ECLI:NL:RBDHA:2016:10569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
C/09/513473 / FA RK 16-4842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervangende toestemming voor verhuizing naar Aruba in gezagskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarige kinderen naar Aruba. De moeder verzocht om toestemming om met de kinderen naar Aruba te verhuizen, omdat zij daar een nieuw leven wilde opbouwen en samen met haar vriend een onderneming wilde starten. De vader verzette zich tegen deze verhuizing, omdat hij vreesde dat de afstand tussen Nederland en Aruba een negatieve invloed zou hebben op het contact met de kinderen en zijn ouderlijk gezag zou ondermijnen. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarigen en de vader zwaarder laten wegen dan het belang van de moeder bij de verhuizing. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet voldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat zij niet goed voorbereid was op de verhuizing. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen en de overige verzoeken van de moeder en de zelfstandige verzoeken van de vader die met de verhuizing samenhangen ook afgewezen. De zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen is bevestigd, waarbij de vader de kinderen om de week van vrijdagavond tot maandagochtend bij zich heeft. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 16-4842
Zaaknummer: C/09/513473
Datum beschikking: 19 augustus 2016 (bij vervroeging)

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 24 juni 2016 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. N.J.R.M. Elings te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.J.A. van der Burg te Ridderkerk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek.
Op 27 juli 2016 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen vergezeld van hun advocaten. Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
  • aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige kinderen van partijen naar Aruba te verhuizen;
  • aan haar vervangende toestemming te verlenen om de minderjarigen in te schrijven op een nog nader te bepalen school op Aruba;
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de minderjarigen vast te stellen, in die zin dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn in de grotere vakantieperiodes van de minderjarigen zijnde in de maanden juli en/of augustus alsook in de kerstvakantie of een andere vakantie, door partijen tijdig in onderling overleg te bepalen, alsmede een wekelijks Skypemoment vast te leggen door partijen nog te bepalen dag en tijdstip,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht:
  • te bepalen dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn eenmaal per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot maandagochtend, en de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen, waarbij de moeder de minderjarigen brengt en haalt;
  • subsidiair, ingeval dat de rechtbank het verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing serieus overweegt, te bepalen dat een onderzoek dient plaats te vinden door de Raad voor de Kinderbescherming;
  • meer subsidiair een eventuele toestemming niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
  • nog meer subsidiair: ingeval de moeder voornemens is met en zonder toestemming van de rechtbank naar het buitenland te vertrekken te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben;
de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, welke is geëindigd.
  • Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
  • De minderjarigen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 24 november 2015 is – voor zover hier van belang – :
* bepaald dat aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de minderjarige [de minderjarige 2] ;
* het gezamenlijk gezag van partijen over [de minderjarige 1] in stand gelaten;
* het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarigen naar Aruba afgewezen;
* in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat de vader en de minderjarigen gerechtigd zijn tot contact overeenkomstig de door het omgangshuis te geven richtlijnen.

Beoordeling

Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de moeder gesteld dat zij belang heeft bij vervangende toestemming om met de minderjarigen naar Aruba te verhuizen, zodat zij daar een nieuw bestaan kan opbouwen. Zij wil samen met haar vriend op Aruba gaan samenwonen en daar een onderneming starten. Ook wil zij daar gaan samenwerken met een makelaarskantoor. Sinds een half jaar heeft de moeder een bijstandsuitkering en heeft zij geen financiële toekomst in Nederland. De aanvragen voor de verblijfsvergunningen zijn reeds goedgekeurd, het huurcontract van de woning op Aruba is ondertekend, de aanbevelingsbrief van de makelaar met wie de vrouw wil gaan samenwerken is ontvangen en er is al een plekje gereserveerd op de scholen voor de minderjarigen. De moeder heeft voorgesteld dat de minderjarigen bij een verhuizing naar Aruba in de zomervakantie alsook in de kerstvakantie en andere vakanties kunnen doorbrengen waarbij zij heeft aangeboden om in de zomervakantie de retourvliegtickets van de minderjarigen voor haar rekening te nemen en de kinderalimentatie te laten vervallen. Ook heeft zij wekelijks op een vast tijdstip skypecontact voorgesteld.
De vader heeft de stellingen van de moeder betwist. Het belang van het behoud en verder opbouwen van een goed contact tussen de vader en de minderjarigen is naar de mening van de vader groter dan het belang van de moeder bij een verhuizing. De vader is bang dat de afstand Nederland-Aruba een negatieve invloed zal hebben op het contact met de minderjarigen en dat daardoor zijn ouderlijk gezag zal worden uitgehold. Volgens de vader heeft de moeder de noodzaak van een verhuizing naar Aruba ook nu niet aangetoond. Voorts is de moeder niet voldoende voorbereid op een verhuizing naar Aruba. Het overleggen van een intentieverklaring en de toezegging dat de verblijfsvergunningen zijn goedgekeurd is hiertoe niet voldoende. De vader is van mening dat het niet in het belang van de minderjarigen is als zij met de moeder naar Aruba verhuizen en uit hun vertrouwde omgeving gehaald worden. Daarbij wijst de vader erop dat hij zich zorgen maakt om de psychische toestand van [de minderjarige 1] bij een verhuizing. Volgens de vader denkt de moeder alleen aan haar eigen belang en heeft zij het belang van de minderjarigen bij een verhuizing niet meegewogen. De vader wil dat de minderjarigen in [plaats] blijven wonen met een ruime zorgregeling met hem. Tot slot heeft de vader aangevoerd dat de moeder geen enkele moeite heeft gedaan om werk te vinden in Nederland dan wel zichzelf aantrekkelijker te maken voor de Nederlandse arbeidsmarkt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu partijen samen het ouderlijk gezag over de minderjarigen uitoefenen brengt dit mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de minderjarigen in beginsel toestemming van de vader nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil, op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) worden voorgelegd aan de rechter.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de vader zijn toestemming aan de door de moeder voorgenomen verhuizing met de minderjarigen heeft onthouden. Ter terechtzitting is gebleken dat de standpunten van partijen over die verhuizing nog steeds haaks op elkaar staan. Een vergelijk op de voet van artikel 1:253a, vijfde lid, BW, is dan ook niet mogelijk gebleken.
Om een beslissing te kunnen nemen in het kader van voornoemd artikel dienen de belangen van de minderjarige een eerste overweging van de rechtbank te vormen. Echter, conform de vaste rechtspraak (onder meer Hoge Raad 25 april 2008, LJN BC5901) dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen en alle belangen af te wegen, zoals:
  • het recht en belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van het kind, zijn mening en de mate waarin het geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
  • of de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing geheel of deels worden gecompenseerd door de verhuizende ouder.
De huidige feitelijke situatie
Na begeleiding van Ouderschap Blijft zijn partijen een opbouwende zorgregeling overeengekomen waarbij de vader de minderjarigen bij zich heeft eenmaal per twee weken van vrijdagavond tot maandagochtend, waarbij de vader de minderjarigen voor aanvang van het contact ophaalt en de moeder hen na afloop weer bij de vader ophaalt.
Gebleken is dat deze regeling – ondanks dat de communicatie tussen partijen niet optimaal is – goed verloopt.
Ten aanzien van de moeder
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder er in beginsel recht op haar leven in vrijheid te kunnen inrichten. Evenwel vindt dit recht in het onderhavige geval zijn begrenzing in de belangen van de minderjarigen en die van de vader. Niet is gebleken dat de moeder een band heeft met Aruba; zij is slechts tweemaal daar op vakantie geweest. De moeder heeft geen sollicitatieactiviteiten laten zien op grond waarvan blijkt dat het voor haar in Nederland niet mogelijk is om een baan te vinden. Ook heeft zij niet laten zien welke andere activiteiten zij heeft ontplooid om hier een inkomen te genereren. Op grond van de door de moeder genoemde omstandigheden kan dan ook geen noodzaak tot verhuizing worden aangenomen.
Evenmin is gebleken dat de moeder haar voorgenomen verhuizing naar Aruba goed heeft voorbereid. Zij wil samen met haar vriend, met wie zij nog nooit heeft samengewoond en onbekend is gebleven hoe bestendig die relatie is, een onderneming op Aruba opzetten. De door de vrouw gestelde goede vooruitzichten op Aruba zijn slechts gebaseerd op aannames. Zij heeft daartoe slechts een intentieverklaring overgelegd en het staat thans niet vast dat het leven van de vrouw op Aruba (financieel) gunstiger zal zijn dan in Nederland, zeker nu de vrouw en haar partner aldaar een onderneming willen opstarten.
Ten aanzien van de vader
Gebleken is dat de vader een goede vader is voor de minderjarigen. De vader heeft thans – na afspraken bij Ouderschap Blijft – de zorg voor de minderjarigen eenmaal per twee weken van vrijdagavond tot maandagochtend. Door de verhuizing zou het contact tussen de vader, die een prominente rol in de zorg voor de minderjarigen wil blijven spelen, en de minderjarigen veel minder worden, nu de moeder een regeling heeft voorgesteld inhoudende dat het contact wekelijks via skype en tweemaal per jaar (gedurende vakanties) voor langere tijd in persoon contact zal plaatsvinden. Door verhuizing van de moeder naar Aruba zal een min of meer evenwichtige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals thans het geval is dan ook uitgesloten zijn terwijl de band tussen de vader en de minderjarigen nog maar pril is en in het belang van de kinderen juist verder opgebouwd dient te worden.
Ten aanzien van de minderjarigen
De Raad voor de Kinderbescherming heeft – zoals in de beschikking van 24 november 2015 is overwogen – eerder geadviseerd dat het niet raadzaam is dat de moeder op korte termijn met de minderjarigen naar Aruba verhuist. Ondanks dit advies is de moeder doorgegaan met haar plannen om naar Aruba te verhuizen. Gebleken is dat [de minderjarige 1] een gevoelig meisje is met psychosociale problemen dat moeilijk tegen veranderingen kan en voor wie nog geen hulpverlening op gang is gekomen. Beide ouders hebben verklaard dat [de minderjarige 1] goed contact wil met beide ouders. Door een verhuizing naar Aruba zullen de minderjarigen op zeer grote afstand van hun huidige woonplaats komen te wonen. Het is een feit van algemene bekendheid dat verbreking van de continuïteit van woon- en sociale leefomgeving voor een kind ingrijpend is. In de eerste plaats is dit zo omdat de minderjarigen ingeval van een verhuizing naar Aruba vanwege de afstand worden afgehouden van een frequent contact met de vader en om met hem een duurzame relatie op te bouwen. Dit geldt eens te meer zoals reeds hiervoor is overwogen nu de band tussen de vader en de minderjarigen pas sinds dit jaar is hersteld/opgebouwd. Vanwege de jonge leeftijd van de minderjarigen kan skypecontact en twee keer per jaar langer persoonlijk contact het huidige regelmatige persoonlijke contact met de vader niet vervangen. In de tweede plaats zal een verhuizing naar Aruba tot gevolg hebben dat de minderjarigen minder mogelijkheden hebben om contact te onderhouden met onder andere hun vriendjes en vriendinnetjes in [plaats] . Bovendien is gebleken dat de onderlinge communicatie tussen partijen nog niet goed verloopt en dat er nog steeds sprake is van wantrouwen jegens elkaar. De rechtbank acht de vrees van de vader begrijpelijk dat met een verhuizing van de moeder met de minderjarigen naar Aruba aan de vader geen rol van betekenis meer zal toekomen. Ook aan deze nadelige gevolgen moet gewicht worden toegekend. Ten slotte kan, mede onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van de moeder is overwogen, niet worden geoordeeld dat enig belang van de minderjarigen met een verhuizing naar Aruba is gediend.
Conclusie
Alle hierboven genoemde omstandigheden en belangen wegende is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de minderjarigen en de vader dienen te prevaleren boven het belang van de moeder bij een verhuizing naar Aruba, met name gezien het feit dat de moeder de noodzaak van die verhuizing niet heeft kunnen aantonen, evenals de mate waarin die verhuizing is doordacht en voorbereid.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarigen dient te worden afgewezen.
De rechtbank zal de overige verzoeken van de moeder alsmede de zelfstandige verzoeken van de vader die met een verhuizing naar Aruba samenhangen ook afwijzen.
De zorgregeling
Gebleken is dat er onder begeleiding van Ouderschap Blijft een zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen tot stand is gekomen waarbij de vader de minderjarigen om de week van vrijdag17.00 uur tot maandagochtend bij zich heeft, waarbij de vader de minderjarigen voor aanvang van het contact de minderjarigen ophaalt en de moeder de minderjarigen na afloop van het contact weer ophaalt bij de vader. Nu deze regeling goed verloopt, zal de rechtbank het verzoek van de vader in zoverre toewijzen. Ook zal de rechtbank de door de vader verzochte vakantieregeling toewijzen, nu een dergelijke regeling in het belang van de minderjarigen wordt geacht.
Proceskosten
De rechtbank ziet in het ter zake door de vader gestelde onvoldoende aanleiding voor een proceskostenveroordeling van de moeder en zal de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
bij de vader zullen zijn:
om de week van vrijdag 17.00 uur tot maandagochtend en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen, waarbij de vader de minderjarigen voor aanvang van het contact bij de moeder ophaalt en de moeder de minderjarigen na afloop van het contact bij de vader ophaalt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, P.M. Bernini en W.G. de Boer, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Kalicharan als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2016, wegens afwezigheid van de voorzitter getekend door de oudste rechter mr. P.M.E. Bernini..