ECLI:NL:RBDHA:2016:108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2016
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L. van den Buijs, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister. Eiseres had een WIA-uitkering die per 11 januari 2016 zou worden beëindigd, omdat verweerder had vastgesteld dat zij per 6 november 2014 slechts 9,52% arbeidsongeschikt was, wat onder de drempel van 35% ligt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 14 maart 2011 ziek was gemeld en dat zij een loongerelateerde uitkering had ontvangen tot de datum van intrekking. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen in overweging genomen, die concludeerden dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiseres voerde aan dat haar klachten en beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende gegevens hadden verzameld om tot een afgewogen oordeel te komen.

De rechtbank heeft ook de door verweerder geduide functies beoordeeld en geconcludeerd dat deze binnen de belastbaarheid van eiseres vallen, ondanks haar bezwaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de intrekking van de WIA-uitkering terecht was en dat het beroep van eiseres ongegrond was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/6808

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2016 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. L. van den Buijs),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
(gemachtigde: mr. M.C. Puister).

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat haar uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 11 januari 2016 wordt beëindigd.
Bij besluit van 25 augustus 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De beroepsgronden zijn nadien aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder en eiseres hebben nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2015.
Namens eiseres is [persoon A], verschenen, bijgestaan door gemachtigde Van den Buijs. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout, als vervanger van gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres was werkzaam bij [X] B.V. gedurende 12 uur per week. Op 14 maart 2011 heeft eiseres zich ziek gemeld wegens psychische klachten. Bij besluit van 10 april 2013 is eiseres een loongerelateerde uitkering ingevolge de Werkhervattings-regeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) toegekend tot 11 januari 2016 op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100%.
1.2
Op 20 juni 2014 heeft de ex-werkgever van eiseres verweerder verzocht te onderzoeken of sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Op 17 oktober 2014 heeft een medische beoordeling plaatsgevonden en op 6 november 2014 een arbeidskundige beoordeling.
1.3
Verweerder heeft vervolgens bij het primaire besluit de WIA-uitkering van eiseres per 11 januari 2016 ingetrokken, omdat zij per 6 november 2014 9,52% arbeidsongeschikt is, zijnde minder dan 35%.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit is overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van mening is dat de beperkingen van eiseres juist zijn vastgesteld. Er is geen sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft geconcludeerd dat de door de primaire arbeidsdeskundige vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet behoeft te worden gewijzigd, aldus verweerder.
3. Eiseres voert aan dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat, waarmee haar functionele mogelijkheden worden overschat. Zij stelt dat haar lichamelijke en psychische klachten sinds 2013 niet verbeterd zijn. Eiseres voert aan dat in onderdeel 2.12 (sociaal functioneren in arbeid) van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de mogelijkheid om met derden om te gaan wordt overschat. Daarnaast komt volgens haar in de FML onvoldoende tot uitdrukking dat eiseres zich ten gevolge van psychische klachten isoleert. Voorts kan eiseres zich niet verenigen met de conclusie van de verzekeringsarts b&b dat geen sprake is van duurzame beperkingen. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres medische informatie van zorgbedrijf [Y] van 28 september 2015 overgelegd.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts b&b blijkens zijn rapport van 13 november 2015 in de door eiseres overgelegde medische informatie van 28 september 2015 geen aanleiding ziet om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. In de in bezwaar door eiseres ingediende medische informatie ziet verweerder geen aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen op het aspect “omgaan met derden” dan reeds is gedaan.
5.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres op 17 oktober 2014 op het spreekuur van verzekeringsarts [verzekeringsarts] is gezien. Deze verzekeringsarts heeft blijkens zijn rapport van dezelfde datum de beschikking gehad over medische informatie van de behandelend psycholoog van [Y] en de diagnose depressieve en somatoforme stoornis gesteld. Van duurzame beperkingen is volgens deze verzekeringsarts geen sprake. Daarnaast heeft deze verzekeringsarts de verwachting uitgesproken dat de medische situatie van eiseres zal verbeteren en dat haar functionele mogelijkheden op lange termijn wezenlijk zullen toenemen. De verzekeringsarts heeft een FML opgesteld die vanaf 17 september 2014 geldig is. Eiseres is volgens de verzekeringsarts aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines en/of productiepieken en beperkt ten aanzien van ’s avonds werken. Voorts geldt een urenbeperking tot 20 uur per week. Eiseres is in het kader van de bezwaarprocedure op 25 juni gezien door verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts b&b]. Blijkens zijn rapport van 18 augustus 2015 is hij, mede op basis van de tijdens de hoorzitting verkregen informatie, van mening dat de FML de mogelijkheden van eiseres juist weergeeft.
5.2
Naar het oordeel van de rechtbank zijn uit de onderzoeken van de verzekerings-artsen voldoende gegevens naar voren gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent de voor eiseres geldende beperkingen te kunnen komen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres door de verzekeringsarts is onderzocht, is gezien door de verzekeringsarts b&b, en dat er voldoende medische gegevens voorhanden waren, waaronder informatie van de behandelend psycholoog van [Y], die een juist beeld geven van de medische problematiek en de functionele mogelijkheden van eiseres.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om het onderzoek van de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten. Ook voor de stelling dat de belastbaar-heid van eiseres is overschat zijn, mede gelet op het rapport van de verzekeringsarts b&b van 13 november 2015, onvoldoende aanknopingspunten te vinden. In dat laatste rapport is in reactie op de informatie van [Y] van 28 september 2015 vermeld dat niet mag worden aangenomen dat het overlijden van enkele familieleden tot een toename van de psychiatrische problematiek heeft geleid, in ieder geval niet in die mate dat er meer beperkingen zouden zijn ontstaan. Gelet op alle beschikbare medische gegevens, waaronder de rapporten van de verzekeringsartsen, ziet de rechtbank geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken en om te twijfelen aan de juistheid van de vaststelling van de belastbaarheid van eiseres.
6.1
Eiseres voert vervolgens aan dat zij de geduide functies niet kan verrichten. Daarnaast acht zij onvoldoende inzichtelijk waarom die functies voor haar geschikt zijn gezien de inhoud van die functies. Volgens haar is in de functie “huishoudelijk medewerker gebouwen” op de volgende aspecten niet ingegaan: het werken met een boenmachine, het feit dat eiseres beperkt wordt geacht voor werken in de avonduren, het moeten volgen van een vaststaand werkprogramma en het in staat moeten zijn een interne opleiding te volgen. Bij de functie “medewerker tuinbouw” is niet ingegaan op het met een hoog tempo werken met een snoeischaar. De functie “schoonmaker hotel” komt naar de mening van eiseres in grote lijnen overeen met haar eigen werk waarvoor zij ongeschikt is geacht. Daarnaast is in die functie rechtstreeks contact met hotelgasten vereist. Tenslotte dient in de functie ‘medewerker beddenreiniging” de medewerker over een vriendelijke en gastvrije houding te beschikken en moeten spoedeisende opdrachten worden uitgevoerd, aldus eiseres.
6.2
De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige blijkens haar rapport van
6 november 2014 eiseres ongeschikt heeft geacht voor haar eigen werk, in verband waarmee voor haar naar andere, gangbare arbeid is gezocht. Voor eiseres zijn de functies schoonmaker gebouwen (sbc-code 111334), medewerker tuinbouw (sbc-code 111010) en schoonmaker hotel (sbc-code 111332) geselecteerd, welke functies zij met inachtneming van haar beperkingen zou kunnen verrichten. Op basis hiervan is de arbeidsdeskundige in haar rapport tot de conclusie gekomen dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres 9,52% bedraagt. Als reserve is nog de functie medewerker beddenreiniging (sbc-code 111112) geselecteerd. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport van 24 augustus 2015 geconcludeerd dat hij niet afwijkt van de conclusies van de primaire arbeidsdeskundige. Eiseres beschikt volgens de arbeidsdeskundige b&b over de vereiste krachten en bekwaamheden om al deze functies te kunnen vervullen.
6.3
De rechtbank stelt vast dat in het resultaat functiebeoordeling van de functie huishoudelijk medewerker gebouwen/schoonmaker (sbc-code 111334) met functienummer 9821.0029.006, dat zich onder gedingstuknummer B24.9 in het dossier bevindt, is vermeld dat de functie wordt verricht in de namiddag en avond, terwijl eiseres in de FML is beperkt voor het werken in de avonduren. Dit betekent dat deze functie niet geschikt is voor eiseres, zodat deze niet voor de functieduiding kan worden gebruikt. Aangezien de geduide functie medewerker schoonmaak-dag, die onder dezelfde sbc-code valt, slechts 2 arbeidsplaatsen kent, kan die functie, met functienummer 9311.0209.222, evenmin voor de schatting worden gebruikt.
6.4
De rechtbank is van oordeel dat bij de functieduiding afdoende is gemotiveerd dat en waarom de overige geduide functies vallen binnen de belastbaarheid van eiseres, zoals vastgelegd in de FML. In dat verband is van belang dat de arbeidsdeskundige b&b in onderdeel C van het arbeidsdeskundig onderzoek in bezwaar een toelichting heeft gegeven bij de signaleringen in het resultaat functiebeoordeling van 21 oktober 2014. Bovendien heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat blijkens het (aanvullend) rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 12 november 2015 in de functie medewerker tuinbouw (sbc-code 111010) een hoog werktempo niet aan de orde is en de snoeischaar, die bij de werkzaamheden wordt gebruikt, arbo-beveiligd is. Voorts is hierin ten aanzien van de functie schoonmaker hotel (sbc-code 111332) vermeld dat die functie niet in de avonduren wordt uitgeoefend, deadlines of pieken in de werkbelasting niet voorkomen, slechts oppervlakkig contact met hotelgasten plaatsvindt en eiseres niet beperkt is ten aanzien van samenwerken. Met betrekking tot de functie van medewerker beddenreiniging (sbc-code 111112) heeft de arbeidsdeskundige b&b hierin aangegeven dat contact met patiënten, het omgaan met conflicten en het gebruik van een transportkar in die functie niet voorkomt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn hiermee alle door eiseres genoemde punten voldoende toegelicht.
6.5
Hieruit volgt dat de functies medewerker tuinbouw (sbc-code 111010), schoonmaker hotel (sbc-code 111332) en medewerker beddenreiniging (sbc-code 111112) op goede gronden door verweerder zijn gebruikt voor de schatting. Door het vervallen van de geduide functie schoonmaker gebouwen (sbc-code 111334) komt de theoretische verdiencapaciteit uit op € 9,64, hetgeen leidt tot een verlies aan verdiencapaciteit van 13,3%.
6.6
Aangezien eiseres met het vervullen van die functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 13,3% bedraagt, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 6 november 2014 vastgesteld op minder dan 35%.
7. Voor zover eiseres in beroep heeft willen betogen dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat de geconstateerde medische beperkingen niet blijvend en duurzaam zijn, behoeft dit betoog gelet op artikel 4, eerste lid, van de WIA geen afzonderlijke bespreking.
8. Het beroep is gezien het vorenstaande dan ook ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.