3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van feit 1
Op 18 februari 2015 omstreeks 10.15 uur is [aangever 1] (verder: de aangever), werkzaam als uitzendkracht bij F&H Transport B.V. te Delft, en in die hoedanigheid bezorger van postpakketten voor Post NL, aangekomen bij zijn eerste bezorgadres [adres 2] te Rijswijk. De aangever treft niemand aan op voornoemd adres, doet een kennisgeving in de bus en loopt weer naar zijn auto. Hij ziet dat het pakketje afkomstig is van [aangever 1] , dat er een rembours acceptgiro ter waarde van € 833,99 op is bevestigd en dat het is geadresseerd aan [x] , op voornoemd adres.
Als de aangever bij het hekje van de voortuin van voornoemd adres komt, ziet hij twee jongens in zijn richting komen lopen. Als hij bijna de voortuin uit is, ziet en voelt de aangever dat de langste jongen met zijn linkerhand met kracht het pakketje dat hij in zijn rechterhand had, beetpakt. De jongen pakt het pakket zo stevig vast dat de bovenkant kreukelt. De aangever ziet en voelt dat de jongen het pakket uit zijn rechterhand wil trekken. De aangever trekt terug. De jongen doet zijn rechterhand in zijn jaszak en haalt en een zilverkleurig voorwerp uit. Dat houdt hij in de richting van het gezicht van de aangever, op een afstand van 25 tot 50 centimeter.
Die ziet dat het voorwerp de vorm van een pistool had. De aangever ziet dat de jongen het pistool op hem richt. Hij schrikt daar zo van, dat hij het pakketje loslaat. Hij staat even verstijft van schrik en ziet de jongens voor zijn bus langs lopen en naar het paadje dat tussen de speeltuin en de woning is gelegen naar het park rennen. Van beide personen, de jongen met het pistool en de andere jongen, geeft de aangever een beschrijving. Hoewel de aangever op de jongen zonder het wapen niet echt heeft gelet, beschrijft hij hem als een 15/16 jarige, met een huidskleur donkerder dan die van de jongen met het pistool, ook was hij kleiner dan de jongen met het pistool, hij had zwart kort haar, en de jongen lette op de omgeving.
In de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is op 20 februari 2015 op de eerste etage, in een bergruimte een zilverkleurig op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen en in beslag genomen.
Onderzoek van het wapen leert dat het een veerdrukpistool is, merk Colt Mustang, en voor afdreiging geschikt.
Op de verpakking van de weggenomen Iphone wordt de vingerafdruk van de verdachte gevonden.
De verdachte heeft bij de politie bekend dat hij erbij was toen [medeverdachte 1] een pakketbezorger overviel. [medeverdachte 1] had een grijze luchtbuks met een zwart handvat bij zich, die hij pakte waardoor de bezorger schrok en [medeverdachte 1] zijn pakket kon afpakken. [verdachte] stond op een afstandje en keek toe. Hij is samen met [medeverdachte 1] weggerend. Een week ervoor had hij van [medeverdachte 1] gehoord dat hij een Iphone 6 ging bestellen en op een ander adres zou laten bezorgen. Het pakket was van [aangever 1] en er zat een witte Iphone 6 in.
Een dag later verklaart de verdachte bij de politie dat hij op de dag van de overval met [medeverdachte 1] had afgesproken bij een parkje in de buurt, terwijl hij wist dat [medeverdachte 1] de Iphone ging stelen. Vanaf die plaats was het huis (van de overval) zichtbaar. Omdat [medeverdachte 1] zijn vriend is liet hij hem dit keer, terwijl hij wist dat het niet goed was, niet vallen. Voordat de bezorger kwam, hebben zij een half uurtje op een bankje in het parkje zitten wachten.
Toen het busje kwam, heeft de verdachte tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij dat niet gaat doen. [medeverdachte 1] zei dat hij maar daar moest blijven. [medeverdachte 1] liep op die man af en hij liep de andere kant op.
Bij de rechter-commissarisen ter terechtzittingheeft de verdachte verklaard dat hij wel met [medeverdachte 1] is meegegaan en dat hij de luchtbuks ook heeft gezien, maar dat hij op 20 à 30 meter is blijven staan toen [medeverdachte 1] de pakketbezorger beroofde.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de rol van de verdachte zodanig is dat er kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.
Blijkens de meest recente jurisprudentieis voor medeplegen van een strafbaar feit vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In casu was de verdachte op de hoogte van het voornemen van [medeverdachte 1] om de pakketbezorger te overvallen. Er was sprake van een vooropgezet plan. De verdachte is voorts meegelopen met [medeverdachte 1] naar de plaats (in de nabijheid) van de overval, heeft daar samen met hem op de bezorger gewacht en heeft ook de luchtbuks gezien. Door zijn aanwezigheid die de bezorger kon waarnemen, droeg hij bij aan de dreiging waardoor de beroving kon worden volbracht.
De verklaring van de verdachte dat hij op 20 à 30 meter afstand stond en/of dat hij de andere kant opliep, acht de rechtbank niet geloofwaardig omdat de bezorger twee personen naar zich toe zag lopen, hij een tamelijk nauwkeurige omschrijving van de verdachte heeft gegeven, en hij de jongens (na de overval) voor de bus langs zag wegrennen. Die waarnemingen zou hij niet hebben kunnen doen indien de verdachte stond op de afstand die hij zegt te hebben gestaan, of indien hij zou zijn weggelopen. Na de beroving heeft de verdachte de telefoon ook nog in handen gehad. Zijn vingerafdruk is op de verpakking aangetroffen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, gericht op de totstandkoming en voltooiing van het delict, en heeft de verdachte daarnaast aan de voltooiing van het delict een wezenlijke bijdrage geleverd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is het met de raadsman eens dat de enkele wetenschap dat er een luchtdrukpistool aanwezig was en de verdachte zich hier ook van bewust was, niet maakt dat er een machtsrelatie tussen de verdachte en het wapen bestond. De verdachte had geen zeggenschap over het wapen en heeft het aldus niet voorhanden gehad.
Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijspreken.