ECLI:NL:RBDHA:2015:9854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2015
Publicatiedatum
19 augustus 2015
Zaaknummer
09/752111-11
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van bijzondere voorwaarden bij aanvang van een voorwaardelijke beëindiging van een PIJ-maatregel

Op 13 augustus 2015 heeft de rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, uitspraak gedaan op de vordering van de officier van justitie van 13 juli 2015. De vordering betreft de vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de veroordeelde, die zich moet houden aan elektronisch toezicht in de vorm van een locatiegebod tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De veroordeelde, geboren in 1996, is momenteel geplaatst in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en heeft eerder een PIJ-maatregel opgelegd gekregen voor misdrijven, waaronder diefstal met geweld.

De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende adviezen, waaronder die van de Reclassering Nederland en JJI, en heeft de veroordeelde en deskundigen in raadkamer gehoord. De officier van justitie heeft aanvullende voorwaarden gevorderd, waaronder een meldplicht en gedragsvoorwaarden. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft gepleit tegen het elektronisch toezicht met GPS, en heeft verzocht om een tijdelijke maatregel van 3 maanden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de PIJ-maatregel van rechtswege eindigt op 19 augustus 2015 en dat er bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld. De rechtbank oordeelt dat het noodzakelijk is om toezicht te houden op de veroordeelde en legt een locatiegebod met elektronisch toezicht op. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw om de PIJ-maatregel om te zetten in een voorwaardelijke PIJ-maatregel af, omdat dit niet op de wet is gegrond. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante wetsartikelen en de adviezen van de betrokken instanties.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/752111-11
Datum uitspraak: 13 augustus 2015
De rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, heeft de volgende beslissing gegeven op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 13 juli 2015, ingekomen ter griffie op 15 juli 2015.

De vordering.

De vordering strekt tot vaststelling van de voorwaarde dat de veroordeelde zich houdt aan elektronisch toezicht in de vorm van een locatiegebod, tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) opgelegd aan de veroordeelde:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
thans geplaatst in Justitiële Jeugdinrichting (JJI) [X] ,
bij vonnis van deze rechtbank van 16 juli 2012, onherroepelijk geworden op 30 juli 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier waartoe voormeld vonnis behoort alsmede van na te melden adviezen.

De adviezen.

De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van 24 april 2015 van de Reclassering Nederland (verder: de reclassering) en het advies van 18 juni 2015 namens JJI [X] , opgesteld en ondertekend door de directeur van JJI [X] en
[Y] , gedragswetenschapper.

De behandeling in raadkamer.

De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok te Rotterdam is op 30 juli 2015 in raadkamer gehoord.
De heer [Y] , als gedragswetenschapper verbonden aan JJI [X] , is op
30 juli 2015 als deskundige gehoord.
Mevrouw [Z] , als reclasseringswerker verbonden aan de reclassering, is op
30 juli 2015 als deskundige gehoord.
De officier van justitie heeft haar vordering ter terechtzitting uitgebreid in die zin dat zij vordert voorts als bijzondere voorwaarden op te nemen de meldplicht en andere voorwaarden het gedrag betreffende, overeenkomstig het advies van de reclassering.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft ter terechtzitting primair gepleit voor afwijzing van de vordering van de officier van justitie voor zover dit betreft het elektronisch toezicht door middel van een enkelband (met GPS). De veroordeelde verzet zich tegen elektronisch toezicht met GPS. Het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) is door verschillende – ook door niet aan de veroordeelde te wijten – omstandigheden niet opgestart, waardoor de veroordeelde niet goed heeft kunnen oefenen met vrijheden. Hij heeft echter wel een betrouwbare werkgever bij een visrestaurant in [X] , hetgeen ook bij de reclasseringswerker van de veroordeelde bekend is, dan wel zou moeten zijn.
Een enkelband met GPS is een grote inbreuk op de privacy van de veroordeelde. De door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden betreffen strengere regels dan de regels die thans gelden in de JJI en zouden gelden tijdens de STP. Met de voorgestelde controle door de reclassering ontstaat een onoverzichtelijke en chaotische situatie.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het locatiegebod met elektronisch toezicht op te leggen voor de beperkte duur van 3 maanden.
Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om de PIJ-maatregel, mede gelet op de omstandigheid dat het verlof van de veroordeelde niet meer zal worden opgestart voor de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel op 19 augustus 2015, analoog aan het bepaalde in artikel 77j, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr), per direct om te zetten in een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De veroordeelde zou graag naar huis willen en zijn werkzaamheden bij het visrestaurant voortzetten.
In aanvulling op het schriftelijke advies heeft de deskundige [Z] namens de reclassering ter terechtzitting naar voren gebracht dat geen zicht bestaat op de dagbesteding, het inkomen en het negatieve sociale netwerk van de veroordeelde. Daarnaast is tijdens diverse verloven van de veroordeelde sprake geweest van zorgelijke incidenten. Elektronisch toezicht met behulp van een enkelband met GPS is derhalve noodzakelijk, aldus de reclassering, om aldus de gangen van veroordeelde na te kunnen gaan en waar nodig, met hem te bespreken.
In aanvulling op het schriftelijke advies heeft de heer [Y] namens JJI [X] ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat elektronisch advies door middel van een enkelband met GPS, zoals geadviseerd door de reclassering, contraproductief zal werken bij de veroordeelde. Een locatiegebod door middel van een kastje bij de veroordeelde thuis is wel effectief, maar dan zonder GPS. Hij heeft vooruitzichten nodig, omdat hij anders gedemotiveerd zal raken.

Beoordeling van de vordering.

De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is (onder meer) opgelegd ter zake van twee diefstallen gepleegd met geweld, waarvan één poging, alsmede een poging tot afpersing, derhalve misdrijven, die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Bij beschikking van 20 november 2014 heeft de meervoudige kamer jeugdstrafzaken van deze rechtbank de PIJ-maatregel verlengd voor de duur van acht maanden.
Ingevolge artikel 77t tweede lid Sr eindigt een verlengde PIJ-maatregel van rechtswege voorwaardelijk, een jaar voordat de maximale duur van de maatregel wordt bereikt.
De rechtbank stelt vast dat de PIJ-maatregel van de veroordeelde, op grond van artikel 77s, zevende lid, artikel 77s achtste lid en artikel 77t, tweede lid Sr, van rechtswege eindigt op 19 augustus 2015. Daarbij is ook rekening gehouden met de periode dat de veroordeelde ongeoorloofd afwezig was, te weten van 22 mei 2015 tot 16 juni 2015.
Bij de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel zullen ook van rechtswege de algemene voorwaarden gelden, zoals genoemd in artikel 77ta, eerste lid Sr, inhoudende dat de jeugdige zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig zal maken aan enig strafbaar feit, zich zal gedragen naar de aanwijzingen van een reclasseringsinstelling en zich niet zal onttrekken aan toezicht.
De vordering van de officier van justitie houdt in dat naast voornoemde van rechtswege geldende algemene voorwaarden ook bijzondere voorwaarden conform het bepaalde in artikel 77tb, derde lid, onder a Sr worden gesteld.
Hoewel artikel 77tb, derde lid Sr bepaalt dat “tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel” bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld, ziet de rechtbank daarin geen beletsel om reeds voordat de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel aanvangt bijzondere voorwaarden te stellen, die gelden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van die maatregel. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de officier van justitie kan worden ontvangen in haar vordering en dat bijzondere voorwaarden overeenkomstig het bepaalde in artikel 77z Sr kunnen worden gesteld.
Eerder genoemd advies van de reclassering stelt onder meer:
De veroordeelde heeft een negatieve houding ten opzichte van begeleiding en behandeling en hij stelt zich onbegeleidbaar en onbehandelbaar op. Het contact met instanties zal dan ook met name gericht dienen te zijn op beheersing en controle. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De veroordeelde beschikt over een groot negatief sociaal netwerk en is niet gemotiveerd voor zinvolle dagbesteding in de vorm van werk of een opleiding. Hij kan niet aantonen op een legale manier aan inkomsten te komen en hij beschikt over een pro-criminele houding en problematische denkpatronen, gedragingen en vaardigheden. De kans op onttrekking aan de voorwaarden is hoog gelet op de houding van de veroordeelde ten opzichte van begeleiding en controle en het verloop van zijn verlof vanuit de JJI in het recente verleden.
De reclassering heeft geadviseerd om, indien de PIJ-maatregel voorwaardelijk wordt beëindigd, dit te laten plaatsvinden onder de volgende bijzondere voorwaarden.
De veroordeelde dient zich in het kader van de meldplicht te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in andere bijzondere voorwaarden. Daartoe moet de veroordeelde zich gedurende de bepaalde periode blijven melden zo lang en frequent als de reclassering dit nodig acht.
De veroordeelde wordt geboden zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging van zijn PIJ-maatregel te bevinden op de voorgenomen verblijfplaats [adres] . Daarbij heeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 12 uur ter invulling van zijn dagbesteding. In de weekenden heeft hij 4 uur vrij te besteden. Op de doordeweekse dagen zonder dagbesteding krijgt de veroordeelde 2 uur vrij te besteden. De uren worden vooraf vastgesteld, in overleg met de reclassering. Het locatiegebod wordt gecontroleerd door middel van een elektronisch controlemiddel, te weten de GPS enkelband.
Tevens heeft de reclassering geadviseerd andere voorwaarden het gedrag betreffende aan de veroordeelde op te leggen. De veroordeelde wordt verplicht om zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of een opleiding te verkrijgen en te behouden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Ook dient hij aantoonbaar over een eigen inkomen te beschikken in de vorm van studiefinanciering, bijstandsuitkering of salaris.
Eerder genoemd advies van JJI [X] stelt onder meer:
Bij de veroordeelde is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. De drijfveer van de veroordeelde om vrij te komen is zo groot, dat hij zich goed inzet om mee te werken aan de afspraken rond zijn traject. Hierdoor is het recidiverisico bijgesteld tot matig. Duidelijk is dat de veroordeelde impulsief en soms ook naïef is. Hij leert achteraf van zijn fouten en staat open voor gesprekken hierover. De benodigde aanpak hoeft niet meer binnen het kader van een JJI-plaatsing geboden te worden. Begeleiding door de reclassering is zelfs wenselijker omdat de veroordeelde dit inmiddels aan kan en dit beter bij zijn niveau past. De huidige aanpak is overdraagbaar aan de reclassering.
Een GPS enkelband is een strengere vorm van controle in vergelijking met de controle vanuit de inrichting tijdens verloven van de veroordeelde tot nu toe. Ook de tijden zoals door de reclassering geadviseerd als bijzondere voorwaarde behorend bij het locatiegebod, zijn krapper dan de tijden dat de veroordeelde tijdens zijn verlof buiten de JJI was. Bij de veroordeelde is voorts gebleken dat het maken van afspraken die ruimer worden een effectief pedagogisch middel is. De door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden zullen de veroordeelde dan ook demotiveren. De JJI heeft gepleit voor de inzet van elektronisch toezicht conform het doel van een locatiegebod en gerelateerd aan de vorderingen en het gedrag van de veroordeelde zelf. Het is van belang dat vooraf een plan op schrift wordt gesteld.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door de adviezen, de daarbij overgelegde aantekeningen en het verhandelde in raadkamer.
Gebleken is dat het reclasseringsadvies en het advies van JJI [X] uiteenlopen als het gaat om de bijzondere voorwaarde tot het opleggen van een locatiegebod met elektronisch toezicht door middel van een enkelband met GPS.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken dat het noodzakelijk is dat toezicht wordt gehouden op de veroordeelde gedurende de voorwaardelijke beëindiging van zijn PIJ-maatregel. De rechtbank ziet dan ook aanleiding als bijzondere voorwaarde op te leggen dat een locatiegebod met elektronisch toezicht zal gelden. Hoe dit elektronisch toezicht wordt ingevuld, ligt buiten de beslissingsbevoegdheid van de rechtbank, zodat daar niet nader op zal worden beslist. Wel acht de rechtbank van belang te vermelden dat het niet de bedoeling is dat het toezicht verder strekt dan enkel het controleren van het genoemde locatiegebod.
De veroordeelde heeft zich niet uitdrukkelijk verzet tegen de andere gevorderde bijzondere voorwaarden, te weten de meldplicht en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
De rechtbank zal deze voorwaarden vaststellen als na te melden.
De rechtbank zal het verzoek van de raadsvrouw, inhoudende dat de PIJ-maatregel van de veroordeelde per direct wordt omgezet in een voorwaardelijke PIJ-maatregel overeenkomstig artikel 77j, vierde lid Sr, afwijzen. Het verzoek van de raadsvrouw is niet op de wet gegrond, nu artikel 77j, vierde lid Sr ziet op een situatie waarin een jeugdige in een JJI verblijft op grond van een jeugddetentie en niet op grond van een PIJ-maatregel.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Toepasselijke wetsartikelen.

Artikel 77s, 77t, 77ta, 77tb, 77z van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing.

De rechtbank:
stelt, naast de van rechtswege geldende algemene voorwaarden als bedoeld in artikel 77ta, eerste lid Sr, als bijzondere voorwaarden gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen vast,
dat de veroordeelde:
- zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel op door de Reclassering Nederland te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: [adres] , op uren vooraf vastgesteld door de reclassering en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde(n), met dien verstande dat dit toezicht niet verder strekt dan controle van voornoemd locatiegebod;
- een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en/of een opleiding zal verkrijgen en behouden, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht, en aantoonbaar over eigen inkomen zal beschikken in de vorm van studiefinanciering, bijstandsuitkering of salaris.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.A.J. van de Kar, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 augustus 2015.
Mr. Kramer en mr. Janssen zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.