ECLI:NL:RBDHA:2016:10943
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2016 een mondelinge uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die de Georgische nationaliteit bezit. Eiser had op 5 juli 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat eiser eerder op 15 april 2016 in Duitsland een asielaanvraag had ingediend. Dit leidde tot een terugnameverzoek aan de Duitse autoriteiten, dat op 13 juli 2016 werd goedgekeurd.
Tijdens de zitting op 7 september 2016 heeft de rechtbank overwogen dat de organisatie van rechtsbijstand aan asielzoekers in Duitsland niet zodanig is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing zou zijn. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van tekortkomingen in de Duitse asielprocedure. De rechtbank heeft ook het beroep van eiser op artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verworpen, omdat dit artikel geen rechtstreekse werking heeft en slechts beleidskaders biedt aan de lidstaten. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat het asielstelsel in Duitsland in gevaar is.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.