ECLI:NL:RBDHA:2016:10992
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in diefstal en pintransacties met gestolen pinpas
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 september 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van (medeplegen van) diefstal van een pinpas met pincode en het verrichten van pintransacties met deze gestolen pinpas. De tenlastelegging omvatte twee hoofdfeiten: de diefstal van de pinpas uit een kinderdagverblijf en het pinnen met de gestolen pas. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 29 augustus 2016, waarbij de officier van justitie, mr. R. van Geloven, en de raadsman van de verdachte, mr. N.M. Fakiri, aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 oktober 2014 betrokken zou zijn geweest bij de diefstal van de pinpas en de daaropvolgende pintransacties. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend bewezen zou worden verklaard voor de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal en de pintransacties te bewijzen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij de diefstal had gepleegd of dat zij medeplichtig was aan de pintransacties. De vordering van de benadeelde partij, het kinderdagverblijf, tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft bepaald dat de kosten van de vordering door beide partijen zelf gedragen moeten worden.