ECLI:NL:RBDHA:2016:10348
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig asielrelaas en bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2016 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van een Iraanse vreemdeling. De eiser, geboren in 1987, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over het doorspelen van gevoelige overheidsinformatie in Iran, wat volgens hem de reden was voor zijn vrees voor de Iraanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende concrete details heeft gegeven over de informatie die hij zou hebben doorgespeeld en de motieven daarachter. Dit leidde tot de conclusie dat de vrees van de eiser voor vervolging in Iran ongeloofwaardig was.
Daarnaast heeft de rechtbank ook de bekering van de eiser tot het christendom beoordeeld. De eiser stelde dat hij onder druk was gezet om te verklaren over zijn bekering, maar de rechtbank vond geen bewijs dat dit het geval was. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de eiser over zijn bekering te algemeen waren en dat hij niet overtuigend had aangetoond dat zijn bekering oprecht was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de bekering van de eiser ongeloofwaardig was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid voor hoger beroep binnen een week na verzending van de uitspraak.