ECLI:NL:RBDHA:2015:9831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2015
Publicatiedatum
19 augustus 2015
Zaaknummer
C/09/13/82 R en C/09/13/83 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van schuldsaneringsregelingen en gevolgen voor de schuldenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2015 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregelingen van twee schuldenaren. De bewindvoerder had op 2 oktober 2014 een verzoek ingediend tot beëindiging van de schuldsaneringsregelingen, omdat de schuldenaren hun verplichtingen niet naar behoren waren nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een boedelachterstand was ontstaan van € 9.053,89, voornamelijk door het niet voldoen aan de afdrachtverplichting boven het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB). De schuldenaren hadden ook meer inkomsten genoten dan eerder was aangegeven, en er was een teruggaaf van het LBIO ontvangen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november en 11 december 2014 zijn zowel de schuldenaren als de bewindvoerder gehoord. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaren toerekenbaar tekort waren geschoten in hun verplichtingen, onder andere door het blijven betalen van kinderalimentatie, wat leidde tot een verdere achterstand. De rechtbank wees het verzoek van de bewindvoerder toe en beëindigde de schuldsaneringsregelingen, met de benoeming van een curator en rechter-commissaris. De rechtbank stelde ook het salaris van de bewindvoerder vast en gaf de curator de opdracht om de gefailleerden te informeren.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van schuldenaren binnen de schuldsaneringsregeling en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De rechtbank heeft geoordeeld dat schenkingen van derden niet kunnen worden gebruikt om een boedelachterstand in te lopen, en dat de schuldenaren onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun financiële situatie. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de schuldenaren, die nu in staat van faillissement verkeren.

Uitspraak

insolventienummer: C/09/13xx R en C/09/13xx R
uitspraakdatum : 8 januari 2015

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies - enkelvoudige kamer
In de schuldsaneringsregelingen van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
en
[schuldenares],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
beiden wonende te: [postcode, woonplaats en adres],
heeft de bewindvoerder op 2 oktober 2014 een verzoek ingediend strekkende tot beëindiging van de schuldsaneringsregelingen.
Ten aanzien van de schuldenaren zijn bij vonnis van 11 februari 2013 de schuldsaneringsregelingen uitgesproken, met benoeming van, laatstelijk, mr. M.M.F. Holtrop tot rechter-commissaris. P.R. Suvaal-Laurens (Modus Vivendi), kantoorhoudende te Zwijndrecht, is benoemd tot bewindvoerder.
De rechter-commissaris ondersteunt het verzoek van de bewindvoerder.
De bewindvoerder heeft haar verzoek gegrond op de volgende feiten en omstandigheden:
Schuldenaren zijn hun verplichting om alles boven het vast gestelde vrij te laten bedrag niet naar behoren nagekomen. Hierdoor is een achterstand op de boedelrekening ontstaan van € 9.053,89. De achterstand is met name ontstaan in de periode vanaf aanvang van de schuldsaneringsregeling tot en met december 2013. Daarnaast heeft de bewindvoerder na het bestuderen van de bankafschriften van Plangroep geconstateerd dat schuldenaren aanzienlijk meer inkomsten hebben genoten dan waar aanvankelijk vanuit is gegaan. Bovendien is er in februari 2014 een teruggaaf van het LBIO aan schuldenaren gestort.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 3, 5 en 19 november 2014 geïnformeerd omtrent de laatste stand van zaken.
De mondelinge behandeling van de verzoeken heeft plaatsgevonden op 6 november 2014 en 11 december 2014. Bij deze behandeling zijn zowel schuldenaren als J. Perez Herrera namens de bewindvoerder verschenen en gehoord. De uitspraak is bepaald op heden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de door schuldenaren ingediende stukken van 6 november 2014, 5 december 2014 en 29 december 2014.
De rechtbank oordeelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als volgt.
Van personen ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is, mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen en dat zij door doen of nalaten de uitvoering van de regeling niet belemmeren of frustreren. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting moet worden geoordeeld of en in hoeverre schuldenaren hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zijn nagekomen.
Op schuldenaren rust een afdrachtverplichting gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit houdt voorts in dat schuldenaren verplicht zijn om hun inkomen boven het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) te voldoen aan de boedelrekening. De rechtbank is van oordeel dat schuldenaren toerekenbaar tekort zijn geschoten in de afdrachtverplichting. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt immers dat schuldenaren een achterstand hebben doen ontstaan van thans € 8.234,47.
De achterstand is onder andere ontstaan doordat schuldenaar gedurende het eerste jaar van de regeling is blijven voortgaan met betaling van de kinderalimentatie, waardoor maandelijks structureel te weinig kon worden afdragen aan de boedelrekening. Schuldenaren hebben als verklaring aangevoerd dat zij in de veronderstelling waren dat schuldenaar, tot de beslissing op het verzoek tot nihilstelling, moest blijven voortgaan met betaling van de kinderalimentatie. Schuldenaar is er naar eigen zeggen pas later op gewezen dat deze alimentatie onbetaald diende te worden gelaten. Schuldenaren hebben per brief van 20 februari 2014 aan de rechter-commissaris verzocht om op deze gronden de reeds betaalde alimentatie in mindering te brengen op de huidige achterstand. Dit verzoek is reeds op 4 maart 2014 door de rechter-commissaris afgewezen. De rechter-commissaris heeft haar standpunt naar aanleiding van een op 12 maart 2014 ontvangen nieuw verzoek, per brief van 13 maart 2014 herhaald. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat al bij het vaststellen van het voorlopig VTLB in maart 2013 geen correctie is doorgevoerd in verband met de kinderalimentatie (zie het eerste verslag van 7 maart 2013). Schuldenaren wisten dan ook vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling dat geen correctie werd toegepast. Hierna is pas op 21 augustus 2013 door de advocaat van schuldenaar, via de bewindvoerder, verzocht om het VTLB te verhogen met een bedrag kinderalimentatie. Dit verzoek is op 30 augustus 2013 door de rechter-commissaris afgewezen. Schuldenaar is ook daarna, gedurende enkele maanden, doorgegaan met het betalen van de kinderalimentatie.
Daarnaast is uit de bankafschriften gebleken dat schuldenaren aanzienlijk meer inkomsten hebben genoten dan waar aanvankelijk, op basis van de door hen verstrekte gegevens, vanuit is gegaan. Door schuldenaren is niet betwist dat deze bedragen dienen te worden opgevoerd als inkomsten.
Schuldenaren hebben na de inhoudelijke behandelingen per fax van 31 december 2014 een (herzien) voorstel gedaan om de ontstane achterstand in te lopen door middel van een verlenging van de regeling, waarin maandelijks € 100,- uit het VTLB en het vakantiegeld wordt afgedragen, en een schenking van familie. Schuldenaren hebben niet of in ieder geval onvoldoende onderbouwd dat zij tijdens een verlenging de genoemde afdrachten kunnen doen. Juist omdat schuldenaren ter zitting uitgebreid hebben toegelicht dat zij van het VTLB niet kunnen rondkomen, hadden zij een dergelijke onderbouwing wel dienen te geven. Bovendien kan een boedelachterstand niet worden ingelopen via schenkingen van derden omdat deze schenkingen uit hun aard per definitie onder de boedel vallen. Dit nog daargelaten dat schuldenaren in het geheel geen stukken hebben overgelegd waaruit volgt dat er bij hun familie daadwerkelijk de bereidheid is tot het doen van een schenking.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de bewindvoerder dient te worden toegewezen en de onderhavige schuldsaneringsregelingen dienen te worden beëindigd.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en het bedrag van de door deze gemaakte kosten vaststellen. Het is de rechtbank gebleken dat er baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. De schuldenaren zullen deswege, voor het geval dat deze uitspraak kracht van gewijsde krijgt, van rechtswege in staat van faillissement komen te verkeren. Om proceseconomische redenen zal reeds nu worden overgaan tot het benoemen van een rechter-commissaris en het aanstellen van een curator.

BESLISSING:

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregelingen van [schuldenaar] en [schuldenares] voornoemd;
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.215,50, exclusief de verschuldigde omzetbelasting;
voor het geval dat deze uitspraak kracht van gewijsde krijgt zal in staat van faillissement verkeren:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
en
[schuldenares],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
beiden wonende te: [postcode, woonplaats en adres],
- benoemt tot rechter-mr. M.M.F. Holtrop en stelt aan als curator P.R. Suvaal-Laurens,
kantoorhoudende te Zwijndrecht;
- geeft de curator last tot het openen van aan gefailleerden gerichte brieven en telegrammen.
Gewezen door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 januari 2015 in aanwezigheid van B.A.H. van der Ven LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.