ECLI:NL:RBDHA:2015:9354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2015
Publicatiedatum
7 augustus 2015
Zaaknummer
00/817795-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving van pakketbezorgers met vuurwapen en valse identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij gewelddadige berovingen van pakketbezorgers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders planmatig te werk zijn gegaan. Ze bestelden dure goederen, zoals een iPhone 6, onder valse identiteit en wachtten de nietsvermoedende pakketbezorgers op. De berovingen werden uitgevoerd met een (nep)vuurwapen, wat een ernstige bedreiging vormde voor de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de beroving, ondanks zijn verklaring dat hij op afstand bleef staan. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal met geweld en bedreiging, terwijl hij werd vrijgesproken van het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 90 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een werkstraf van 40 uren. De rechtbank benadrukte de impact van dergelijke gewelddadige daden op de maatschappij en de gevoelens van onveiligheid die hierdoor ontstaan.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817795-15
Datum uitspraak: 6 augustus 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 28 mei 2015 en
23 juli 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Doves en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J.M. van der Linden, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na aanpassing van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
Feit 1
Hij op of omstreeks 18 februari 2015 te Rijswijk ( [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met liet oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone 6, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) het richten van een (nep) vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op liet hoofd althans het lichaam van die
[aangever 1] en/of het grissen en/of trekken van een pakket uit de handen van die [aangever 1] ;
Feit 2
Hij op een of meerdere tijdstippen in de periode tussen 20 januari 2015 en 19 februari 2015 in
Den Haag en/of Rijswijk althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad
1) een wapen van categorie 1, onder 7, althans een veerdrukpistool (merk Colt Mustang) althans een
(nep)vuurwapen voor bedreiging of afdreiging geschikt en/of
2) een wapen van categorie III, onder 4, althans een alarmpistool (merk Bruno Sri);

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 18 februari 2015 is er te Rijswijk op het [adres 2] een bezorger van postpakketten beroofd. Er is een (nep)vuurwapen op de bezorger gericht en het pakketje, waarin zich een Iphone 6 bevond, is uit zijn handen getrokken.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte hierbij betrokken is geweest en zo ja, hoe deze betrokkenheid dient te worden gekwalificeerd. Ook dient de rechtbank zich te buigen over de vraag of de verdachte in de periode van 20 januari 2015 tot 19 februari 2015 een of meer (nep)wapens voorhanden heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1 en feit 2 betrekking hebbend op het onder 1 vermelde wapen, heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft meegedeeld dat medeverdachte [medeverdachte 1] degene is geweest die de pakketbezorger met een neppistool heeft bedreigd en hem het pakketje met daarin de
Iphone 6 afhandig heeft gemaakt. De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit en betoogd dat de verdachte, die wel aanwezig was, maar op 20 à 30 meter afstand is blijven staan, niet als medepleger van deze beroving kan worden aangemerkt. Zeker gezien de aangescherpte jurisprudentie van de Hoge Raad over medeplegen zonder dat sprake is van gezamenlijke uitvoering. De raadsman wijst op discrepanties in de verklaring van de aangever betreffende de aanwezigheid van de tweede jongen en acht deze verklaring op dit punt onbetrouwbaar.
Ook ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Uit de jurisprudentie volgt, aldus de raadsman, dat het voorhanden hebben van een wapen een drietal factoren veronderstelt, namelijk de aanwezigheid van het wapen, een machtsrelatie tussen de dader en het wapen en, bewustheid van de dader. Hoewel de verdachte voorafgaand aan de overval het veerdrukpistool heeft gezien, en aldus bewust was van de aanwezigheid van het wapen, is er geenszins sprake geweest van een machtsrelatie tussen de verdachte en het wapen.
Ook is er geen sprake van medeplegen. De verdachte dient ten aanzien van het voorhanden hebben van het veerdrukpistool te worden vrijgesproken.
Op grond van het dossier valt de verdachte, aldus de raadsman, voorts niet te linken aan een alarmpistool en van het voorhanden hebben van dit wapen kan dan ook niet bewezen worden verklaard.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Ten aanzien van feit 1
Op 18 februari 2015 omstreeks 10.15 uur is [aangever 1] (verder: de aangever), werkzaam als uitzendkracht bij F&H Transport B.V. te Delft, en in die hoedanigheid bezorger van postpakketten voor Post NL, aangekomen bij zijn eerste bezorgadres [adres 2] te Rijswijk. De aangever treft niemand aan op voornoemd adres, doet een kennisgeving in de bus en loopt weer naar zijn auto. Hij ziet dat het pakketje afkomstig is van [aangever 1] , dat er een rembours acceptgiro ter waarde van € 833,99 op is bevestigd en dat het is geadresseerd aan [x] , op voornoemd adres.
Als de aangever bij het hekje van de voortuin van voornoemd adres komt, ziet hij twee jongens in zijn richting komen lopen. Als hij bijna de voortuin uit is, ziet en voelt de aangever dat de langste jongen met zijn linkerhand met kracht het pakketje dat hij in zijn rechterhand had, beetpakt. De jongen pakt het pakket zo stevig vast dat de bovenkant kreukelt. De aangever ziet en voelt dat de jongen het pakket uit zijn rechterhand wil trekken. De aangever trekt terug. De jongen doet zijn rechterhand in zijn jaszak en haalt en een zilverkleurig voorwerp uit. Dat houdt hij in de richting van het gezicht van de aangever, op een afstand van 25 tot 50 centimeter.
Die ziet dat het voorwerp de vorm van een pistool had. De aangever ziet dat de jongen het pistool op hem richt. Hij schrikt daar zo van, dat hij het pakketje loslaat. Hij staat even verstijft van schrik en ziet de jongens voor zijn bus langs lopen en naar het paadje dat tussen de speeltuin en de woning is gelegen naar het park rennen. Van beide personen, de jongen met het pistool en de andere jongen, geeft de aangever een beschrijving. Hoewel de aangever op de jongen zonder het wapen niet echt heeft gelet, beschrijft hij hem als een 15/16 jarige, met een huidskleur donkerder dan die van de jongen met het pistool, ook was hij kleiner dan de jongen met het pistool, hij had zwart kort haar, en de jongen lette op de omgeving. [2]
In de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is op 20 februari 2015 op de eerste etage, in een bergruimte een zilverkleurig op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen en in beslag genomen. [3]
Onderzoek van het wapen leert dat het een veerdrukpistool is, merk Colt Mustang, en voor afdreiging geschikt. [4]
Op de verpakking van de weggenomen Iphone wordt de vingerafdruk van de verdachte gevonden. [5]
De verdachte heeft bij de politie bekend dat hij erbij was toen [medeverdachte 1] een pakketbezorger overviel. [medeverdachte 1] had een grijze luchtbuks met een zwart handvat bij zich, die hij pakte waardoor de bezorger schrok en [medeverdachte 1] zijn pakket kon afpakken. [verdachte] stond op een afstandje en keek toe. Hij is samen met [medeverdachte 1] weggerend. Een week ervoor had hij van [medeverdachte 1] gehoord dat hij een Iphone 6 ging bestellen en op een ander adres zou laten bezorgen. Het pakket was van [aangever 1] en er zat een witte Iphone 6 in. [6]
Een dag later verklaart de verdachte bij de politie dat hij op de dag van de overval met [medeverdachte 1] had afgesproken bij een parkje in de buurt, terwijl hij wist dat [medeverdachte 1] de Iphone ging stelen. Vanaf die plaats was het huis (van de overval) zichtbaar. Omdat [medeverdachte 1] zijn vriend is liet hij hem dit keer, terwijl hij wist dat het niet goed was, niet vallen. Voordat de bezorger kwam, hebben zij een half uurtje op een bankje in het parkje zitten wachten.
Toen het busje kwam, heeft de verdachte tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij dat niet gaat doen. [medeverdachte 1] zei dat hij maar daar moest blijven. [medeverdachte 1] liep op die man af en hij liep de andere kant op. [7]
Bij de rechter-commissaris [8] en ter terechtzitting [9] heeft de verdachte verklaard dat hij wel met [medeverdachte 1] is meegegaan en dat hij de luchtbuks ook heeft gezien, maar dat hij op 20 à 30 meter is blijven staan toen [medeverdachte 1] de pakketbezorger beroofde.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de rol van de verdachte zodanig is dat er kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte.
Blijkens de meest recente jurisprudentie [10] is voor medeplegen van een strafbaar feit vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In casu was de verdachte op de hoogte van het voornemen van [medeverdachte 1] om de pakketbezorger te overvallen. Er was sprake van een vooropgezet plan. De verdachte is voorts meegelopen met [medeverdachte 1] naar de plaats (in de nabijheid) van de overval, heeft daar samen met hem op de bezorger gewacht en heeft ook de luchtbuks gezien. Door zijn aanwezigheid die de bezorger kon waarnemen, droeg hij bij aan de dreiging waardoor de beroving kon worden volbracht.
De verklaring van de verdachte dat hij op 20 à 30 meter afstand stond en/of dat hij de andere kant opliep, acht de rechtbank niet geloofwaardig omdat de bezorger twee personen naar zich toe zag lopen, hij een tamelijk nauwkeurige omschrijving van de verdachte heeft gegeven, en hij de jongens (na de overval) voor de bus langs zag wegrennen. Die waarnemingen zou hij niet hebben kunnen doen indien de verdachte stond op de afstand die hij zegt te hebben gestaan, of indien hij zou zijn weggelopen. Na de beroving heeft de verdachte de telefoon ook nog in handen gehad. Zijn vingerafdruk is op de verpakking aangetroffen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, gericht op de totstandkoming en voltooiing van het delict, en heeft de verdachte daarnaast aan de voltooiing van het delict een wezenlijke bijdrage geleverd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is het met de raadsman eens dat de enkele wetenschap dat er een luchtdrukpistool aanwezig was en de verdachte zich hier ook van bewust was, niet maakt dat er een machtsrelatie tussen de verdachte en het wapen bestond. De verdachte had geen zeggenschap over het wapen en heeft het aldus niet voorhanden gehad.
Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
Hij op 18 februari 2015 te Rijswijk ( [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone 6, toebehorende aan
[aangever 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het richten van een (nep) vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [aangever 1] en het trekken van een pakket uit de handen van die [aangever 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 100 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 56 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering en het naar school gaan, alsook tot een werkstraf voor de duur van 60 uren.
De officier van justitie vordert voorts de dadelijk uitvoerbaarheid van de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, mocht de rechtbank niet tot vrijspraak komen, bepleit aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering. Bepleit wordt voorts aan de verdachte geen werkstraf op te leggen, nu hij reeds ongeveer 6 weken in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving van een pakketbezorger.
De verdachte en zijn mededader zijn planmatig en gewiekst te werk gegaan. Immers, het beroven van een pakketbezorger met een door medeverdachte [medeverdachte 1] onder valse identiteit besteld pakje vergde de nodige voorbereiding. Zijn medeverdachte heeft allereerst spullen uitgezocht die hij persé in bezit wilde krijgen, zoals de allernieuwst Iphone 6.
Deze Iphones zijn kostbaar en zeer gewild. De medeverdachte heeft gesurft op de sites van de diverse verkopers/producenten om precies het product uit te zoeken dat hij wilde hebben.
Vervolgens heeft hij online een bestelling gedaan (waarschijnlijk vanuit een publieke ruimte zoals de Haagse bibliotheek), met gebruikmaking van een vals emailaccount met een verzonnen naam, een verzonnen mobiel nummer, en een bestaand maar niet aan de
medeverdachte te relateren adres. Op dit adres werd de nietsvermoedende pakketbezorger opgewacht.
Van enige terughoudendheid bij het voorgenomen plan, dat immers inhield dat een hardwerkende pakketbezorger onverhoeds zou worden overvallen onder bedreiging van een vuurwapen en van zijn pakket zou worden beroofd, is de rechtbank niet gebleken.
Van enige aarzeling bij het bedreigen van die pakketbezorger op de openbare weg, of enige aarzeling bij het uitvoeren van dit gewelddadige plan, is de rechtbank evenmin iets gebleken.
Het vooruitzicht dat de verdachte op deze wijze, op zijn beurt, in het bezit zou komen van het zo gewenste goed was kennelijk allesoverheersend. Duidelijk is ook dat de gemiddelde minderjarige verdachte financieel niet zo snel in staat zal zijn deze kostbare goederen zelf te kopen, en op deze wijze hebben de verdachten toch gekregen wat ze persé wilden hebben.
Bij de impact die een dergelijke gewelddadige beroving op de pakketbezorger zou hebben, hebben de verdachten niet stil gestaan. Zij hebben alleen aan hun eigen geldelijk gewin gedacht. De hebzucht overheerste. Dit rekent de rechtbank de verdachten zwaar aan.
Bovendien nemen door dit soort overvallen de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 juni 2015, nog niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 13 mei 2015.
Uit de onderzoeksgegevens in dit rapport komen zorgen naar voren met betrekking tot de ontwikkeling en het functioneren van de verdachte op meerdere leefgebieden. Aandachtsgebieden voor de verdachte zijn, zijn schoolgang, zijn vriendenkeuze en zijn beïnvloedbaarheid. Begeleiding door de jeugdreclassering acht de Raad dan ook aangewezen.
Daarnaast acht de Raad een werkstraf passend, als duidelijk signaal dat het delictgedrag niet toelaatbaar is.
De Raad adviseert de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende een bepaalde termijn onderwijs zal volgen.
De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad, zij het dat rechtbank van oordeel is dat de ernst van het feit het opleggen van alleen een taakstraf niet rechtvaardigt en de rechtbank geen noodzaak ziet het naar school gaan van de verdachte als bijzondere voorwaarde op te nemen om recidive te voorkomen. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij als vervolgopleiding de kappersopleiding zal volgen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, dan ook van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare feiten te weerhouden, ziet de rechtbank wel aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij zal als algemene voorwaarde onder andere het meewerken aan toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, huisbezoeken inbegrepen, worden opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal melden bij de jeugdreclassering.
De rechtbank ziet, gelet op de omstandigheid dat de verdachte first offender is, geen reden de dadelijk uitvoerbaarheid van de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van zijn straf reeds in voorarrest uitgezeten.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 1]heeft zich ten aanzien van
feit 1als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 833,99.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij
[aangever 1]in de vordering, nu het bedrag aan geleden schade niet duidelijk uit de vordering kan worden afgeleid.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [aangever 1] in de vordering bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen volledige vordering is ingediend.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde partij 1]en
[benadeelde partij 2], hoewel ook in de onderhavige zaak ingediend, niet in behandeling nemen, nu deze vorderingen niet zien op een aan de verdachte ten laste gelegd feit.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de teruggave van de telefoon aan de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding
onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 90 DAGEN
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
46 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij
de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, de Stichting Jeugdbescherming west
Haaglanden, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
40 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
20 DAGEN;
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
ten aanzien van feit 1:
verklaart de benadeelde partij
[aangever 1]. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan
de verdachtevan het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1. STK Telefoontoestel K1: zwart; ALCATEL one touch.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. van Loenhoud. kinderrechter,
en mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van de politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2015023230, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 1561.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , met bijlagen, pagina 360/368.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 53/54.
4.Proces-verbaal Team Forensische Opsporing, Wapens, Munitie en Explosieven, pagina 16/19.
5.Proces-verbaal bevindingen, pagina 1038, en rapport dactyloscopisch onderzoek, pagina 1061/1065.
6.Proces-verbaal 1ste verhoor verdachte [verdachte] , pagina 1218/1219.
7.Proces-verbaal 2e verhoor verdachte [verdachte] , pagina 121225/1226.
8.Verklaring verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 27 maart 2015.
9.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 juli 2015, eigen verklaring verdachte.
10.HR 2 december 2014, ECLI:HR:2014:3474.