ECLI:NL:RBDHA:2016:10726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
6 september 2016
Zaaknummer
09/819964-15 en 09/818539-16 (gev.ttz.) en 16/121808-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met bedreiging van politieagenten tijdens achtervolging

Op 7 september 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woninginbraak in Wassenaar op 18 december 2015. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Tijdens de inbraak werd een grote hoeveelheid sieraden ontvreemd uit de woning van de slachtoffers. Na de inbraak volgde een hogesnelheidsachtervolging door de politie, waarbij de verdachte met hoge snelheid op twee verbalisanten inreed, wat hen ernstige vrees voor hun leven bezorgde. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de woninginbraak en de bedreiging van de politieagenten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde politieagenten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/819964-15 en 09/818539-16 (gev.ttz.) en 16/121808-14 (tul)
Datum uitspraak: 7 september 2016
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 1 april 2016 en 8 juni 2016 (telkens niet-inhoudelijk) en 24 augustus 2016 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. van der Harg en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. T. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Verdachte is niet ter terechtzitting van 24 augustus 2016 verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging
met parketnummer 09/819964-15– ten laste gelegd dat hij:
dagvaarding I met parketnummer 09/819964-15, primair (hierna doorgenummerd als feit 1 primair):
op of omstreeks 18 december 2015 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning ( [adres 2] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen sieraden onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een raam te forceren en/of open te breken;
dagvaarding I met parketnummer 09/819964-15, subsidiair (hierna doorgenummerd als feit 1 subsidiair):
[medeverdachte] en/of één of meer ander(en) op of omstreeks 18 december 2015 te Wassenaar, in elk gevat in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ( [adres 2] ) heeft/hebben weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachte] enlof zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 18 december 2015 te Wassenaar en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan en/of
  • de omgeving in de gaten te houden en/of
  • de vluchtauto te besturen
Dagvaarding II met parketnummer 09/818539-16 (hierna doorgenummerd als feit 2):
op of omstreeks 18 december 2015 te Oegstgeest en/of Katwijk en/of Leiden [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (beide hoofdagent bij de politie eenheid Den Haag) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een auto met zeer hoge snelheid op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ingereden.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1] De volgende feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op 18 december 2015 vond een inbraak plaats in de woning van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] , gelegen aan het [adres 2] te Wassenaar. Hierbij is een raam van de woning geforceerd en opengebroken. Ook is bij de inbraak de tuindeur beschadigd. Bij de inbraak is een grote hoeveelheid sieraden weggenomen. [2] [medeverdachte] heeft ter terechtzitting erkend dat hij de inbraak heeft gepleegd en dat hij samen met verdachte naar Wassenaar is gereden en dat ze na de inbraak ook samen zijn vertrokken. [3]
Het proces-verbaal ter terechtzitting in de zaak van [medeverdachte] is in de strafzaak van verdachte gevoegd. [medeverdachte] heeft erkend dat hij de inbraak heeft gepleegd en dat verdachte daarbij aanwezig was. [4]
Na de inbraak vond een hogesnelheidsachtervolging door de politie plaats, totdat de auto van de verdachten door een verkeersongeval tot stilstand kwam. Hierop zijn de verdachten aangehouden.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte de woninginbraak tezamen met [medeverdachte] heeft gepleegd (feit 1 primair) dan wel dat verdachte aan de woninginbraak medeplichtig is geweest (feit 1 subsidiair).
Verder dient de rechtbank te beoordelen of verdachte de bestuurder was van de (vlucht)auto en zo ja, of hij zich dan heeft schuldig gemaakt aan de bedreiging van twee verbalisanten door met hoge snelheid op hen in te rijden (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit tezamen met [medeverdachte] heeft begaan (medeplegen van woninginbraak) en dat hij het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan (bedreiging).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten bepleit vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Daartoe heeft hij in het bijzonder aangevoerd dat verdachte de woninginbraak niet langer meer wilde plegen en alleen maar in de auto is gaan zitten wachten, zodat geen sprake is van medeplegen (feit 1 primair). Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat uit het rijgedrag blijkt dat de bestuurder van de auto geen opzet had op de bedreiging. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat de snelheid waarmee de bestuurder reed door de verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] slecht kon worden ingeschat (feit 2).
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Feit 1 (de inbraak)
[medeverdachte] heeft bekend de woninginbraak te hebben gepleegd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of tussen [medeverdachte] en [verdachte] een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bestond dat sprake is van medeplegen van de woningbraak. Zij acht in dat kader het volgende van belang.
Uit de door verbalisanten bekeken camerabeelden blijkt dat twee mannen, kort na elkaar, vanuit de richting van de woning met [huisnummer 1] (de woning van [slachtoffer 1] ) aan komen lopen aan de voorzijde van de woning met [huisnummer 2] . Zij lopen beiden de poort in naast [huisnummer 2] . Ongeveer 2,5 minuut later lopen de mannen weer door de poort naar de voorzijde van de woning en staan daar kort stil. Vervolgens loopt man 1 rechtdoor naar [adres 3] en loopt man 2 richting [huisnummer 1] .
Ongeveer elf minuten later komt man 2 weer teruglopen uit de richting van [huisnummer 1] . Hij draagt nu een tas in zijn hand en slaat rechtsaf in de richting van de [adres 3] , waar man 1 eerder naartoe was gelopen. [5] Volgens [medeverdachte] was hij man 2 en [verdachte] man 1. [6]
[getuige] had rechtstreeks zicht op de woning van aangever. Zij zag dat twee personen kwamen aanlopen en bij de poortdeur van [huisnummer 1] bleven staan. Man 2 maakte bewegingen aan de poortdeur en man 1 keek om zich heen. De bewoner van [huisnummer 2] kwam naar buiten lopen, waarop de mannen wegliepen. Zij zag dat man 1 aan het einde van de poort bleef staan en man 2 wegliep. [7] De rechtbank begrijpt, in het licht van het vorenstaande, dat in het kader van deze verklaring [medeverdachte] man 1 is en [verdachte] man 2.
Uit de verklaring van [medeverdachte] ter terechtzitting volgt dat hij en [verdachte] op 18 december 2015 samen waren en vanaf hun woonplaats samen met de auto naar Den Haag zijn gegaan. Op enig moment hebben zij het plan opgevat om een woninginbraak te plegen. Zij zijn in Wassenaar beland, om precies te zijn bij de woning van aangever [slachtoffer 1] . Daar zijn [medeverdachte] en [verdachte] samen naar de poortdeur (de rechtbank begrijpt: de tuindeur) gelopen en hebben zij deze geprobeerd open te maken. [medeverdachte] heeft vervolgens een raam aan de voorzijde van de woning geforceerd, is de woning ingegaan en heeft de sieraden meegenomen. [verdachte] is niet de woning ingegaan maar in de auto gaan zitten. Daarna zijn zij samen weggereden. [8]
De rechtbank is van oordeel dat voor de beoordeling van de rol van beide verdachten naar de uiterlijke verschijningsvorm daarvan sprake is van een gezamenlijk gepleegde woninginbraak. Er bestond een vooropgezet plan om een woninginbraak te plegen. Ter uitvoering daarvan zijn [verdachte] en [medeverdachte] samen bij de woning geweest en hebben samen geprobeerd de poortdeur open te maken. Vervolgens is alleen [medeverdachte] de woning ingegaan en is [verdachte] alvast in de auto achter het stuur gaan zitten. Nadat [medeverdachte] met de buit bij de auto kwam, is hij bij [verdachte] ingestapt en is [verdachte] weggereden. Kort daarop is een achtervolging door de politie gestart en heeft [verdachte] getracht aan de politie te ontkomen, terwijl [medeverdachte] nog heeft geprobeerd zich van de buit te ontdoen door tijdens de achtervolging op verschillende momenten gestolen sierraden uit het raam te gooien.
De verklaring ter terechtzitting van [medeverdachte] dat [verdachte] in de auto is gaan zitten omdat hij opeens geen deel meer wilde hebben aan de inbraak, acht de rechtbank tegen deze achtergrond niet aannemelijk, te minder nu deze niet door [verdachte] zelf wordt bevestigd.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat tussen [verdachte] en [medeverdachte] een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bestond dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat zij zich op 18 december 2015 samen schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van woninginbraak.
3.4.2
Feit 2 (de bedreiging)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte [verdachte] de bestuurder was van de (vlucht)auto en zo ja, of [verdachte] zich tijdens de vlucht schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging van de verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door op hoge snelheid op hen in te rijden. Zij overweegt daartoe als volgt.
[verdachte] bestuurder?
Uit het dossier blijkt dat de verdachten elkaar aanwijzen als de bestuurder van de auto.
Ter terechtzitting heeft [medeverdachte] verklaard – zoals gezegd, zijn verklaring is gevoegd in het dossier van [verdachte] – dat [verdachte] de bestuurder was. [9] Deze verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo is [verdachte] door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkend als de bestuurder. [10] Daarnaast is op de uitgeklapte airbag aan de bestuurderskant uitsluitend het DNA-materiaal van [verdachte] aangetroffen. [11] [verdachte] moet zijn DNA-materiaal bij de impact van de botsing, waarmee de achtervolging tot een einde kwam, hebben achtergelaten.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] als bestuurder van de auto moet worden aangemerkt ten tijde van de achtervolging door de politie.
Bedreiging door inrijden?
Verdachten hebben, na de inbraak, met zeer hoge snelheden geprobeerd te ontkomen aan de politie. Er zijn snelheden gehaald van meer dan 120 km/ uur op plaatsen waar 50 km/ uur is toegestaan. Op andere plaatsen is er meer dan 180 km/ uur gereden door verdachten. [12]
Uit de aangiftes van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , hoofdagenten bij de politie eenheid Den Haag, blijkt verder het volgende. Op 18 december 2015 waren zij aan het werk en belast met surveillancedienst. Zij waren tevens bezig met de eerder besproken woninginbraak en de daaropvolgende achtervolging. Op de Ir. Tljalmalaan te Oegstgeest hadden de verbalisanten met hun dienstauto tussen de banen in, op het verdrijvingsvlak positie ingenomen. Op het moment dat zij daar stonden, zagen zij de auto van de verdachten met een snelheid van minimaal 100 km/u op hen afkomen. [slachtoffer 3] zag dat het voertuig uit zijn eigen baan reed, over de strepen van het verdrijvingsvlak, in de richting van de verbalisanten. Op ongeveer tien meter afstand zagen zij dat de bestuurder abrupt van rijrichting wisselde en op een meter afstand rakelings langs hen reed. Later beseften de verbalisanten dat zij door het oog van de naald waren gekropen en dat zij opgelucht waren dat zij het hadden overleefd. [13]
Gelet op de door [verdachte] gereden snelheid tijdens de gehele achtervolging, kan naar het oordeel van de rechtbank zonder meer worden aangenomen dat zij (ook) op de Ir. Tjalmalaan een snelheid hadden die rond de 100 km/ uur lag. Door met zo’n snelheid recht op verbalisanten af te rijden, kon bij deze verbalisanten de reële vrees ontstaan dat zij bij een frontale botsing zouden komen te overlijden. Dat [verdachte] ook het – minst genomen voorwaardelijk – opzet heeft gehad om hen deze vrees aan te jagen, ligt naar het oordeel van de rechtbank besloten in het handelen van [verdachte] , die zijn rijbaan heeft verlaten om in een rechte lijn op de verbalisanten af te rijden en eerst op een meter of tien afstand van de verbalisanten het stuur afwendde. Het verweer van de raadsman dat geen sprake was van opzet, omdat de bestuurder op tien meter afstand alsnog een andere kant op stuurde en de politieauto op ‘ruim’ een meter afstand passeerde, wordt door de rechtbank verworpen. Dergelijke afstanden zijn, gezien de zeer hoge snelheid waarop [verdachte] in de richting van de stilstaande politieauto reed, verwaarloosbaar klein.
[verdachte] heeft zich aldus op 18 december 2015 schuldig gemaakt aan de bedreiging van de verbalisanten en wel met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1 primair:
op 18 december 2015 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning ( [adres 2] ) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen sieraden onder hun bereik te hebben gebracht door een raam te forceren en open te breken;
ten aanzien van feit 2:
op 18 december 2015 te Oegstgeest [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (beide hoofdagent bij de politie eenheid Den Haag) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een auto met zeer hoge snelheid op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ingereden.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een woninginbraak, waarbij sieraden van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ontvreemd. Het is een feit van algemene bekendheid dat een woninginbraak een grote impact heeft op de bewoners en gevoelens van onrust en van onveiligheid met zich meebrengt. Naast materiële schade wordt bovendien een forse inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners en worden vaak persoonlijke en dierbare onvervangbare bezittingen meegenomen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij uit winstbejag heeft gehandeld en geen rekening heeft gehouden met hetgeen dit voor de slachtoffers betekent. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van de verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door opzettelijk en met zeer hoge snelheid met een auto op de stilstaande politieauto, waarin de verbalisanten zich bevonden, in te rijden en eerst op het laatste moment uit te wijken. Hiermee heeft verdachte de verbalisanten ernstige vrees aangejaagd. Het valt niet in te zien hoe verdachte, die geen rijbewijs heeft, zo onbezonnen heeft kunnen handelen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat voor een ernstig feit als een woninginbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn. Zij zal conform de LOVS Oriëntatiepunten als uitgangspunt voor de strafoplegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden hanteren (woninginbraak met éénmaal recidive).
Blijkens een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 juli 2016 is verdachte de afgelopen vijf jaar meermalen veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder ook voor (medeplegen van) woninginbraken. Ook liep verdachte nog in twee proeftijden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de gevangenisstraf voor de woninginbraak te verhogen met één maand ten opzichte van de oriëntatiepunten. Verder neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking dat verdachte het feit tezamen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd, zodat de rechtbank ook hierin aanleiding ziet om deze gevangenisstraf met nog één maand te verhogen.
Voor het inrijden op de politieagenten onder de omstandigheden zoals hierboven beschreven acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van vier maanden, conform de oriëntatiepunten voor een dergelijk feit, passend en geboden.
Blijkens het reclasseringsadvies d.d. 21 maart 2016 heeft jarenlange jeugdreclassering geen effect gehad op het gedrag van verdachte en is het toezicht meermalen negatief geretourneerd. Zij acht de kans hoog dat verdachte zich aan de voorwaarden zal onttrekken. Desondanks adviseert de reclassering tot een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Deze conclusie wordt naar het oordeel van de rechtbank niet gedragen door de inhoud van het reclasseringsadvies. Zij zal het advies in zoverre terzijde schuiven, aangezien zij zich daarmee niet kan verenigen.
Verder heeft de rechtbank geen bijzondere persoonlijke omstandigheden geconstateerd die in strafverminderende zin in de strafoplegging zouden moeten worden betrokken.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de bewezenverklaarde feiten en zal zij aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van elf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Inleiding
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit als benadeelde partij gevoegd ter zake de vorderingen tot schadevergoeding, ieder groot
€ 395,- (bestaande uit immateriële schade).
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat voornoemde vorderingen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gezien zijn vrijspraakverweer, primair bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om matiging van de vorderingen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vorderingen van de benadeelde partijen toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Anders dan de raadsman heeft bepleit ziet het arrest dat de benadeelde partijen aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd, ook op agenten die tijdens een achtervolging in een auto zaten om de weg te versperren en waarop is ingereden. Die zaak is derhalve zeer vergelijkbaar met onderhavige zaak. De rechtbank acht, mede gelet op dit arrest, de omvang van de vorderingen redelijk en billijk en zal deze in hun geheel toewijzen.
Het vorenstaande brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregelen
Aangezien verdachte jegens de slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichtingen opleggen tot betaling aan de Staat van:
  • een bedrag groot € 395,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd: [slachtoffer 3] ;
  • en een bedrag groot € 395,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd: [slachtoffer 4] .

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Inleiding
De officier van justitie heeft bij vordering van 26 januari 2016 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, d.d. 29 oktober 2014, met parketnummer 16/121808-14, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van één week.
8.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de verdachte opgelegde jeugddetentie, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14f, 36f, 47, 57, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair (dagvaarding I primair, met parketnummer 09/819964-15):
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 2 (dagvaarding II met parketnummer 09/818539-16):
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden;
bepaalt dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Vorderingen benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregelen
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffer 3] , een bedrag van € 395,00 (bestaande uit immateriële schade);
[slachtoffer 4] , een bedrag van € 395,00 (bestaande uit immateriële schade);
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van:
een bedrag groot € 395,00 (bestaande uit immateriële schade), ten behoeve van het slachtoffer genaamd: [slachtoffer 3] ;
een bedrag groot € 395,00 (bestaande uit immateriële schade), ten behoeve van het slachtoffer genaamd: [slachtoffer 4] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen respectievelijk eveneens 7 (zeven) dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen en vice versa;
Vordering tot tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, d.d. 29 oktober 2014, met parketnummer 16/121808-14, opgelegde jeugddetentie, te weten:
jeugddetentievoor de duur van
1 (één) week.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.L.M. Staals, voorzitter,
mr. H.N. Pabbruwe, rechter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. Mentrop-Huliselan, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 september 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015367202, van de politie eenheid Den Haag, distrcit Leiden-Bollenstreek, basisteam Katwijk, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 262).
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , blz. 43 en 44.
3.Proces-verbaal ter terechtzitting van 24 augustus 2016 in de zaak met parketnummer 09/819965-15, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
4.Proces-verbaal ter terechtzitting van 24 augustus 2016 in de zaak met parketnummer 09/819965-15, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
5.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 54 en 55.
6.Proces-verbaal ter terechtzitting van 24 augustus 2016 in de zaak met parketnummer 09/819965-15, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , blz. 46 en 47.
8.Proces-verbaal ter terechtzitting van 24 augustus 2016 in de zaak met parketnummer 09/819965-15, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
9.Proces-verbaal ter terechtzitting van 24 augustus 2016 in de zaak met parketnummer 09/819965-15, voor zover inhoudende de verklaring van [medeverdachte] .
10.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 76 en 78; proces-verbaal van bevindingen, blz. 80.
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 166 en 167; NFI-rapport, blz. 210 en 2011.
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 64; proces-verbaal van bevindingen, blz. 67; proces-verbaal van bevindingen, blz. 74 t/m 76.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , blz. 97 en 98; proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , blz. 101 en 102.