ECLI:NL:RBDHA:2016:10434
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2016 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Paffen, een asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. T. Boekholt, had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland als verantwoordelijk land werd aangemerkt op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht aan Duitsland te voorkomen.
Tijdens de zitting op 29 augustus 2016 is eiser niet verschenen, maar de vertegenwoordiger van de staatssecretaris was aanwezig. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat het niet in geschil was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser stelde echter dat hij vanwege de slechte omstandigheden in Duitsland niet kon worden overgedragen.
De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn stellingen niet had onderbouwd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat Nederland de behandeling van de aanvraag aan zich had moeten trekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.