In deze zaak heeft de Ondernemingsraad van HTM Personenvervoer N.V. een kort geding aangespannen tegen HTM, omdat de onderneming zonder de vereiste instemming van de ondernemingsraad het Dienstenpakket Rail 2016 had ingevoerd. De ondernemingsraad stelde dat HTM niet de goedkeuring had verkregen die volgens de Wet op de ondernemingsraden (WOR) noodzakelijk was. De kantonrechter oordeelde dat HTM niet de instemming van de ondernemingsraad had verkregen en ook geen vervangende toestemming van de kantonrechter had aangevraagd. Hierdoor was het besluit tot invoering van het Dienstenpakket nietig. De rechter verbood HTM om het Dienstenpakket uit te voeren totdat er instemming was van de ondernemingsraad of vervangende toestemming was verleend. De zaak benadrukt het belang van de medezeggenschap en de naleving van de WOR in het kader van veranderingen in de organisatie.