ECLI:NL:RBDHA:2016:11034

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2016
Publicatiedatum
13 september 2016
Zaaknummer
AWB 16 / 10175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing uitstel van vertrek om medische redenen en beoordeling BMA-advies

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om uitstel van vertrek om medische redenen. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.S. van Aken, had eerder uitstel van vertrek gekregen, maar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. M.N. Lorier, heeft de aanvraag afgewezen op basis van een BMA-advies. Dit advies concludeerde dat, hoewel de medische klachten van eiseres niet wezenlijk waren veranderd, er sprake was van een 'relatieve eindtoestand' en dat behandeling in haar land van herkomst, Ivoorkust, mogelijk was.

De rechtbank overwoog dat het BMA-advies een deskundigenadvies is dat door de staatssecretaris mocht worden gehanteerd, mits het zorgvuldig tot stand was gekomen. Eiseres had geen medische stukken overgelegd ter ondersteuning van haar betoog dat het advies niet adequaat was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat er geen medische noodsituatie op korte termijn was die uitstel van vertrek rechtvaardigde.

Daarnaast werd de beroepsgrond van eiseres dat er onvoldoende garanties waren voor behandeling in Ivoorkust verworpen, omdat het BMA-advies aangaf dat behandeling mogelijk was en dat de benodigde medicatie aanwezig zou zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van de hoorplicht was en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/10175
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 12 september 2016 in de zaak tussen
[naam], eiseres,
gemachtigde: mr. E.S. van Aken,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.N. Lorier.

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2015 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om uitstel van vertrek om medische redenen afgewezen.
Bij besluit van 21 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2016. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Eiseres heeft erop gewezen dat eerder wel uitstel van vertrek was toegestaan, terwijl de medische klachten van eiseres niet wezenlijk zijn veranderd. Deze grond kan geen doel treffen, nu uit het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 11 augustus 2015, dat aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, blijkt dat de klachten van eiseres weliswaar niet wezenlijk veranderd zijn, maar dat inmiddels wel duidelijk is dat sprake is van een ‘relatieve eindtoestand’ en dat zij behandeld kan worden in haar land van herkomst, Ivoorkust.
3. Eiseres heeft betoogd dat het BMA-advies geen adequaat beeld geeft van de huidige medische toestand van eiseres en dat daarin niet de juiste conclusies worden getrokken ten aanzien van de aan de orde zijnde vragen. Overwogen wordt dat het BMA-advies een deskundigenadvies is en dat verweerder dat ten grondslag mag leggen aan zijn besluitvorming, mits hij zich ervan vergewist dat het advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig is en naar inhoud inzichtelijk en concludent. De kritiek van eiseres op het BMA-advies richt zich op de inhoud ervan. Anders dan eiseres betoogt, is wel degelijk in aanmerking genomen dat eiseres rolstoelafhankelijk is, verzorgingsbehoeftig, dat zij afhankelijk is van medicijnen en dat het staken van de behandeling leidt tot een medische noodsituatie op korte termijn. Het advies vermeldt evenwel dat behandeling in het land van herkomst mogelijk is en dat reizen, onder voorwaarden, eveneens mogelijk is. Niet is gebleken van feitelijke onjuistheden, noch van kennelijke omissies in het advies. Eiseres plaatst slechts kanttekeningen bij dit advies. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het BMA-advies aan het bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen. De beroepsgrond van eiseres faalt.
4. Eiseres heeft verder aangevoerd dat er onvoldoende garanties zijn dat zij daadwerkelijk in Ivoorkust zal worden behandeld na overdracht en dat er voldoende medicijnen beschikbaar zijn. Overwogen wordt dat in het BMA-advies staat dat eiseres behandeld kan worden in Policlinique de Koumassi te Yamoussoukro en dat daaraan ook een verpleeghuisafdeling verbonden is. Verder staat in het advies dat de benodigde medicatie aanwezig is. In het bestreden besluit is toegezegd dat uitzetting niet zal plaatsvinden als geen fysieke overdracht kan plaatsvinden aan de genoemde medische instelling in Ivoorkust, en dat verder aan alle voorwaarden voor de reis, medische begeleiding, medicijnenverstrekking, zal worden voldaan. Het medische dossier van eiseres zal ook worden overgedragen na de uitzetting. Gelet op deze informatie kan ook deze beroepsgrond geen doel treffen. Dat er geen garantie is dat eiseres voor onbepaalde tijd verder zal worden behandeld in het genoemde verpleeghuis in Ivoorkust, kan geen reden zijn voor het verlenen van uitstel van vertrek. Verweerder heeft terecht beoordeeld of op korte termijn een medische noodsituatie aan de orde is.
5. Anders dan eiseres in beroep heeft betoogd, is er geen schending van de hoorplicht in bezwaar. Gelet op de inhoud van het eerste afwijzende besluit en de daartegen gerichte bezwaargronden, mocht verweerder het bezwaar als kennelijk ongegrond aanmerken. Daarom hoefde eiseres niet te worden gehoord in bezwaar.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Paulus, griffier, op 12 september 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.