Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam eiseres], eiseres en verzoekster, hierna: eiseres,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2016 een mondelinge uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee Afghaanse eisers. De eisers, die op 31 januari 2016 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben ingediend, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die hun aanvragen niet in behandeling heeft genomen. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublin-verordening, waarbij Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, omdat de eisers eerder Schengenvisa hebben verkregen via de Italiaanse vertegenwoordiging in India.
Tijdens de zitting op 1 september 2016 zijn de eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris op basis van de gegevens in het EU-Vis-systeem terecht heeft geconcludeerd dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvragen. De eisers hebben niet kunnen aantonen dat de gegevens in EU-Vis onjuist zijn en hebben ook geen overtuigend bewijs geleverd dat er tekortkomingen zijn in de Italiaanse asielprocedure.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.