ECLI:NL:RBDHA:2016:10433
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2016 een mondelinge uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.C.M.E. Schijvenaars, had de aanvraag ingediend met het doel om bij een familielid in Somalië te verblijven, waarbij hij zich beroept op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De staatssecretaris had de aanvraag op 25 maart 2016 afgewezen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard in een besluit van 13 juni 2016.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank overwogen of er sprake was van gezinsleven tussen eiser en zijn referent, die als pleegkind werd aangeduid. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij als pleegkind van referent kon worden beschouwd, en dat er geen gezinsleven bestond in de zin van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de referent nooit zelfstandig voor eiser had gezorgd en dat de dagelijkse verzorging door de moeder van de referent plaatsvond. Eiser's argumenten over de relatie tussen referent en zijn echtgenote werden niet gevolgd, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd met bewijs.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Valk, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.