ECLI:NL:RBDHA:2015:9233
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.C. Hagen
- M.J.M. Langeveld
- Rechtspraak.nl
Beroep op voortduring van bewaring van vreemdeling met vals document
Op 30 juli 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59c van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, geboren in 1982 en van Indiase nationaliteit, had met een vals Bulgaars document gereisd. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring terecht was voortgezet, omdat er een risico op onttrekken aan het toezicht bestond. De rechtbank stelde vast dat het doel van de bewaring, namelijk de uitzetting van de eiser, nog steeds bestond en dat er zicht was op uitzetting. Eiser had weliswaar aangegeven Nederland te willen verlaten, maar beschikte niet over de benodigde reisdocumenten of financiële middelen om dit te realiseren. De rechtbank verwierp het beroep van eiser op artikel 59c Vw 2000, omdat de maatregel noodzakelijk was en er geen minder dwingende maatregelen beschikbaar waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukte dat inbewaringstelling slechts mag plaatsvinden indien er geen lichter middel voorhanden is dat even effectief is, en dat de bewaring onmiddellijk moet worden opgeheven wanneer het doel niet langer bestaat. De rechtbank concludeerde dat de verweerder voldoende voortvarend had gehandeld in het opstarten van het laissez passer traject naar India, en dat er geen reden was om aan te nemen dat de uitzetting niet binnen een redelijke termijn zou plaatsvinden.