ECLI:NL:RBDHA:2016:10434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2016
Publicatiedatum
31 augustus 2016
Zaaknummer
AWB 16 / 18213, AWB 16 / 18218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2016 uitspraak gedaan in een procedure waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Paffen, een asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door mr. T. Boekholt, had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland als verantwoordelijk land werd aangemerkt op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht aan Duitsland te voorkomen.

Tijdens de zitting op 29 augustus 2016 is eiser niet verschenen, maar de vertegenwoordiger van de staatssecretaris was aanwezig. De rechtbank heeft na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat het niet in geschil was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser stelde echter dat hij vanwege de slechte omstandigheden in Duitsland niet kon worden overgedragen.

De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn stellingen niet had onderbouwd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat Nederland de behandeling van de aanvraag aan zich had moeten trekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 16/18213 (beroep) en AWB 16/18218 (verzoek)
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 29 augustus 2016 in de zaken tussen

[naam] , eiser en verzoeker, hierna te noemen: eiser,

gemachtigde: mr. M.J. Paffen,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. T. Boekholt.

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en tevens verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening ter voorkoming van overdracht hangende het beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2016. Eiser noch zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank, tevens voorzieningenrechter, doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Het geschil beperkt zich tot de vraag of Nederland de behandeling van de aanvraag van eiser aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van Verordening (EU) 604/2013 (Dublinverordening).
3. Eiser heeft gesteld dat hij vanwege extreem slecht omstandigheden in Duitsland niet kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser zat onder slechte omstandigheden in het opvangcentrum, heeft meerdere malen moeten verhuizen, was uitgeput en er werd niet naar geluisterd waardoor het vertrouwen in de Duitse autoriteiten is verdwenen.
4. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er naar het oordeel van de rechtbank in zijn algemeenheid van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Duitsland dit niet doet.
5. Voor zover eiser met zijn stellingen aannemelijk heeft willen maken dat ten aanzien van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan, kan dit niet slagen. Eiser heeft dit op geen enkele wijze nader geconcretiseerd dan wel onderbouwd.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de genoemde omstandigheden niet heeft hoeven aanmerken als zodanig bijzondere omstandigheden dat verweerder de asielaanvraag met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Eiser heeft zijn stellingen niet met stukken onderbouwd of anderszins aannemelijk gemaakt. Verder is niet gebleken dat eiser zich heeft beklaagd bij de Duitse autoriteiten, terwijl dat, als hij het niet eens was met de gang van zaken, wel op zijn weg lag.
7. Het beroep is ongegrond. Gelet daarop bestaat geen aanleiding om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak met nummer AWB 16/18213:
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak met nummer AWB 16/18218:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter en voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Valk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op het beroep, kan binnen een week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.