ECLI:NL:RBDHA:2016:10442
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verbod op vervreemding van een in beslag genomen auto in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.D. Popescu, en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.K. Jansen. De eiser had een verbod gevorderd op de vervreemding van zijn auto, die in beslag was genomen in het kader van een strafzaak. De eiser was op 6 maart 2016 aangehouden en zijn auto was op 7 maart 2016 in beslag genomen door het openbaar ministerie (OM) in verband met een vordering tot het leggen van conservatoir beslag. De eiser stelde dat de inbeslagneming onrechtmatig was en dat de aangekondigde vervreemding van de auto niet in verhouding stond tot de schadevordering van een benadeelde partij in de strafzaak.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er op dat moment geen spoedeisend belang was bij het gevorderde verbod, omdat het OM had aangegeven de vervreemding van de auto op te schorten totdat er een uitspraak in de strafzaak zou zijn gedaan. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de rechtmatigheid van de inbeslagneming al aan de orde was in een klaagschrift dat de eiser had ingediend, en dat de procedure in het strafrecht voldoende waarborgen biedt. Daarom werd de vordering tot teruggave van de auto afgewezen. De Staat werd echter wel veroordeeld in de proceskosten, omdat het OM niet tijdig had gewacht op de uitkomst van de strafzaak voordat het tot vervreemding van de auto wilde overgaan.