Op 18 juli 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres, wonende te [woonplaats], en de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [vestigingsplaats]. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst, waarin haar kindgebonden budget voor het jaar 2014 definitief op nihil was vastgesteld. Eiseres stelde dat zij geen financiële relatie had met [persoon 4], die tijdelijk bij haar woonde, en dat deze niet als toeslagpartner aangemerkt had mogen worden. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst ten onrechte [persoon 4] als toeslagpartner had aangemerkt, omdat de wetgever bij de wijziging van het partnerbegrip een specifieke situatie voor ogen had die niet van toepassing was op eiseres. De rechtbank vernietigde de beslissing op bezwaar, herstelde de beschikking van 18 september 2015 en stelde het kindgebonden budget voor 2014 vast op € 163. Tevens werd bepaald dat het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres diende te worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.