ECLI:NL:RBDHA:2015:9352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2015
Publicatiedatum
7 augustus 2015
Zaaknummer
09/817494-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige berovingen van pakketbezorgers door een groep verdachten met gebruik van valse identiteiten en vuurwapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij gewelddadige berovingen van pakketbezorgers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten planmatig en gewiekst te werk zijn gegaan. Ze bestelden dure goederen onder valse identiteiten en wachtten de nietsvermoedende pakketbezorgers op om hen te overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten gebruik maakten van valse e-mailaccounts en telefoonnummers, en dat ze de pakketbezorgers onder bedreiging van een vuurwapen beroofden. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de overvallen beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en bedreiging, en aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan een behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de overvallen hebben ondervonden.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817494-15
Datum uitspraak: 6 augustus 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 23 juli 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Doves en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte
mr. C. Ganzeboom, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Feit 1
Hij op of omstreeks 21 januari 2015 te Den Haag ( [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kleding (onder andere van het merk Philipp Plein), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) het richten van een (nep) vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het
hoofd althans het lichaam van die [aangever 1] en/of het grissen en/of trekken van een pakket uit de handen van die [aangever 1] ;
Feit 2
Hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Den Haag ( [adres 3] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone 6, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om hij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het richten van een (nep) wapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd althans het lichaam van die [aangever 2] en/of het grissen en/of trekken van een pakket uit de handen van die [aangever 2] ;
subsidiair, indien het vorenstaande niet kan worden bewezen;
Hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Den Haag ( [adres 3] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een Iphone 6, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het richten van een (nep) wapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd althans het lichaam van die [aangever 2] ;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet kan worden bewezen;
hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Den Haag ( [adres 3] ), een iphone 6 heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Feit 3
Hij op één en of meerdere tijdstippen in de periode van 20 januari 2015 tot en met 19 februari 2015 in Den Haag en/of Rijswijk en/of Voorburg althans te Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
1) een wapen van categorie 1, onder 7, althans een veerdrukpistool (merk Colt Mustang) althans een
(nep)vuurwapen voor bedreiging of afdreiging geschikt en/of
2) een wapen van categorie III, onder 4, althans een alarmpistool (merk Bruno Sri).

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 21 januari 2015 en 19 februari 2015 is er te Den Haag op de [adres 2] respectievelijk de [adres 3] een pakketbezorger beroofd. Beide keren is er een (nep)vuurwapen op (het hoofd van) de bezorger gericht en is het pakketje, waarin zich dure merkkleding dan wel een Iphone 6 bevond, uit zijn handen getrokken dan wel van zijn schoot gegrist.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte, die terzake van voornoemde incidenten is aangehouden, hierbij betrokken is geweest en zo ja, hoe deze betrokkenheid dient te worden gekwalificeerd. Ook dient de rechtbank zich te buigen over de vraag of de verdachte in de periode van 20 januari 2015 tot en met 19 februari 2015 een of meer (nep)wapens voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van feit 2 primair en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 betrekking hebbende op het onder 2 vermelde wapen heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1, 2 en 3 vrijspraak bepleit. Zij heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat de verdachte dit feit ontkent en dat ook uit het dossier de betrokkenheid van de verdachte bij deze overval niet blijkt. Ook de historische verkeersgegevens uit de telefoon van de verdachte zijn geen redengevend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat de verdachte deze overval niet daadwerkelijk heeft gepleegd. Hij heeft op een afstandje staan kijken en de weggenomen telefoon is bij hem aangetroffen, maar dat maakt, aldus de raadsvrouw, niet dat er sprake is van medeplichtigheid laat staan medeplegen. Er was geen nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Ten aanzien van feit 2 meer subsidiair refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ook feit 3 kan niet bewezen worden verklaard, aldus de raadsvrouw, nu er in het dossier een foto zit waarop de verdachte een op een wapen gelijkend voorwerp vasthoudt, maar niet kan worden vastgesteld dat wat voor wapen dit is en of dit ook daadwerkelijk een verboden (nep)wapen is.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Ten aanzien van feit 1
Op 21 januari 2015 omstreeks 19.30 uur is [aangever 1] (verder: de aangever) werkzaam als postbezorger van Post NL. De bestelling is bedoeld voor het adres [adres 2] te
Den Haag. De aangever belt aan bij het portiek van het adres [adres 2] en hoort iemand aan komen rennen. Voordat hij iets kon zien, krijgt hij een klap tegen de rechterzijde van zijn hoofd. De aangever draait zich om en ziet drie jongens met een capuchon over hun hoofd. Een jongen trekt het pakket uit zijn hand en een andere jongen richt een pistool op zijn hoofd. De jongen met het pistool zegt: ”blijf staan, blijf staan”. De jongen met het pakket rent weg en daarna ook de jongen met het pistool.
De derde jongen rent met de jongen met het pakket mee. Het pistool is zwart van kleur.
De jongen houdt het pistool dicht bij het hoofd van de aangever. [2]
Het zwarte pistool dat bij de overval is gebruikt is op 20 februari 2015 in de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. [3]
Onderzoek van het wapen leert dat het een alarmpistool is, merk Bruni Sri. [4]
Het pakketje dat bezorgd moest worden op het adres [adres 2] is afkomstig van [aangever 1] en de geadresseerde is [klant] . Het pakket, dat op
18 januari 2015 is besteld, bevat 2 Philipp Plein t-shirts, een Stone Island polo, een Stone Island jack en een Stone Island pull, met een totale waarde van € 995,70. Dit bedrag zou bij aflevering worden betaald.
Bij controle door [aangever 1] bij de besteller, die gebruik maakt van het emailadres [x] , en terugbelt met telefoonnummer 06- [x] en die beweert te goeder trouw te zijn, is de bestelling per post verzonden naar het adres [adres 2] te Den Haag. [5]
Het telefoonnummer 06- [x] blijkt in gebruik te zijn bij [medeverdachte 2] , één van de medeverdachten, terwijl het adres [adres 2] het oude woonadres van [medeverdachte 2] blijkt te zijn. [6] Naar later blijkt maakt de medeverdachte [medeverdachte 3] gebruik van het voornoemde telefoonnummer. [7]
[medeverdachte 2] , die inmiddels is overleden, heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 3] tegen hem heeft gezegd dat hij op naam van [medeverdachte 2] kleding zou bestellen en dat hij ook heeft verklaard dat hij de bezorger op de grond heeft gegooid en het pakketje heeft afgepakt, waarbij hij een luchtbuks op de bezorger heeft gericht. [verdachte] en [medeverdachte 4] zijn erbij geweest en hebben het pakketje overgenomen en zijn ermee weggerend. [medeverdachte 3] komt met het pakketje naar het huis van [medeverdachte 2] en laat ook het wapen zien. [8]
Tijdens een zitje (de rechtbank leest:feestje) bij [medeverdachte 2] thuis heeft [medeverdachte 3] een nieuw Philipp Plein t-shirt aan en zegt hij dat het uit het pakketje komt. [9]
Op 20 februari 2015 wordt bij de huiszoeking op het adres van de verdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] ook een zwart Philipp Plein t-shirt aangetroffen, dat door de eigenaar van [aangever 1] als echt wordt aangemerkt en tevens zijn eigendom is. [10]
Het emailadres [x] is aangetroffen als emailadres op één van de laptops, die in het huis van de verdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] zijn meegenomen. [11]
Op één van de laptops die afkomstig is uit de woning van de verdachte, is op 13 januari 2015 om 15.50 en 16.36 uur gezocht naar kleding van het merk Stone Island. [12]
Blijkens de historische verkeersgegevens van de telefoon, die bij [medeverdachte 4] , in gebruik is, heeft de verdachte op 21 januari 2015 tussen 18.02 uur en 20.35 uur een vijftal keer contact opgenomen met het telefoonnummer van [medeverdachte 4] door te bellen of te sms’en.
De telefoon van [medeverdachte 4] wordt op dat moment aangestraald door een zendmast aan de [adres 4] te Den Haag, zijnde in de directe omgeving van de [adres 2] te Den Haag. [13]
De telefoon van de verdachte met nummer 31639770475 is blijkens de analyse van de historische verkeersgegevens op 21 januari 2015 tussen 19.11 uur en 20.10 uur aangestraald door de zendmast [adres 5] , zijnde in de directe omgeving van de [adres 2] te Den Haag. [14]
Op 22 januari 2015, daags na de overval, verzendt de verdachte rond 08.00 uur de boodschap op de groepsapp dat de postbezorger is beroofd met een wapen, dat daarom de heli kwam, dat hij [medeverdachte 3] ging helpen, dat hij ‘down down ging’ en dat er ‘veel kleren, zeker 4 stoney en 2 pp’s’ zijn buitgemaakt. Ook schrijft de verdachte ‘vandaag we zouden weer doen, maar s een beetje dom als we weer gaan doen’. [15]
De verdachte heeft bij de politie [16] verklaard van [medeverdachte 2] , volgens de verdachte de derde overvaller, te hebben gehoord van de beroving op de [adres 2] . Ook liet [medeverdachte 2] hem een bericht over de beroving op politie.nl zien. De verklaring van [medeverdachte 2] dat hij, de verdachte, bij de beroving aanwezig is geweest is gelogen. Hij heeft niets met de beroving te maken gehad.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting [17] ontkent de verdachte wederom met de beroving op de [adres 2] te maken te hebben gehad. Hij verklaart de dag erna, in de vroege ochtend van donderdag 22 januari 2015, van [medeverdachte 2] te hebben gehoord wat er is gebeurd en er vervolgens over te hebben ge-appt op de groepsapp. Hij had [medeverdachte 2] gesproken voordat hij naar school ging. [medeverdachte 2] heeft, aldus de verdachte, zijn naam genoemd om er zelf mee weg te komen. De verdachte deelt mee niet meer te weten waarom hij op 21 januari 2015 vijf keer met [medeverdachte 4] telefonisch contact heeft gehad en ook niet te weten welk wapen bij de beroving is gebruikt. Enige tijd voor 21 januari 2015 heeft een van de vrienden van de verdachte een luchtbuks mee naar het huis van de verdachte genomen om te laten zien. Deze persoon had hem op zak. De verdachte verklaart voorts dat hij wel in de buurt van de [adres 2] was, omdat hij bij een vriendin op de [adres 6] was.
Desgevraagd verklaart de verdachte dat het Stone Island jack dat bij hem thuis is gevonden, van zijn broer is en dat dit een ouder model is dan het jack dat in het pakketje zat. Hij heeft dit in het dossier gelezen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de rol van de verdachte zodanig is dat er kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
Blijkens de meest recente jurisprudentie is voor medeplegen van een strafbaar feit vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In casu is de verdachte volgens medeverdachte [medeverdachte 2] op 21 januari 2015 aanwezig geweest bij de beroving van de pakketbezorger op de [adres 2] . De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring te twijfelen. Volgens [medeverdachte 2] is [medeverdachte 4] de derde aanwezige persoon en uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat hij vóór en na de beroving vijf maal contact met [medeverdachte 4] heeft gehad. Ook blijkt uit de analyse van de historische telefoongegevens van de telefoon van de verdachte dat deze op 21 januari 2015 tussen 19.11 uur en 20.10 uur de zendmast [adres 5] te Den Haag heeft aangestraald, zijnde in de directe omgeving van de [adres 2] . De verklaring van de verdachte dat hij bij een vriendin thuis was, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Uit de omstandigheid dat de verdachte in de buurt van de beroving heeft staan bellen blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.
Voorts had de verdachte daderwetenschap, welke hij op 22 januari 2015 rond 08.00 uur op de groepsapp met zijn vrienden deelt. Hij weet precies te vertellen wat er is gebeurd en wat er is buit gemaakt. Dat de verdachte zo vroeg in de morgen [medeverdachte 2] al heeft gezien en deze hem deze informatie heeft gegeven, acht de rechtbank niet aannemelijk. Temeer ook nu de verdachte in deze app van 08.00 uur ook nog zegt ‘vandaag zouden we weer doen, maar s een beetje dom als we weer gaan doen’.
De verdachte was naar het oordeel van de rechtbank ook op de hoogte van het voornemen de postbezorger te overvallen. Er was sprake van een vooropgezet plan. Er werd via een vals emailadres onder rembours dure kleding besteld en vervolgens werd de bezorger op het opgegeven adres opgewacht en overvallen onder bedreiging van een wapen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, gericht op de totstandkoming van het delict, en heeft de verdachte daarnaast aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage geleverd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2
Op 19 februari 2015 omstreeks 19.15 uur bevindt [aangever 2] (verder: de aangever)
zich op de [adres 3] te Den Haag om op het adres [adres 3] een Iphone 6 onder rembours te bezorgen. Er wordt niet open gedaan. De aangever wacht even en loopt vervolgens naar zijn bus. Hij doet de deur van zijn bus open en gaat met het pakket op schoot zitten. Hij wil zijn deur dichtdoen als hij opeens een jongen aan ziet komen rennen. De jongen trekt aan zijn portier en richt met zijn andere hand een vuurwapen op de aangever. Achter de jongen met het wapen staat nog een jongen. De jongen met het wapen trekt de deur helemaal open en pakt het pakketje van de schoot van de aangever. Terwijl hij dit doet heeft hij het wapen nog in zijn handen. Vervolgens rent de jongen met het vuurwapen samen met de andere jongen weg. Het wapen is een donker handpistool.
De dag ervoor, op 18 februari 2015 heeft de aangever in zijn webshop in elektronica, [aangever 2] een bestelling voor een Iphone 6 ontvangen. Deze is besteld onder de naam [x] en moest worden besteld op het adres [adres 3] . Als telefoonnummer is [x] en als emailadres [x] doorgegeven. De aangever heeft via de mail de bestelling bevestigd en het tijdstip van bezorgen doorgegeven. De bestelling zou onder rembours plaatsvinden. [18]
Het zwarte pistool dat bij de overval is gebruikt is op 20 februari 2015 in de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen. Ook wordt de verpakking van de weggenomen Iphone gevonden. [19]
Aan de binnenzijde van de kartonnen deksel van de verpakking van de weggenomen Iphone wordt de vingerafdruk van medeverdachte [medeverdachte 3] [20] gevonden. Ook wordt op de kartonnen doos de vingerafdruk van de verdachte gevonden. [21]
In de woning van de verdachte wordt de weggenomen goudkleurige Iphone 6 aangetroffen. [22]
In de Iphone 6, die bij [medeverdachte 3] in gebruik is, wordt informatie betreffende de bestelling van de Iphone bij [aangever 2] gevonden. Tevens is er een mailtje aangetroffen van [aangever 2] dat de bezorger op 18 februari 2015 tevergeefs aan de deur is geweest. [23]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 19 februari 2015 met [x] in de stad was toen hij door de verdachte werd gebeld dat hij naar de Bijenkorf moest komen. De verdachte was samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Ze gingen met zijn allen met de tram, maar werden uit de tram gezet omdat de verdachte geen ov-kaart had. [medeverdachte 3] belde zijn broer [medeverdachte 5] en die kwam hen ophalen. [medeverdachte 5] bracht hen naar het huis van [medeverdachte 2] . Daar werd de auto voor de deur gezet. [medeverdachte 3] zei tegen [medeverdachte 5] dat hij moest wachten. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] renden de hoek om. Vijf minuten later kwamen ze weer terugrennen en gingen ze met zijn allen de auto in op weg naar het huis van de verdachte. In de auto heeft [medeverdachte 1] verteld dat hij op het raam van de bus had getikt, dat hij het wapen had laten zien en dat de bezorger het pakketje naar hem toe had gegooid. [medeverdachte 3] keek daarbij toe.
Vervolgens hebben ze het pakketje gepakt en zijn ze weggerend. [medeverdachte 1] vertelde in de auto het wapen op het hoofd van de bezorger te hebben gericht. In het huis van de verdachte, nadat [medeverdachte 5] hen had afgezet, hebben de verdachte en [medeverdachte 1] het pakketje opengemaakt en heeft de verdachte de telefoon meteen in gebruik genomen. [24]
Op 18 februari 2015, de dag voor de beroving, is er een snapchatsprek tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] , waarin de verdachte aan [medeverdachte 6] vraagt hoeveel er gekanteld is, waarop [medeverdachte 6] zegt dat het er eentje was en dat er ook een voor de verdachte is besteld, die morgen (op de 19e) binnen zou komen. [25]
Op 19 februari 2015 te 19.39 uur zegt de verdachte in een gesprek met een vriend van hem dat ‘de eerste voor [medeverdachte 3] was en deze nu voor hem is’. Ook zegt de verdachte ‘dat hij niet weet wie de volgende is. Iedereen helpt elkaar gewoon’. [26]
[medeverdachte 3] appt op 19 februari 2015 om 19.40 uur met [x] en zegt dat [medeverdachte 1] het heeft gedaan omdat hij het graag wou doen. [medeverdachte 3] zegt ‘dat hij de zijne gisteren in de ochtend zelf heeft gedaan en dat [medeverdachte 1] het voor [verdachte] deed. Morgen (20e) komen die van hem en [x] en dan zaterdag voor jou en [x] .’ [27]
Het wapen dat [medeverdachte 1] heeft gebruikt heeft hij op 18 februari 2015 bij de verdachte opgehaald. De verdachte heeft dit wapen, blijkens een whatsapp gesprek met ene [x] in de vroege ochtend van 18 februari 2015 gekocht voor 3 bar. [x] heeft nog een paar zilveren kogels liggen. [28]
Op 18 februari 2015 te 21.25 uur stuurt de verdachte een spraakbericht aan [x] :
“Ik ga gewoon rembours doen, ik ga een wapen tegen die bezorger zijn hoofd aanhouden, (zegt iets onverstaanbaars) kanker ik dat gewoon doen schijt”. [29]
Op 19 februari 2015 rond 23.00 uur voert de verdachte nog een whatsapp gesprek met [x] , waarin de verdachte zegt ‘postbode berovers noemen ze ons’ en tevens zendt de verdachte een screenshot van een persbericht omtrent de overval op de [adres 3] mee. [30]
Op de laptop van de verdachte wordt op 16 februari 2015 een zoekslag gedaan naar
Iphone 6 [31] en op 19 februari 2015 is er gezocht naar een nieuwsitem met de titel ‘Postbode onder dreiging van wapen beroofd van pakketje [adres 3] Den Haag’. [32]
De verdachte heeft bij de politie [33] verklaard dat hij op 19 februari 2015 samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [x] was en dat ze inderdaad uit de tram zijn gezet omdat hij geen ov-kaart had en dat [medeverdachte 3] toen zijn broer heeft gebeld om hen op te halen.
Vervolgens heeft [medeverdachte 5] hen naar het huis van [medeverdachte 2] gereden, hebben ze gewacht, en hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de pakketbezorger beroofd. [medeverdachte 1] heeft het vuurwapen op de bezorger gericht en hij, verdachte, heeft de telefoon gekregen en direct in gebruik genomen.
In de auto was het (nep)vuurwapen getoond.
Bij de rechter-commissaris [34] heeft de verdachte verklaard dat hij niet mee wilde doen, maar dat hij dit uiteindelijk toch heeft gedaan. Hij dacht dat hij als hij op een afstand zou blijven er niets mee te maken zou hebben. Hij stond met [medeverdachte 2] en [x] drie straten verderop.
De verdachte wilde de Iphone 6 hebben.
Ter terechtzitting [35] heeft de verdachte bevestigd dat hij de Iphone 6 van de beroving in de [adres 3] heeft gekregen en meteen in gebruik heeft genomen. Verder verwijst de verdachte naar zijn eerdere verklaring en wil hij daar niets aan toevoegen.
Ook ten aanzien van dit feit ziet rechtbank zich gesteld voor de vraag of de rol van de verdachte zodanig is dat er kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, gericht op de totstandkoming van het delict en of de verdachte voorts een wezenlijke bijdrage aan de totstandkoming van het delict heeft geleverd.
De rechtbank beantwoordt deze vragen bevestigend.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van het plan om de pakketbezorger te overvallen, heeft hij het wapen dat bij de overval is gebruikt aan [medeverdachte 1] gegeven, zat hij in de auto op weg naar de beroving en ook erna en is hij degene die de Iphone 6 heeft gekregen en direct in gebruik heeft genomen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 3
Gelet op het terzake van feit 1 en 2 overwogene is de rechtbank voorts van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in de periode van
20 januari 2015 tot en met 19 februari 2015 samen met anderen een alarmpistool (merk Bruno Sri) voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
Feit 1
Hij op 21 januari 2015 te Den Haag ( [adres 2] ) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kleding (onder andere van het merk Philipp Plein), toebehorende aan [aangever 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het richten van een (nep) vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van die [aangever 1] en het trekken van een pakket uit de handen van die [aangever 1] ;
Feit 2
Hij op 19 februari 2015 te Den Haag ( [adres 3] ) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Iphone 6, toebehorende aan [aangever 2] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld bestonden uit het richten van een (nep) wapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd althans het lichaam van die [aangever 2] en het grissen en/of trekken van een pakket van die [aangever 2] ;
Feit 3
Hij op meerdere tijdstippen in de periode van 20 januari 2015 tot en met 19 februari 2015 in
Den Haag, tezamen en in vereniging met anderen, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen
een wapen van categorie III, onder 4, althans een alarmpistool (merk Bruno Sri).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, dat de verdachte naar school zal gaan en zich onder behandeling van De Waag (MST) zal stellen. Ook acht de officier van justitie een contactverbod met de medeverdachten gedurende de proeftijd noodzakelijk en vordert zij de dadelijk uitvoerbaarheid van de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke straf zal worden opgelegd, dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) te volgen voor zover dit een deels voorwaardelijke straf met algemene en bijzondere voorwaarden betreft. De raadsvrouw deelt mee het door de officier van justitie gevorderde contactverbod met de medeverdachten wel te begrijpen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan gewelddadige berovingen van pakketbezorgers.
Daarbij zijn de verdachten planmatig en gewiekst te werk gegaan. Immers, het beroven van een pakketbezorger met een door een van de verdachten onder valse identiteit besteld pakketje vergde de nodige voorbereiding. De verdachten hebben allereerst spullen uitgezocht die ze persé in bezit wilden krijgen, zoals dure merkkleding of de allernieuwst Iphone. Deze goederen zijn kostbaar en zeer gewild. Er is gesurft op de sites van de diverse verkopers/producenten om precies die producten uit te zoeken die de verdachten wilden hebben.
Vervolgens is er online een bestelling gedaan (waarschijnlijk vanuit een publieke ruimte zoals de Haagse bibliotheek), met gebruikmaking van een vals emailaccount met een verzonnen naam, een (soms) verzonnen mobiel nummer, en een bestaand maar niet aan een van de verdachten te relateren adres. Op dit adres, dat bij de verdachten bekend was, werd de nietsvermoedende pakketbezorger opgewacht.
Diverse bedrijven hebben een bestelling voor verzending gereed gemaakt en de door hen ingehuurde pakketbezorger met de nieuwe, kostbare goederen op pad gestuurd, niet wetend dat de pakketbezorger zou worden beroofd.
De verdachten hebben bedacht dat het onder rembours bestellen - een begrip dat online is opgezocht - het meest profijtelijk was. Zo hoefde er immers op voorhand niets betaald te worden en was de ‘opbrengst/winst’ maximaal.
Ook is er zorggedragen voor een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, geschikt voor afdreiging. Dit heeft een evident gevaarzettend karakter.
Het pakket, en dus de komst van de te beroven pakketbezorger, is via de mobiele telefoons van de verdachten gevolgd via het Track & Trace systeem, waardoor de verdachten goed konden inschatten of het pakket al in aantocht was en wanneer ze moesten toeslaan.
Door deze handelswijze hebben de verdachten - zij het met de nodige tijdrovende voorbereiding - precies datgene in handen gekregen waar ze hun zinnen op hadden gezet; nieuwe merkkleding en een nieuwe I Phone 6, helemaal compleet en in de originele doos.
Van énige terughoudendheid bij het voorgenomen plan, dat immers inhield dat een hardwerkende pakketbezorger onverhoeds zou worden overvallen door een aantal verdachten onder bedreiging van een vuurwapen en van zijn pakket zou worden beroofd,
is de rechtbank niets gebleken. Van enige aarzeling bij het bedreigen van die pakketbezorger op de openbare weg, of enige aarzeling bij het uitvoeren van dit gewelddadige plan, is de rechtbank evenmin iets gebleken.
Het vooruitzicht dat de verdachten op deze wijze in het bezit zouden komen van de zo gewenste goederen was kennelijk allesoverheersend. Duidelijk is ook dat de minderjarige verdachten financieel niet in staat waren deze kostbare goederen zelf te kopen, en op deze wijze hebben de verdachten toch gekregen wat ze persé wilden hebben.
Bij de impact die een dergelijke gewelddadige beroving op de pakketbezorger zou hebben, hebben de verdachten niet stil gestaan. Zij hebben alleen aan hun eigen geldelijk gewin gedacht. De hebzucht overheerste. Dit rekent de rechtbank de verdachten zwaar aan.
Bovendien nemen door dit soort overvallen de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, nog niet eerder is veroordeeld, maar wel eerder een transactie aangeboden heeft gekregen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 18 juni 2015 betreffende het forensisch psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door drs. [x] (GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog), met assistentie van drs. [y] (orthopedagoog).
Blijkens dit rapport is er bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van performale zwakbegaafdheid en is er ook een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Er zijn aanwijzingen voor NLD, een non-verbale leerstoornis. Genoemde gebrekkige ontwikkeling was ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig.
Op grond van de genoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van
betrokkene, de onvoldoende ontwikkelde sociale vaardigheden, de beïnvloedbaarheid
(zeer gericht op vriendengroep, weinig binding met thuis) en de gebrekkige
gewetensfunctie kan wat betreft het ten laste gelegde gesteld worden, dat betrokkene
in staat wordt geacht om het ongeoorloofde van zijn handelen achteraf te beseffen,
maar in verminderde mate in staat was om adequate gedragskeuzes te maken en de
consequenties van zijn handelen te overzien. Het ten laste gelegde is betrokkene in verminderde mate toe te rekenen.
De onvoldoende ontwikkelde sociale vaardigheden in combinatie met de beïnvloedbaarheid en zijn lage (performale) capaciteiten zijn een factor die van belang kunnen zijn voor de kans op recidive.
Geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten af te doen middels een taakstraf, als pedagogische reactie op het ongewenste gedrag. Daarnaast acht onderzoeker
het van groot belang dat in eerste instantie nader neuropsychologisch onderzoek
wordt gedaan naar NLD. Onderzoeker acht het ook gewenst dat er behandeling
gaat worden ingezet op het versterken van de onderlinge relaties binnen het gezin,
zodat betrokkene meer binding krijgt met thuis en minder behoefte heeft om zijn
heil te zoeken bij ‘foute’ vrienden.
Begeleiding van de jeugdreclassering is van groot belang. Een en ander kan worden opgelegd in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de mate van toerekenbaarheid en de kans op recidive uit voornoemd rapport over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het meest recente rapport van de Raad
d.d. 15 juli 2015. De Raad ziet in tegenstelling tot wat het instrument aangeeft veel risicofactoren die de kans op herhaling vergroten. Het betreft echter een eerste politiecontact
en de verdachte stelt zich momenteel goed begeleidbaar op. De Raad vindt jeugddetentie
niet gepast. De beschermende factor, zoals schoolgang, zou in het gedrang komen bij een detentie waar [verdachte] minder kansen heeft op een adequate schoolgang en in aanraking zou komen met jongeren die hem op een negatieve manier kunnen beïnvloeden. De Raad beseft echter dat er sprake is van een ernstig misdrijf, waarbij er ernstig inbreuk is gedaan op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en adviseert zodoende een voorwaardelijke jeugddetentie.
De Raad vindt daarnaast dat een strafrechtelijke consequentie gepast is. Zeker nu de verdachte nog steeds geneigd is zijn aandeel in het delict te bagatelliseren. De Raad adviseert zodoende een werkstraf als meest passende straf. De Raad is voorts van mening dat de huidige jeugdreclasseringsmaatregel gecontinueerd dient te worden. Er dient nog gesproken te worden over het delict met de verdachte ten behoeve van zijn morele ontwikkeling. Daarnaast is het belangrijk dat er een adequate invulling komt van de vrije tijd, waarbij de verdachte ook in aanraking komt met een andere, prosociale vriendengroep. Daarnaast verandert de verdachte na de zomer van school en vindt de Raad het belangrijk dat dit wordt begeleid en zo nodig wordt bijgestuurd.
De Raad deelt ook de mening van de deskundige dat een systemische aanpak wenselijk is, daar er zorgen zijn binnen het systeem van de verdachte en vindt zodoende dat als bijzondere voorwaarde deelname aan MST van de Waag opgenomen dient te worden.
De Raad adviseert dan ook de verdachte een taakstraf op te leggen in de
vorm van een werkstraf en tevens een voorwaardelijke jeugddetentie, onder de geldende algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende een bepaalde termijn onderwijs volgt, meewerkt aan vervolgdiagnostiek ten behoeve van het vaststellen of uitsluiten van NLD, wordt verplicht zich onder behandeling van de Waag, MST (Multi systeem Therapie) te stelen.
Verzocht wordt aan de gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming West te Den Haag opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de
verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank onderschrijft het advies van de Raad voor zover dit het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie met algemene en bijzondere voorwaarden betreft.
De rechtbank is anders dan de deskundige en de Raad van oordeel dat een werkstraf geen passende afdoening is.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal ernstige strafbare feiten die een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen. De rol van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank groter dan hij doet voorkomen en de verdachte heeft geen enkel inzicht getoond in zijn gedrag en de consequenties daarvan, ook ter terechtzitting niet. De verdachte en zijn mededaders hebben de overvallen goed voorbereid en gepland en geen enkel moment gedacht aan de gevolgen voor de slachtoffers. Het dient de verdachte te worden ingescherpt dat zijn gedrag absoluut niet toelaatbaar is. Hoewel de rechtbank rekening houdt met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de mate daarvan niet zodanig is dat deze hieraan in de weg staat.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare feiten te weerhouden ziet de rechtbank wel aanleiding een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen.
Daarbij zal als algemene voorwaarde onder andere het meewerken aan toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, huisbezoeken inbegrepen, worden opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich dient te melden bij de jeugdreclassering, meewerkt aan vervolgdiagnostiek ten behoeve van het vaststellen en uitsluiten van NLD, zich onder behandeling stelt van De Waag (MST) en op geen enkele wijze contact heeft met zijn medeverdachten.
De rechtbank ziet, gelet op de omstandigheid dat de verdachte first offender is, geen reden de dadelijk uitvoerbaarheid van de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 2]heeft zich ten aanzien van
feit 2als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding,
groot € 800,-,bestaande uit immateriële schade, met vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[aangever 2]heeft zich ten aanzien van
feit 2als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding,
groot € 671,42, zijnde materiële schade, met vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[aangever 2]ten bedrage van € 800,-, zijnde de gevorderde immateriële schade, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tevens heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[aangever 2]ten bedrage van € 20,- zijnde de rembourstoeslag, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige, nu de goudkleurige Iphone 6 aan [aangever 2] zal worden teruggegeven en de bepaling van de waardevermindering te ingewikkeld is voor het onderhavige strafproces.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair afwijzing van de vordering van de benadeelde partij
[aangever 2]bepleit, nu de verdachte op geen enkel moment betrokken is bij de overval, en subsidiair niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering.
Tevens heeft de raadsvrouw afwijzing van de vordering van de benadeelde partij
[aangever 2]bepleit, nu de verdachte de telefoon net 1 dag in zijn bezit had, toen deze in beslag is genomen. De telefoon kan dan ook worden teruggegeven aan [aangever 2] .
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
Vordering benadeelde partij van
[aangever 2]
De rechtbank acht deze vordering, die betrekking heeft op een bedrag van € 800,-, als vergoeding ter zake van geleden immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar. Hoewel namens de verdachte de vordering is betwist, is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve hoofdelijk ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 800,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 6 augustus 2015 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 800,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 2] .
7.3.2
Vordering benadeelde partij van
[aangever 2]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post Post NL rembourstoeslag, is
- hoewel namens de verdachte betwist - naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering derhalve hoofdelijk ten laste van verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 20,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 19 februari 2015 is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de goudkleurige Iphone 6 aan [aangever 2] zal worden geretourneerd en de berekening van de waardevermindering van de telefoon te belastend is voor het onderhavige strafgeding.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 20,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 2] .
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen
[x]en
[y]hoewel ook in de onderhavige zaak ingediend, niet in behandeling nemen, nu deze vorderingen niet zien op een aan de verdachte ten laste gelegd feit.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte en dat het onder 4 genummerde voorwerp aan [aangever 2] zal worden teruggeven.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft teruggave van de goederen bepleit, voorzover daar geen afstand van is gedaan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 , 2, 3, 5, 6 en 7 genummerde voorwerpen.
Tevens zal de rechtbank de teruggave aan [aangever 2] gelasten van het op de beslaglijst onder 4 genummerde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:

1.en 2 primair:

DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, MEERMALEN GEPLEEGD

3:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III
EN
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 31, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE,
MEERMALEN GEPLEEGD
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 7 MAANDEN
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
2 MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij
de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen,
zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1]
en [medeverdachte 6] , zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan vervolgdiagnostiek ten behoeve van het vaststellen of uitsluiten van
NLD;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag (Multi System
Therapie) zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, de Stichting Jeugdbescherming west
Haaglanden, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenisvan de verdachte;
ten aanzien van feit 2:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 2], een bedrag van
€ 800,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2015 tot de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 800,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 6 augustus 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
16 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
ten aanzien van feit 2:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 2]een bedrag van
€ 20,-;
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 20,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 2]
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
1 dag;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
gelast de teruggave aan
de verdachtevan de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 5, 6, en 7 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Computer K1:zwart; PACKARD BELL;
2. 1.00 STK Computer K1:blauw HP 11;
3. 1.00 STK Computer Kl: blauw ACER;
5. 1.00 STK Telefoontoestel Kl: wit IPHONE 5;
6. 1.00 STK Telefoontoestel; IPHONE 6; kapot scherm beschadigd;
7. 1.00 STK Computer; HP;
gelast de teruggave aan
[aangever 2]van het op de beslaglijst onder 4 genummerde voorwerp, te weten:
4. 1.00 STK Telefoontoestel Kl: goudkleur; IPHONE 6.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. Kramer, kinderrechter,
en mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2015.
Mr. Koekman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van de politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2015023230, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 1561.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 338/339.
3.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 100/108.
4.Proces-verbaal Team Forensische Opsporing, Wapens, Munitie en Explosieven, pagina 20/24.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 348/349.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 347.
7.Proces-verbaal vaststellen gebruiker [medeverdachte 3] 3164921001, pagina 449/450.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 275/276.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 990.
10.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 629/658.
11.Proces-verbaal van bevindingen uitgelezen laptops [adres 7] , pagina 1547.
12.Proces-verbaal van bevindingen uitgelezen laptops [adres 1] , pagina 1356.
13.Proces-verbaal analyse historische verkeersgegevens [medeverdachte 4] , pagina 1553.
14.Proces-verbaal analyse historische verkeersgegevens [verdachte] , pagina 1559/1561.
15.Proces-verbaal uitgelezen Iphone 6 [verdachte] , pagina 727/730.
16.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 952/954.
17.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 juli 2015, eigen verklaring verdachte.
18.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 390/393.
19.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 100/108.
20.Proces-verbaal bevindingen, pagina 1077, en rapport dactyloscopisch onderzoek, pagina 1086/1093.
21.Proces-verbaal bevindingen, pagina 1077, en rapport dactyloscopisch onderzoek, pagina 1094/1098.
22.Proces-verbaal doorzoeking [adres 1] , met bijlagen, pagina 160/179.
23.Proces-verbaal uitgelezen Iphone 6 [medeverdachte 3] , pagina 1317/1318.
24.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 996/999.
25.Proces-verbaal uitgelezen Iphone 6 [verdachte] , pagina 714/715.
26.Proces-verbaal zaaksdossier 2.2, pagina 357.
27.Proces-verbaal uitgelezen Iphone 6 [medeverdachte 3] , pagina 1307/1308.
28.Proces-verbaal uitgelezen Iphone 6 [verdachte] , pagina 742.
29.Proces-verbaal uitgelezen Iphone 6 [verdachte] , pagina 739.
30.Proces-verbaal uitgelezen Iphone 6 [verdachte] , pagina 733/735.
31.Proces-verbaal uitgelezen laptop [adres 1] , pagina 1359.
32.Proces-verbaal uitgelezen laptop [adres 1] , pagina 1361.
33.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 955/963.
34.Verklaring verdachte [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 23 februari 2015.
35.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 juli 2015, eigen verklaring verdachte.