ECLI:NL:RBDHA:2016:10728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
09/819965-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met hogesnelheidsachtervolging en bedreiging van politieagenten

Op 7 september 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak en bedreiging van politieagenten. De inbraak vond plaats op 18 december 2015 in Wassenaar, waar de verdachte samen met een medeverdachte een grote hoeveelheid sieraden heeft gestolen uit de woning van slachtoffers. Na de inbraak volgde een hogesnelheidsachtervolging door de politie, waarbij de verdachte met een auto op twee agenten inreed. Tijdens de rechtszitting heeft de verdachte bekend de inbraak te hebben gepleegd, maar ontkende hij de bedreiging van de agenten, omdat hij niet de bestuurder van de auto was. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de woninginbraak en verklaarde de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De bedreiging van de agenten werd niet bewezen verklaard, en de verdachte werd vrijgesproken van dat feit. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte vrijgesproken werd van de bedreiging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/819965-15
Datum uitspraak: 7 september 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 1 april 2016, 8 juni 2016 (beide niet-inhoudelijk) en 24 augustus 2016 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. van der Harg en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
1.
op of omstreeks 18 december 2015 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning ( [adres 2] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sieraden onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een raam te forceren en/of open te breken;
2.
op of omstreeks 18 december 2015 te Oegstgeest en/of Katwijk en/of Leiden [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (beide hoofdagent bij de politie eenheid Den Haag) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een auto met zeer hoge snelheid op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ingereden.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1] De volgende feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op 18 december 2015 vond een inbraak plaats in de woning van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] , gelegen aan het [adres 2] te Wassenaar. Hierbij is een raam van de woning geforceerd en opengebroken. Ook is bij de inbraak de tuindeur beschadigd. Bij de inbraak is een grote hoeveelheid sieraden weggenomen. [2] [verdachte] heeft ter terechtzitting erkend dat hij de inbraak heeft gepleegd en dat hij samen met [medeverdachte] naar Wassenaar is gereden en dat ze na de inbraak ook samen zijn vertrokken. [3]
Na de inbraak vond een hogesnelheidsachtervolging door de politie plaats, totdat de auto van de verdachten door een verkeersongeval tot stilstand kwam. Hierop zijn de verdachten aangehouden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] de woninginbraak tezamen met [medeverdachte] heeft gepleegd (feit 1). Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan de bedreiging van twee verbalisanten door op hoge snelheid op hen in te rijden (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit (bedreiging), omdat verdachte niet de bestuurder van de auto was. Verder heeft zij gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit tezamen met [medeverdachte] heeft begaan (medeplegen van woninginbraak).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte het feit alleen heeft gepleegd. De rol van [medeverdachte] is volgens de raadsman van onvoldoende materieel gewicht om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Feit 1
[verdachte] heeft bekend de woninginbraak te hebben gepleegd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of tussen [verdachte] en [medeverdachte] een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bestond dat sprake is van medeplegen van de woningbraak. Zij acht in dat kader het volgende van belang.
Uit de door verbalisanten bekeken camerabeelden blijkt dat twee mannen, kort na elkaar, vanuit de richting van de woning met [huisnummer 1] (de woning van [slachtoffer 1] ) aan komen lopen aan de voorzijde van de woning met [huisnummer 2] . Zij lopen beiden de poort in naast [huisnummer 2] . Ongeveer 2,5 minuut later lopen de mannen weer door de poort naar de voorzijde van de woning en staan daar kort stil. Vervolgens loopt man 1 rechtdoor naar [adres 3] en loopt man 2 richting [huisnummer 1] .
Ongeveer elf minuten later komt man 2 weer teruglopen uit de richting van [huisnummer 1] . Hij draagt nu een tas in zijn hand en slaat rechtsaf in de richting van de [adres 3] , waar man 1 eerder naartoe was gelopen. [4] Volgens [verdachte] was hij man 2 en [medeverdachte] man 1. [5]
[getuige] had rechtstreeks zicht op de woning van aangever. Zij zag dat twee personen kwamen aanlopen en bij de poortdeur van [huisnummer 1] bleven staan. Man 2 maakte bewegingen aan de poortdeur en man 1 keek om zich heen. De bewoner van [huisnummer 2] kwam naar buiten lopen, waarop de mannen wegliepen. Zij zag dat man 1 aan het einde van de poort bleef staan en man 2 wegliep. [6] De rechtbank begrijpt, in het licht van het vorenstaande, dat in het kader van deze verklaring [verdachte] man 1 is en [medeverdachte] man 2.
Uit de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting volgt dat hij en [medeverdachte] op 18 december 2015 samen waren en vanaf hun woonplaats samen met de auto naar Den Haag zijn gegaan. Op enig moment hebben zij het plan opgevat om een woninginbraak te plegen. Zij zijn in Wassenaar beland, om precies te zijn bij de woning van aangever [slachtoffer 1] . Daar zijn [verdachte] en [medeverdachte] samen naar de poortdeur (de rechtbank begrijpt: de tuindeur) gelopen en hebben zij deze geprobeerd open te maken. [verdachte] heeft vervolgens een raam aan de voorzijde van de woning geforceerd, is de woning ingegaan en heeft de sieraden meegenomen. [medeverdachte] is niet de woning ingegaan maar in de auto gaan zitten. Daarna zijn zij samen weggereden. [7]
De rechtbank is van oordeel dat voor de beoordeling van de rol van beide verdachten naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan sprake is van een gezamenlijk gepleegde woninginbraak. Er bestond een vooropgezet plan om een woninginbraak te plegen. Ter uitvoering daarvan zijn [verdachte] en [medeverdachte] samen bij de woning geweest en hebben samen geprobeerd de poortdeur open te maken. Vervolgens is alleen verdachte de woning ingegaan en is [medeverdachte] alvast in de auto achter het stuur gaan zitten. Nadat verdachte met de buit bij de auto kwam, is hij bij [medeverdachte] ingestapt en is [medeverdachte] weggereden. Kort daarop is een achtervolging door de politie gestart en heeft [medeverdachte] getracht aan de politie te ontkomen, terwijl [verdachte] nog heeft geprobeerd zich van de buit te ontdoen door tijdens de achtervolging op verschillende momenten gestolen sierraden uit het raam te gooien.
De verklaring ter terechtzitting van [verdachte] dat [medeverdachte] in de auto is gaan zitten omdat hij opeens geen deel meer wilde hebben aan de inbraak, acht de rechtbank tegen deze achtergrond niet aannemelijk, te minder nu deze niet door [medeverdachte] zelf wordt bevestigd.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat tussen [medeverdachte] en [verdachte] een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bestond dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat zij zich op 18 december 2015 samen schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van woninginbraak.
3.4.2
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden, zodat [verdachte] hiervan zal worden vrijgesproken. Hij is immers als passagier in de auto niet verantwoordelijk te houden voor het rijgedrag van de bestuurder.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op 18 december 2015 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning ( [adres 2] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen sieraden onder hun bereik te hebben gebracht door een raam te forceren en open te breken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van verdachte

verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op verdachtes persoonlijke omstandigheden en gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een woninginbraak, waarbij hij een raam van de woning heeft opengebroken, is binnengedrongen en sieraden van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft ontvreemd. Het is een feit van algemene bekendheid dat een woninginbraak een enorme impact heeft op de bewoners en gevoelens van onrust en van onveiligheid met zich meebrengt. Naast materiële schade wordt een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners en worden vaak persoonlijke en dierbare onvervangbare bezittingen meegenomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij uit winstbejag heeft gehandeld en geen rekening heeft gehouden met hetgeen dit voor de slachtoffers betekent.
De rechtbank is van oordeel dat voor een ernstig feit als een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn. Zij zal conform de LOVS Oriëntatiepunten als uitgangspunt voor de strafoplegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden hanteren (woninginbraak met éénmaal recidive).
Blijkens een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 juli 2016 is verdachte de afgelopen vijf jaren meermalen veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder ook voor (medeplegen van) woninginbraken en een poging daartoe. Er is dan ook sprake van meervoudige recidive. De rechtbank ziet hierin aanleiding om voornoemde gevangenisstraf te verhogen met nog één maand.
Verder neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking dat verdachte het feit tezamen met een ander, te weten [medeverdachte] , heeft gepleegd, zodat de rechtbank ook hierin aanleiding ziet om voornoemde gevangenisstraf met nog één maand te verhogen.
Blijkens het reclasseringsadvies d.d. 11 april 2016 is reclasseringstoezicht in het verleden tweemaal eerder mislukt en acht de reclassering de kans hoog dat verdachte zich aan de voorwaarden zal onttrekken. De reclassering ziet daarom geen heil in een deels voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. De rechtbank kan zich met de inhoud van het advies verenigen en neemt dit over.
Ter terechtzitting heeft verdachte over zichzelf naar voren gebracht dat hij bij zijn ouders woont en gaat trouwen. Daarnaast heeft hij een kledingimportbedrijf, waaruit hij nog geen inkomen geniet. Hij leeft op dit moment van spaargeld en is van plan een opleiding te volgen. De rechtbank ziet in het vorenstaande geen bijzondere persoonlijke omstandigheden die in strafverminderende zin in de strafoplegging zouden moeten worden betrokken.
Alles overwegende zal de rechtbank opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Aangezien verdachte een langere gevangenisstraf opgelegd zal krijgen dan de duur van zijn voorarrest, zal de rechtbank de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Inleiding
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit als benadeelde partij gevoegd ter zake de vorderingen tot schadevergoeding, ieder groot
€ 395,- (bestaande uit immateriële schade).
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens om niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen verzocht.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun respectieve vorderingen tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Het vorenstaande brengt mee dat de benadeelde partij dienen te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feite heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
Vorderingen benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk zijn in hun respectieve vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.L.M. Staals, voorzitter,
mr. H.N. Pabbruwe, rechter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. Mentrop-Huliselan, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015367202, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 223).
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , blz. 43 en 44.
3.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 augustus 2016.
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 54 en 55.
5.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 augustus 2016.
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , blz. 46 en 47.
7.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 augustus 2016.