ECLI:NL:RBDHA:2015:9834
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het voortduren van de op 10 januari 2015 aan hem opgelegde maatregel van bewaring. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De zitting vond plaats op 4 juni 2015, waarbij eiser vanuit de telehoorruimte van het detentiecentrum te Rotterdam aanwezig was. De gemachtigde van eiser, mr. A. Berends, was vertegenwoordigd door mr. S. de Schutter. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, werd vertegenwoordigd door mr. J.M. Hollebrandse.
Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat de onderhandelingen met de Somalische autoriteiten over een nieuw Memorandum of Understanding (MoU) gestaag verlopen, maar dat er geen duidelijkheid is over de verwachte duur en uitkomst van dit traject. Medio april 2015 is een Note Verbale naar de Somalische autoriteiten gestuurd, maar er is nog geen reactie ontvangen. Sinds de inbewaringstelling van eiser op 10 januari 2015 is er geen verandering in de situatie met betrekking tot het MoU. Verweerder heeft aangegeven dat er in die periode geen gedwongen uitzettingen hebben plaatsgevonden.
Verweerder heeft in een eerder beroep van eiser (AWB 15/7677) een brief overgelegd waarin staat dat in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot medewerking aan de gedwongen terugkeer van een vreemdeling kan worden voorgelegd aan de Somalische autoriteiten. Verweerder heeft echter aangegeven dat dit bij eiser niet het geval is, waardoor er geen verzoek is gedaan. De rechtbank oordeelt dat er onder deze omstandigheden geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring. Tevens kent de rechtbank eiser een schadevergoeding toe van € 1.280,00, te rekenen vanaf de datum van het indienen van het beroepschrift op 19 mei 2015. De proceskosten worden vastgesteld op € 980,-, te betalen aan de gemachtigde van eiser. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, in aanwezigheid van griffier mr. M.L.F. de Leeuw, en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2015.