ECLI:NL:RBDHA:2016:10023
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit loongerelateerde WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende een beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake een loongerelateerde WGA-uitkering. Eiser, die voorheen als accountmanager werkte, had zich op 16 oktober 2013 ziek gemeld met maagklachten en later een acuut voorwandinfarct. Na een aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet WIA, heeft het Uwv op 17 augustus 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 35,91% werd vastgesteld. Echter, na een herziening op 24 februari 2016, werd deze mate verlaagd naar 32,77% en werd de uitkering tot 14 januari 2018 toegekend.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit herziende besluit, waarbij hij aanvoert dat de verzekeringsartsen geen informatie hebben opgevraagd bij zijn cardioloog en dat er geen rekening is gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een telefonisch gesprek heeft plaatsgevonden waarin eiser heeft aangegeven geen hoorzitting te wensen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit op een onzorgvuldige medische grondslag berust, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat de medische beoordeling uiteindelijk zorgvuldig is uitgevoerd. De rechtbank heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts en heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.