ECLI:NL:RBDHA:2016:10274
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken procesbelang na ongewenstverklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2016 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de ongewenstverklaring van een Poolse eiser. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 6 januari 2016 het verblijfsrecht van de eiser beëindigd en hem ongewenst verklaard. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de eiser, die in 1985 geboren is, een gevangenisstraf van vijftien maanden had gekregen voor diefstal met geweld, en dat zijn gedrag een actuele en ernstige bedreiging voor de samenleving vormde. Eiser had tegen het besluit bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Hij heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had, omdat hij in het kader van een strafonderbreking had geaccepteerd dat hij niet meer naar Nederland zou terugkeren. De rechtbank concludeerde dat het doel van de procedure niet meer bereikt kon worden, aangezien eiser inmiddels in Polen verbleef en geen recht had om terug te keren naar Nederland. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de beslissing aangegeven.