Uitspraak
Vernietiging erkenning, vervangende toestemming erkenning, gezag en omgang
Beschikking op het op 14 januari 2015 ingekomen verzoek van:
[verzoeker]
[de moeder]
[partner van moeder] ,
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Procedure
- het verzoekschrift;
- het f-formulier met bijlagen van de zijde van [verzoeker] ;
- het verslag van de bijzondere curator;
- de brief d.d. 23 april 2015 van de zijde van [verzoeker] ;
- het verweerschrift van de moeder.
- [verzoeker] en zijn advocaat;
- de moeder en haar advocaat;
- [partner van moeder] ;
- de bijzondere curator.
Verzoek en verweer
- een bijzondere curator wordt benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen opdat deze namens de minderjarige een verzoek ex artikel 1:205 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zal indienen tot vernietiging van de erkenning;
- aan [verzoeker] vervangende toestemming als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 BW wordt verleend, opdat hij de minderjarige kan erkennen en – voor zover de rechtbank een DNA-onderzoek nodig acht – dat wordt bepaald dat de moeder haar medewerking dient te verlenen aan een DNA-onderzoek alsmede dat de kosten daarvan voor haar rekening zullen komen;
- de moeder en [verzoeker] gezamenlijk worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige;
- een omgangsregeling wordt vastgesteld, inhoudende dat de minderjarige bij [verzoeker] zal zijn om de week een weekend alsmede elke woensdag en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij in eerste instantie een opbouwregeling zal gelden,
- een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) te gelasten naar de erkenning door [verzoeker] en de omgangsregeling;
- haar een nadere termijn te verlenen voor het al dan niet indienen van een verzoek tot vernietiging van de erkenning door [partner van moeder] van de minderjarige.
Feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Uit de moeder is op [geboortedatum] de minderjarige geboren.
- De minderjarige is op 17 maart 2014 erkend door [partner van moeder] .
- De moeder heeft van rechtswege het eenhoofdig gezag over de minderjarige.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 5 maart 2015 is mr. Elings voornoemd
Beoordeling
- Is er sprake van bezwaren als genoemd in artikel 1:377a lid 3 BW, die in de weg staan aan het recht van [verzoeker] op omgang met [minderjarige] ?
- Zo nee, welke omgangsregeling moet in het belang van [minderjarige] worden geacht?
Beslissing
1 februari 2016 pro forma; uiterlijk vier weken vóór die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zich uit te laten omtrent de voortgang van de procedure;
tot voormelde proformadatumin de gelegenheid is om een nader verzoekschrift in te dienen of een nadere schriftelijke reactie in te dienen;
ten aanzien van de vernietiging van de erkenning, de vervangende toestemming tot erkenning, het gezag en de omgangsregelingaan.