In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2016 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die beiden in Frankrijk wonen. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld na de echtscheiding die op 3 november 2015 was uitgesproken. De man had een verzoek ingediend tot verdeling van de inboedel en andere vermogensbestanddelen, waaronder een erfenis, een onroerend goed (het Château), en diverse bankrekeningen en voertuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen huwelijkse voorwaarden zijn gemaakt, waardoor er sprake is van een gemeenschap van goederen. De peildatum voor de verdeling is vastgesteld op 2 oktober 2014, de datum van indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft de verzoeken van de man en de vrouw beoordeeld en heeft bepaald dat de erfenis van de man, die hij had ontvangen, in de gemeenschap valt, omdat deze niet onder een uitsluitingsclausule valt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verkoop van het Château, inclusief de inboedel, moet plaatsvinden en dat de opbrengst moet worden gebruikt om de hypothecaire lening en andere schulden af te lossen. De rechtbank heeft de verdeling van de inboedel en andere activa vastgesteld, waarbij de man en de vrouw ieder recht hebben op de helft van de waarde van de activa, met uitzondering van enkele specifieke afspraken die zijn gemaakt.
De rechtbank heeft de verdeling van de activa en schulden vastgesteld en heeft bepaald dat de bankrekeningen moeten worden opgeheven, met een gelijke verdeling van de saldi. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.