ECLI:NL:RBDHA:2016:10530
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en geloofwaardigheid van het asielrelaas van een Afghaanse eiser
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Afghaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van asiel, maar deze was door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris vond het asielrelaas van de eiser niet geloofwaardig, met name omdat de eiser niet voldoende informatie kon geven over zijn herkomst uit Kabul. De rechtbank oordeelde echter dat de elementen die de kern van het asielrelaas van de eiser vormden, niet onlosmakelijk verbonden zijn met zijn herkomst en dat deze ten onrechte niet door de staatssecretaris zijn beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet in overeenstemming was met het beleid van de staatssecretaris en dat de geloofwaardigheid van de kern van het asielrelaas niet adequaat was beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de relevante elementen inhoudelijk beoordeeld moeten worden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 992,-.