Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.De feiten
(...) Vooralsnog denkt de gemeente over voldoende zwemcapaciteit in de wel aangewezen basisvoorzieningen te beschikken, zodat subsidiering (los van (het) formele vereiste van geen winstoogmerk) op dit moment niet aan de orde is.
Duurzaam toekomstperspectief Toekomstvisie zwembaden in Zuidplas” verschenen, met de bevindingen naar aanleiding van de in de motie geformuleerde onderzoeksvraag. Geconcludeerd wordt dat er in de gemeente in relatie tot het aantal inwoners een overschot aan zwemwater is en dat volstaan kan worden met twee zwembaden. De besluitvorming op basis van deze bevindingen moet nog plaatsvinden.
Op 29 oktober 2013 heeft de gemeenteraad van Zuidplas besloten de beschikbare budgetten voor de instandhouding van zwembaden ongewijzigd te handhaven in 2014. Dat betekent dat aan u in 2014 wederom een bijdrage kan worden verstrekt voor de openstelling van uw zwembad De Koornmolen voor leszwemmen in doelgroepzwemmen ten behoeve van inwoners uit Zevenhuizen en Moerkapelle.
3.Het geschil
4.De beoordeling
een publiekrechtelijke rechtspersoon is alleen in staat het beleid te bepalen in de zin van het eerste lid, onder a:”– en in het bijzonder de woorden “
is alleen in staat”blijkt dat deze bepaling een limitatieve opsomming van gevallen van beleidsbepalende invloed van de overheid op een onderneming bevat en dat buiten de in deze bepaling genoemde gevallen geen sprake kan zijn van beleidsbepalende invloed in de zin van artikel 25g lid 1 onder a MW. Dit betekent dat de gevallen van beleidsbepalende invloed in de zin van artikel 25g lid 1 onder a MW beperkt zijn tot de in artikel 25g lid 2 onder a tot en met c MW bedoelde gevallen en daarnaast de gevallen, bepaald in de op grond van artikel 25g lid 2 onder d MW gebaseerde algemene maatregel van bestuur (AmvB). Ook de in de AmvB op te nemen gevallen zijn limitatief: artikel 25g luid 2 onder d MW spreekt namelijk van: “
in andere gevallen,voor zover(onderstreping rechtbank)
bij algemene maatregel van bestuur bepaald.”
In het tweede lid wordt concreet bepaald welke vorm van betrokkenheid van de overheidsorganisatie noodzakelijk is om een onderneming als overheidsbedrijf te kunnen kwalificeren. Het gaat hier om de meest gebruikelijke constructies. (…) Zonodig kunnen op grond van onderdeel d bij algemene maatregel van bestuur andere specifieke gevallen worden bepaald waarbij sprake is van een beleidsbepalende invloed van de overheidsorganisatie in een onderneming.”
) berusten op betrekkingen van het rechtspersonenrecht van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Veelal gaat het om kapitaalvennootschappen waarvan de overheidsorganisatie aandeelhouder is of waarmee anderszins vennootschapsrechtelijke betrekkingen worden onderhouden. Overheidsbedrijven kunnen ook de vorm hebben van bijvoorbeeld een stichting in de statuten waarvan is bepaald dat de bestuursleden door een bepaalde overheidsorganisatie worden benoemd. Ook dan vloeit de beleidsbepalende positie voort uit boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In andere situaties is niet sprake van een zodanige beïnvloeding dat de onderneming kwalificeert als overheidsbedrijf, zoals in het geval dat door het toekennen van subsidie een zekere invloed op het beleid van de onderneming wordt uitgeoefend.”
in de regel”op het eerste gezicht kunnen worden afgeleid dat de daar genoemde situaties – die ook zijn opgenomen in artikel 25g lid 2 onder a tot en met c MW – alleen maar voorbeelden zijn en dat er dus ruimte is om ook in andere gevallen aan te nemen dat een overheidsorgaan beleidsbepalende invloed heeft op een onderneming in de zin van artikel 25g lid 1 onder a MW. Uit de ondubbelzinnige tekst van artikel 25g lid 2 MW volgt echter dat die andere situaties moeten zijn opgenomen in de onder d van die bepaling bedoelde AmvB. Dat strookt ook met de onder 4.15 geciteerde deel uit de memorie van toelichting, waarin uiteen wordt gezet dat bij AmvB andere gevallen van beleidsbepalende invloed in de zin van artikel 25g lid 1 onder a MW kunnen worden aangewezen. Gezien de in r.o. 4.14 geciteerde tekst van artikel 25g lid 2 onder d zijn de in de AmvB genoemde gevallen weer limitatief. Dat in de memorie van toelichting wordt gesproken over “
specifieke gevallen”en de in artikel 25g lid 2 genoemde gevallen worden aangeduid als “
de concrete gevallen”van beleidsbepalende invloed, bevestigt verder dat de wetgever kennelijk heeft beoogd de gevallen van beleidsbepalende invloed in de zin van artikel 25g lid 1 onder a MW te beperken tot de in de artikel 25g lid 2 MW en de eventueel daarop te baseren AmvB genoemde concrete en specifieke gevallen.
extrabijdrage voor Het Polderbad. Een redelijke uitleg van de toezegging houdt in dat als de Stichting Polderbad
bovenopde in de exploitatieovereenkomst opgenomen bijdragen die zij na overname van de exploitatie van De Zuidplas is gaan ontvangen een extra bijdrage zou ontvangen, De Koornmolen een daarmee corresponderen extra vergoeding zou krijgen; het enkele na het overnemen van de exploitatie door de Stichting Polderbad gaan ontvangen van de voor 2010 tot en met 2015 aan exploitatie verbonden bijdrage kan in redelijkheid niet worden opgevat als de in de toezegging bedoelde extra vergoeding.