ECLI:NL:RBDHA:2016:10993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2016
Publicatiedatum
12 september 2016
Zaaknummer
09-766041-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van medeplichtigheid aan pintransacties met gestolen bankpas

In de zaak voor de Rechtbank Den Haag, met parketnummer 09-766041-15, is op 12 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan pintransacties. De verdachte werd ervan verdacht haar auto ter beschikking te hebben gesteld aan medeverdachten die met een gestolen pinpas en pincode geldbedragen hebben gepind. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, dat op 29 augustus 2016 plaatsvond, vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte een werkstraf van 80 uren zou krijgen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wist dat de pinpas en pincode gestolen waren, en sprak haar vrij van alle beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij, een kinderdagverblijf, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De kosten van de vordering werden gecompenseerd, zodat zowel de benadeelde partij als de verdachte hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09-766041-15
Datum uitspraak: 12 september 2016
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 augustus 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Geloven en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. K.H.T. van Gijzel, advocaat te Amsterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer ander(en) op of omstreeks 13 oktober 2014 te Pijnacker en/of Delfgauw en/of Delft en/of Klundert en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Bergen op Zoom en/of Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening meermalen, althans eenmaal, in/uit een of meer betaalautoma(a)t(en) heeft/hebben weggenomen één of meer
geldbedrag(en) (totaal ongeveer 2.571,57 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [kinderdagverblijf] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) mededader(s) en/of aan verdachte,
zulks na zich de/het weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren) onder hun bereik te hebben gebracht door middel een gestolen bankpas en de daarbij behorende pincode, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen en daar opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar opzettelijk haar auto beschikbaar te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] .

3.Voorvragen

De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of de Nederlandse strafwet toepasselijk is op de pintransacties die in België zouden zijn gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de Nederlandse strafwet toepasselijk aangezien verdachte de Nederlandse nationaliteit heeft en de tenlastegelegde feiten misdrijven betreffen waarop ook door de Belgische wetgever straf is gesteld (artikel 7, eerste lid, Wetboek van Strafrecht).

4.Vrijspraak

4.1
Inleiding
In de nacht van 12 oktober 2014 op 13 oktober 2014 (tussen 02.17 uur en 02.25 uur) heeft bij [kinderdagverblijf] te Pijnacker diefstal van een pinpas met pincode plaatsgevonden waarna met de gestolen pinpas en pincode (tussen 02.44 uur en 08.16 uur) een twaalftal pintransacties in Nederland en België heeft plaatsgevonden bij geld- en betaalautomaten (van tankstations).
Verdachte wordt ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan – kort samengevat – medeplichtigheid aan het verrichten van deze pintransacties door haar auto ter beschikking te stellen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte rond de tijd van de diefstal van de pinpas met de pincode in de buurt was van het kinderopvangverblijf omdat haar telefoon een mast daar in de buurt heeft aangestraald. Vervolgens heeft verdachte haar auto ter beschikking gesteld om op verschillende locaties te gaan pinnen en is zij zelf als passagier meegereden. Verdachte heeft verder mee gedeeld in de opbrengst van de pintransacties die met de gestolen pas zijn verricht. Tot slot heeft verdachte geen dan wel een ongeloofwaardige verklaring over haar rol bij deze feiten afgelegd, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uren wordt opgelegd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte – wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs – integraal dient te worden vrijgesproken. Verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij de gepleegde pintransacties.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier blijkt dat verdachte samen met haar partner, [medeverdachte 2] , in haar auto dezelfde route langs verschillende banken en tankstations heeft afgelegd als de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (in de auto van [medeverdachte 3] ), dat tijdens deze route telkens is gestopt, dat met de bij het kinderopvangverblijf gestolen pinpas en pincode diverse pintransacties hebben plaatsgevonden en dat haar partner éénmaal op verzoek van [medeverdachte 1] heeft gepind. Voor bewezenverklaring van medeplichtigheid aan diefstal van geldbedragen met een gestolen pinpas en pincode is vereist dat verdachte wist dat die pinpas en pincode gestolen waren. Voor deze wetenschap bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen haar is tenlastegelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.

5.De vordering van de benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

[kinderdagverblijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van in totaal € 2.571,57. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de bepleite vrijspraak.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding aangezien verdachte zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter,
mr. C.H.M. Royakkers, rechter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Heirman-Huisman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2016.