ECLI:NL:RBDHA:2015:9831
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van schuldsaneringsregelingen en gevolgen voor de schuldenaren
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2015 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregelingen van twee schuldenaren. De bewindvoerder had op 2 oktober 2014 een verzoek ingediend tot beëindiging van de schuldsaneringsregelingen, omdat de schuldenaren hun verplichtingen niet naar behoren waren nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een boedelachterstand was ontstaan van € 9.053,89, voornamelijk door het niet voldoen aan de afdrachtverplichting boven het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB). De schuldenaren hadden ook meer inkomsten genoten dan eerder was aangegeven, en er was een teruggaaf van het LBIO ontvangen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november en 11 december 2014 zijn zowel de schuldenaren als de bewindvoerder gehoord. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaren toerekenbaar tekort waren geschoten in hun verplichtingen, onder andere door het blijven betalen van kinderalimentatie, wat leidde tot een verdere achterstand. De rechtbank wees het verzoek van de bewindvoerder toe en beëindigde de schuldsaneringsregelingen, met de benoeming van een curator en rechter-commissaris. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast en gaf de curator de opdracht om de gefailleerden te informeren.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van schuldenaren binnen de schuldsaneringsregeling en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De rechtbank heeft geoordeeld dat schenkingen van derden niet kunnen worden gebruikt om een boedelachterstand in te lopen, en dat de schuldenaren onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun financiële situatie. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de schuldenaren, die nu in staat van faillissement verkeren.