetcafé heeft gepokerd. Hij heeft die dag toevallig in de lift met de medeverdachten gestaan, kort na de overval, en heeft later in de lift geld gekregen van medeverdachte [medeverdachte 1] . Dit had hij nog te goed van genoemde [medeverdachte 1] . Deze omstandigheden maken echter niet dat de verdachte betrokkenheid bij de overval kan worden verweten. Voort dienen de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] als onbetrouwbaar te worden beschouwd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
[benadeelde] (hierna: aangeefster) heeft aangifte gedaan van een overval, gepleegd op 12 oktober 2015 in [cafe] te Zoetermeer. Die dag kwam omstreeks 21:15 uur een man het eetcafé binnen met een pistool in zijn hand. Zijn gezicht was tot over de neus bedekt met zwarte stof. Hij kwam naar aangeefster toe met het pistool op haar gericht. De man gebood haar en de twee aanwezige klanten naar de achterkant van de zaak te lopen. Een van de twee klanten liep met haar mee en de andere klant verschuilde zich intussen in de keuken. In de ruimte waarin de kluis stond, beval de man haar deze open te maken. Hij hield het pistool hierbij op haar gericht. Hij gaf aangeefster een rugzak en gebood haar alles in de tas te doen. Aangeefster heeft hierop wisselgeld en twee zwarte portefeuilles uit de kluis in de tas gedaan. De man heeft vervolgens de kluisruimte verlaten, de deur daarvan dicht gedaan en de zaak verlaten. [2]
Een van de twee aanwezige klanten, [getuige] , verklaarde dat de overvaller riep “overval, geld” of soortgelijke woorden. [3]
Medeverdachte [medeverdachte 2] ) heeft onder meer verklaard dat hij de persoon is geweest die feitelijk [cafe] binnen is gegaan en de overval heeft gepleegd. Wat betreft het aandeel van de verdachte bij deze overval heeft hij verklaard - verkort weergegeven – dat hij die dag samen was met [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 3] bij de flat aan de Florens van Brederodelaan te Zoetermeer was. Op enig moment kwamen [medeverdachte 5] en [naam 1] erbij. [naam 1] zei dat hij een overval moest plegen op [cafe] , dat hij een tip had en dat er € 25.000 in de grote kluis lag. [naam 1] wist van alles van dat eetcafé. Op een gegeven moment gaf [naam 1] aan dat het tijd was om naar het eetcafé te gaan. Vervolgens zijn onder meer [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] gezamenlijk naar het eetcafé gelopen. Aldaar hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] op de uitkijk gestaan en heeft [medeverdachte 2] de overval feitelijk gepleegd. Na de overval heeft [medeverdachte 2] de rugtas met daarin de buit aan [medeverdachte 4] afgegeven. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de persoon op de foto in het dossier (p. 402) [naam 1] is. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij eveneens betrokken is geweest bij de overval. Wat betreft het aandeel van de verdachte bij deze overval heeft hij verklaard - verkort weergegeven - dat hij die dag samen was met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] bij de flat aan de Florens van Brederodelaan te Zoetermeer. Op enig moment is [medeverdachte 5] eveneens naar de flat gekomen. Aldaar is het plan voor de overval besproken. [verdachte] verdeelde de rollen en zou het meeste van de buit krijgen, te weten de helft. De andere helft zou tussen de rest verdeeld worden: [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . Vervolgens zijn [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] en [verdachte] gezamenlijk in de richting van het eetcafé gelopen. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] hebben hun gezicht met delen van een T-shirt van [medeverdachte 4] bedekt, waarna [medeverdachte 2] het eetcafé binnen is gegaan en [medeverdachte 5] op de uitkijk is blijven staan. Nadat [medeverdachte 2] de rugtas met daarin de buit aan [medeverdachte 4] had gegeven, zijn [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] gezamenlijk weggerend, waarna zij in de auto zijn gestapt bij [verdachte] en [medeverdachte 1] . Vervolgens zijn zij gezamenlijk naar de flat aan de Florens van Brederodelaan gereden, aldaar in de lift gestapt en een woning binnen gegaan, waarna de buit door [verdachte] is verdeeld. [medeverdachte 4] heeft een bedrag van € 700,00 van [verdachte] gekregen. Aan [medeverdachte 4] is bij zijn verhoor voorts een foto getoond met daarop 4 mensen in een lift. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat de persoon, aangeduid als nummer 3, [verdachte] is. [5]
[verdachte] is gehoord en heeft onder meer het volgende verklaard. Op de dag van de overval op [cafe] zijn een paar jongens in haar woning geweest, gelegen in de flat aan de Florens van Brederodelaan te Zoetermeer. Dit waren [naam 2] , [medeverdachte 1] en [naam 3] . [naam 2] had een rugtas en pakte daar twee portemonnees uit. [naam 2] opende een van de twee portemonnees. Daar zat een stapel bankbiljetten in van 5 à 6 cm dik. [naam 2] verdeelde het geld. De jongens zijn na ongeveer een kwartier weer weggegaan. [getuige] herkende op foto’s die haar zijn getoond op foto 1: [medeverdachte 4] / [naam 3] , op foto 3: [naam 2] / [verdachte] en op foto 4: [medeverdachte 1] . [6]
Op camerabeelden, gemaakt in de flat aan de Florens van Brederodelaan en gedateerd
12 oktober 2015, met daarop opnames gelegen tussen 21:10 uur en 21:45 uur, is een viertal personen te zien dat gezamenlijk een lift betreedt. Door de desbetreffende verbalisant worden de volgende personen op de camerabeelden ambtshalve herkend: de verdachte en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] De vierde persoon op de beelden is zeer waarschijnlijk [medeverdachte 5] . [7]
De verdachte heeft ter terechtzitting op 25 augustus 2016 verklaard dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden van de lift in de flat aan de Florens van Brederodelaan te Zoetermeer en dat hij inderdaad met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] in de lift naar boven heeft gestaan, en kort daarna met enkel [medeverdachte 1] met de lift naar beneden is gegaan, waarbij genoemde [medeverdachte 1] hem een klein geldbedrag heeft gegeven. De verdachte heeft voorts iedere betrokkenheid bij de overval ontkend. [8]
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2]
Wat betreft de (betrouwbaarheid van de) verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] overweegt de rechtbank als volgt. De verdediging heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat - kort gezegd - de door de medeverdachten afgelegde verklaringen op diverse punten te inconsistent en onvoldoende betrouwbaar zijn om tot het bewijs van het ten laste gelegde te kunnen worden gebezigd, een en ander zoals verwoord in de pleitaantekeningen van de raadsvrouw. In weerwil van wat de raadsvrouw heeft betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze voor het bewijs gebezigde verklaringen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verklaringen ten aanzien van het merendeel van het (verloop van het) feit consistent zijn, wat betreft het aandeel van de verdachte eensluidend en dat beide medeverdachten in hun verklaringen bovendien met name belastend over zichzelf verklaren. Dat de medeverdachten belastend zouden hebben verklaard over de verdachte om zo hun eigen rol steeds kleiner te maken, is noch uit de stukken, noch uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken. Beide medeverdachten bekennen hun aandeel bij de overval, welk aandeel in beide gevallen zeer aanzienlijk is geweest. Het enkele gegeven dat de verklaringen van de [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] op ondergeschikte punten van elkaar afwijken, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen grond om ze als ongeloofwaardig terzijde te laten. Dit verweer slaagt dan ook niet.
De rechtbank overweegt voorts, dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] aansluiten bij de verklaring van [getuige] en de camerabeelden zoals hiervoor beschreven. Voorts sluit het tijdsverloop tussen de camerabeelden waarop de verdachte en zijn medeverdachten in de lift te zien zijn en de camerabeelden van alleen verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] in de lift ook aan bij het scenario dat uit de verklaringen van hier genoemde medeverdachten naar voren komt, dat inhoudt dat de verdachte en zijn medeverdachten in de woning van [getuige] de buit hebben verdeeld en daarna zijn vertrokken.
Gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op de dag van de overval op initiatief van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] naar de flat gelegen aan de Florens van Brederodelaan is gekomen, aldaar aan de medeverdachten informatie heeft verstrekt over [cafe] en vervolgens de regie over de overval heeft genomen, waarbij de verdachte onder meer de verschillende rollen ter zake van de uitvoering aan de medeverdachten heeft toebedeeld. Voorts heeft de verdachte in de omgeving van [cafe] met een vluchtauto klaargestaan, medeverdachten na de overval vervoerd en na afloop van de overval de buit verdeeld, waarbij de rechtbank het voldoende aannemelijk acht dat de verdachte zichzelf een groot deel van de buit heeft toebedeeld.
Medeplegen of medeplichtigheid?
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de rol van de verdachte bij dit feit dient te worden aangemerkt als medeplegen (primair ten laste gelegd) danwel de medeplichtigheid daaraan (subsidiair ten laste gelegd).
De rechtbank stelt voorop dat voor bewezen verklaring van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en van een materiële en/of intellectuele bijdrage aan het strafbare feit van voldoende gewicht. Bij de beoordeling hiervan is van belang onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Zoals hiervoor overwogen, heeft de verdachte een aanzienlijke rol vervuld bij zowel de voorbereiding als de uitvoering van de overval, waarbij hij tevens degene is geweest die de buit heeft verdeeld en zichzelf een aanzienlijk deel heeft toebedeeld. Hierbij dient tevens te worden opgemerkt dat een aantal van zijn medeverdachten minderjarig is, en sprake was van een behoorlijk leeftijdsverschil. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de rol van de verdachte onmiskenbaar dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering, waarbij het opzet van de verdachte gericht was op het medeplegen van de overval en het bemachtigen van (een deel van) de buit.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat
primair:
hij op 12 oktober 2015 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde] voornoemd en/of anderen, welke bedreiging met geweld bestond uit het - met bedekt gezicht - binnengaan van [cafe] en het tonen aan en richten op [benadeelde] voornoemd van een op een vuurwapen gelijkend voo
rwerp en het vervolgens zeggen van de woorden: "overval, geld".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de aangeefster.
De officier van justitie heeft verzocht te bepalen dat de te stellen voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit bij strafoplegging een straf op te leggen die gelijk is aan de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval. Bij deze overval is de eigenaresse van een eetcafé in de avond, kort na sluitingstijd in haar zaak door een van de medeverdachten onder bedreiging met een (nep)vuurwapen gedwongen om naar de kluisruimte te lopen, deze kluis open te maken en de inhoud van de kluis in een rugzak te doen en die aan de medeverdachte af te geven. Hiervan zijn voorts twee gasten van het eetcafé ongewild getuige geweest. De verdachte en zijn medeverdachten hebben met het plegen van dit feit getoond dat zij geen respect hebben voor de eigendommen van anderen en dat zij er niet voor terugdeinzen om slachtoffers doodsangst aan te jagen. Het staat vast dat dergelijke feiten een forse inbreuk op de gevoelens van veiligheid bij de slachtoffers maken. Voorts is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten zich nog geruime tijd angstig en onveilig kunnen voelen en dat daardoor ook in de maatschappij in het algemeen de gevoelens van onveiligheid toenemen.
Dat de aangeefster nog dagelijks de nadelige gevolgen van het feit ondervindt, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter zitting is voorgehouden. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich echter niet gelegen gelaten aan de gevolgen voor de slachtoffers en enkel hun eigen belang voor ogen gehad. De rechtbank neemt dit de verdachte en zijn medeverdachten zeer kwalijk.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging tevens rekening met het volgende.
De verdachte is de oudste van de dadergroep. Hij is weliswaar niet degene geweest die feitelijk de overval heeft gepleegd, maar de overval is gepleegd nadat de verdachte de tip over [cafe] had gegeven en de benodigde informatie had verschaft. Voorts heeft hij zowel bij de planning als de regie een belangrijke rol vervuld, had hij overwicht bij de bepaling van de rolverdeling en boezemde hij anderen angst in, dan wel stelde hij juist gerust. Hij heeft voorts zichzelf een groot deel van de buit toegeëigend. Ondanks dat hem, na met het belastend bewijs te zijn geconfronteerd, meerdere keren de gelegenheid is geboden, heeft hij tot op heden geen openheid van zaken gegeven, noch enige verantwoordelijkheid voor zijn daad genomen. Voorts is hij na het plegen van het feit naar het slachtoffer gegaan en heeft hij haar zijn medeleven betuigd. De rechtbank merkt op dat het opvallend gewetenloos, brutaal en zorgelijk te noemen is dat de verdachte er kennelijk toe in staat is eerst een dergelijk feit te plegen, en het slachtoffer vervolgens tegemoet te treden in de rol van een onschuldige bezoeker van het eetcafé. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport, opgesteld door Reclassering Nederland, waaruit onder meer het volgende naar voren komt. De verdachte woont bij zijn moeder en ontvangt studiefinanciering. Hij maakt een volwassen indruk. Er is geen sprake van een verstandelijke beperking, hij komt over als gemiddeld intelligent. Zijn justitieel verleden doet hem weinig. Bij een bewezenverklaring kan worden gesproken van een duidelijke neiging tot een criminele levensstijl.
Er zijn geen aanwijzingen voor psychiatrische problematiek. De verdachte staat sinds maart 2015 bij de politie geregistreerd als overlast gevende jongere. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Ingeschat wordt dat er risico is op zowel lichamelijk als psychisch letsel bij delictgedrag.
De mate van bereidheid bij de verdachte om mee te werken aan bijzonder voorwaarden is beperkt. Zijn ontkenning van het feit kan zelfs tot weerstand leiden. Toch wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met diverse bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij Reclassering Nederland, een COVA-training en eventueel ook behandeling door De Waag, een locatieverbod met elektronische controle, een contactverbod met de mededaders en het slachtoffer, en zich inspannen voor een zinvolle dagbesteding.
De rechtbank zal het advies van Reclassering Nederland deels volgen. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met aan het voorwaardelijk deel een proeftijd van twee jaren en de na te stellen voorwaarden passend en geboden. Voor oplegging van een proeftijd van langere duur en meer voorwaarden ziet de rechtbank, anders dan de Reclassering, geen grond.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat en -modaliteit tevens rekening met de straffen zoals die aan de medeverdachten zullen worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten afpersing.
Gelet op de rapportage omtrent de persoon van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarde en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.038,06. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 38,06, bestaande uit de posten reiskosten en telefoonkosten en uit immateriële schade voor een bedrag groot € 2.000,-.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.038,06 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde] .
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de hoogte van de vordering geen verweer gevoerd en bepleit bij eventuele toewijzing de gevorderde hoofdelijkheid niet toe te wijzen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en door de verdediging niet weersproken. Wat betreft de gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank deze naar billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank zal derhalve de totale vordering ad € 2.038,06 hoofdelijk toewijzen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 12 januari 2016, de datum waarop de vordering is ingediend, toewijzen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 406,34 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 12 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde] . Dit bedrag is een deel van het als schadevergoeding toegewezen bedrag, door de rechtbank aan de verdachte en de vijf medeverdachten toebedeeld naar (globale) rato van hun respectieve bijdragen aan het feit.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf
voor de duur van 24 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de
algemenevoorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
tweejaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzonderevoorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen - direct of indirect - met de [benadeelde] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten:
[medeverdachte 2] );
[medeverdachte 3] );
[medeverdachte 1] );
[medeverdachte 5] );
[medeverdachte 4] );
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde] hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[benadeelde] een bedrag van € 2.038,06,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 12 januari 2016tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 406,34, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover met ingang van 12 januari 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [benadeelde] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Bruining, rechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, rechter,
en mr. E.M.M. Engbers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
13 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015-299125, onderzoek CLOTHO.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] , p. 100-102.
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 136-140.
4.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 395-399 en bijlage p. 400.
5.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 4] , p. 224-230, p. 703-710 en proces-verbaal van verhoor RC [medeverdachte 4] , sub 8 en 9.
6.Processen-verbaal van verhoor [getuige] , p. 236-243, p. 731-738 en bijlagen (p. 741, foto 3).
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 256-272
8.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 25 augustus 2016.