ECLI:NL:RBDHA:2016:10994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2016
Publicatiedatum
12 september 2016
Zaaknummer
09-857531-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met gestolen pinpas en pincode, meervoudige pintransacties in Nederland en België

Op 12 september 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met een gestolen pinpas en pincode. De verdachte heeft op 13 oktober 2014 in Pijnacker, samen met anderen, een pinpas met bijbehorende pincode gestolen uit een kinderdagverblijf. Vervolgens heeft hij met deze gestolen pinpas gedurende de nacht bij diverse banken en tankstations in Nederland en België een twaalftal pintransacties verricht, waarbij in totaal een bedrag van € 2.571,57 is opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de pinpas en pincode heeft verkregen door middel van een valse sleutel, en dat hij deze heeft gebruikt om geldbedragen te pinnen.

Tijdens de rechtszitting op 29 augustus 2016 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig zou worden verklaard aan de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit voor het eerste feit, maar geen verweer gevoerd voor het tweede feit. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal van de pinpas, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de pintransacties. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van geldbedragen uit betaalautomaten met de gestolen pinpas.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het kinderdagverblijf van € 2.571,57, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09-857531-14
Datum uitspraak: 12 september 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting [P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 augustus 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Geloven en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.M. Lintz, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2014 te Pijnacker, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kinderdagverblijf ( [kinderdagverblijf] ) heeft weggenomen een pinpas met bijbehorende pincode, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [kinderdagverblijf] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2014 te Pijnacker en/of Delfgauw en/of Delft en/of Klundert en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Bergen op Zoom en/of Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer betaalautoma(a)t(en) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (totaal ongeveer 2.571,57 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [kinderdagverblijf] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf te heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen pinpas met de daarbij behorende pincode waarmee hij, verdachte en/of zijn mededader(s), telkens gepind heeft/hebben.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of de Nederlandse strafwet toepasselijk is op de pintransacties die in België zouden zijn gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de Nederlandse strafwet toepasselijk aangezien verdachte de Nederlandse nationaliteit heeft en de tenlastegelegde feiten misdrijven betreffen waarop ook door de Belgische wetgever straf is gesteld (artikel 7, eerste lid, Wetboek van Strafrecht).

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding [1]
De volgende feiten en omstandigheden kunnen, nu deze ter terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan, als vaststaand worden aangemerkt en dienen als vertrekpunt voor het bewijs.
In de nacht van 12 oktober 2014 op 13 oktober 2014 (tussen 02.17 uur en 02.25 uur) heeft bij [kinderdagverblijf] diefstal van een pinpas met pincode plaatsgevonden waarna met de gestolen pinpas en pincode (tussen 02.44 uur en 08.16 uur) een twaalftal pintransacties in Nederland en België heeft plaatsgevonden bij geld- en betaalautomaten (van tankstations). [2]
Verdachte wordt ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan – kort samengevat – (medeplegen van) diefstal van deze pinpas met pincode (feit 1) en (medeplegen van) het verrichten van pintransacties daarmee (feit 2).
Verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de diefstal van de pinpas en de pincode. Verdachte bekent dat hij op 13 oktober 2014 met de gestolen pinpas op naam van “ [kinderdagverblijf] ” en met de bijbehorende pincode de betreffende pintransacties in Nederland en België heeft verricht, [3] met uitzondering van de pintransactie in Berkel en Rodenrijs en één van de pintransacties in België.
De door de rechtbank te beantwoorden vragen zijn of verdachte op grond van wettig en overtuigend bewijs kan worden aangemerkt als (mede)pleger van de diefstal van de pinpas met pincode en als (mede) pleger van de daarmee die nacht verrichte pintransacties.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat – wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs – vrijspraak dient te volgen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
4.4.1
Ten aanzien van feit 1
Uit het dossier blijkt dat bij de diefstal van de pinpas met pincode de sleutel en de alarmcode van de vestiging van [kinderdagverblijf] zijn gebruikt. Voorts blijkt dat in de betreffende periode zowel de moeder van verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] werkzaam waren bij deze vestiging, in die hoedanigheid de beschikking hadden over de sleutel en de alarmcode van deze vestiging en bekend waren met het gebruik van de betreffende pinpas en de pincode.
Uit onderzoek is gebleken dat sprake is van een kort tijdverloop tussen de diefstal van de pinpas (tussen 02.17 uur en 02.25 uur) en de eerste pintransactie (02.44 uur), te weten 19 minuten en dat de afstand tussen de kinderopvang en de locatie waar de eerste pintransactie heeft plaatsgevonden 4,3 kilometer bedraagt (geschatte reistijd 9 minuten). Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij genoemde eerste pintransactie heeft verricht, nadat hij van verdachte de betreffende pinpas met pincode had gekregen.
Hoewel het bovenstaande aanwijzingen oplevert dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de pinpas met pincode, bevindt zich daarvoor in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Immers kan het alternatieve scenario van verdachte, dat verdachte de pinpas (ook) van iemand anders heeft gekregen, niet met bewijsmiddelen worden weerlegd of als onaannemelijk terzijde worden geschoven.
Nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit, zal verdachte daarvan worden vrijgesproken.
4.4.2
Ten aanzien van feit 2
Gelet op de bekentenis van verdachte, die wordt ondersteund door bewijsmiddelen (zie hiervoor onder 4.1 “Inleiding” de voetnoten 2 en 3) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit. De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze diefstal deels in vereniging met een ander heeft gepleegd. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt immers dat hij één pintransactie in opdracht van verdachte heeft verricht. [4] Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte de gestolen pinpas zowel voor als na de pintransactie bij de geldautomaat in Brasschaat (België) in zijn bezit heeft gehad (zie voetnoot 3). De rechtbank trekt daaruit de conclusie dat de pintransactie bij deze geldautomaat, waarover verdachte verklaart deze niet zelf te hebben verricht, in zijn opdracht moet hebben plaatsgevonden. In dit verband weegt de rechtbank ook mee dat verdachte heeft verklaard “ons doel was het pinnen zonder te betalen” [5] , hetgeen niet alleen aangeeft dat verdachte wist waar hij mee bezig was, maar ook ondersteunt dat (in elk geval deels) sprake is geweest van medeplegen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 2
hij op 13 oktober 2014 te Pijnacker en Delfgauw en Delft en Klundert en Hendrik Ido Ambacht en Bergen op Zoom en Antwerpen, in elk geval in Nederland en België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe‑eigening uit/
met geld- enbetaalautomaten heeft weggenomen geldbedragen (totaal 2.571,57 euro) toebehorende aan [kinderdagverblijf] , zulks na telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen pinpas met de daarbij behorende pincode waarmee hij, verdachte of zijn mededader, telkens gepind heeft.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
voortgezette handeling van
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
en
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat, ofschoon sprake is van meerdere strafbare feiten – te weten twaalf pintransacties met een gestolen pinpas, al dan niet in vereniging gepleegd, in een tijdsbestek van vijf en een half uur –, aangenomen kan worden dat deze uiting zijn van één ongeoorloofd wilsbesluit, zodat sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 5 maart 2015.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gezien de bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 1, een lagere gevangenisstraf bepleit. De verdediging heeft daarbij verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, dat sprake is van een oud feit en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Voorts heeft de verdediging verzocht geen voorwaardelijke strafdeel op te leggen vanwege de recente dagvaarding van verdachte voor veertien vermogensdelicten en de verwachting van de verdediging dat in die zaak een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden zal worden opgelegd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met een gestolen pinpas en pincode van een bedrag van in totaal € 2.571,57 door gedurende de nacht tijdens een autorit bij diverse banken en tankstations in Nederland en België een twaalftal pintransacties te (laten) verrichten tot het moment waarop de pinpas werd geblokkeerd.
De rechtbank neemt verdachte zijn gedrag zeer kwalijk, nu hij daarmee slechts oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin en hij met zijn gedragingen financiële schade en overlast heeft veroorzaakt. In het nadeel van verdachte wordt meegewogen dat hij niet éénmaal, maar twaalf maal, in een tijdsbestek van vijf en een half uur, met de gestolen bankpas heeft gepind. Verdachte heeft tussentijds telkens de gelegenheid gehad om zijn strooptocht te beëindigen, maar is daar telkens mee doorgegaan, totdat de pas werd geblokkeerd. Tevens wordt in zijn nadeel meegewogen dat verdachte ook anderen hierbij heeft betrokken.
Blijkens een op 20 april 2016 over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies heeft verdachte problemen op de leefgebieden financiën, huisvesting, houding, opleiding en werk en denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Met betrekking tot de problemen op het gebied van denkpatronen, gedrag en vaardigheden is volgens de reclassering nadere diagnostiek nodig, om na te gaan of er mogelijk sprake is van een stoornis en hoe verdachte kan worden ondersteund bij het omgaan met autoriteit en het adequaat oplossen van problemen. Praktische hulpverlening, gericht op het op orde krijgen van de financiën en het verkrijgen en behouden van een structurele dagbesteding zijn nodig en diagnose en ambulante behandeling zijn geïndiceerd, aldus de reclassering. Verdachte heeft te kennen gegeven gemotiveerd te zijn om mee te werken aan toezicht en behandeling, ondanks dat hij moeite heeft met bemoeienis door derden en autoriteiten. De reclassering heeft de kans op recidive hoog geacht.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. Aangezien de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot een vrijspraak komt van het onder 1 tenlastegelegde feit zal zij een lagere gevangenisstraf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank houdt ook rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de omstandigheid dat sprake is van een relatief oud feit. Voorts zal de rechtbank, anders dan de verdediging heeft verzocht, een deels voorwaardelijke straf opleggen ter voorkoming van recidive. Uit het uittreksel justitiële documentatie van
1 augustus 2016 blijkt immers dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard te willen breken met zijn oude leven om samen met zijn partner en haar kinderen een nieuw leven op te bouwen, waarbij hij thans inziet dat hij hiervoor hulp nodig heeft. De rechtbank kan niet vooruitlopen op een eventuele latere veroordeling van verdachte in een andere strafzaak en een daarbij eventueel nog op te leggen al dan niet voorwaardelijke straf, aangezien dat nu nog ongewis is. De rechtbank baseert haar oordeel over de op te leggen straf op de tot op heden vaststaande feiten en omstandigheden. Dit alles maakt dat de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsadvies van 5 maart 2015.

8.De vordering van de benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[kinderdagverblijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 2.571,57. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is namens verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.571,57, waarvan een bedrag van € 1.250,-- hoofdelijk, nu op basis van het dossier medeverdachte [medeverdachte 2] als medepleger van de diefstal van laatstgenoemd bedrag kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 13 oktober 2014, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte hoofdelijk dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.571,57, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 oktober 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [kinderdagverblijf] .

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 56, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
voortgezette handeling van
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
en
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
1 (één) maand, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland (Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag) op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn agressieproblematiek, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling dan wel behandelaar zullen worden gegeven;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [kinderdagverblijf] , een bedrag van
€ 2.571,57, waarvan een bedrag van € 1.250,-- hoofdelijk, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 oktober 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt ten aanzien van de hoofdelijke veroordeling dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.571,57 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [kinderdagverblijf] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter,
mr. C.H.M. Royakkers, rechter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Heirman-Huisman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014253402, van de politie eenheid Den Haag, district Delft/Pijnacker/Nootdorp, bureau Pijnacker/Nootdorp (doorgenummerd blz. 1 t/m 407).
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 13 oktober 2014 over het incident dat op 13 oktober 2014 te Pijnacker bij een vestiging van [kinderdagverblijf] heeft plaatsgevonden:
3.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 18 november 2014:
4.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 30 november 2014:
5.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 november 2014 (blz. 200).