ECLI:NL:RBDHA:2015:9219

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
C/09/461559 / FA RK 14-1688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, zorgregeling en alimentatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij nevenvoorzieningen zijn verzocht. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.A. Nandoe Tewarie, heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder een zorgregeling voor hun minderjarige kind en alimentatie. De man, vertegenwoordigd door mr. M. van Yperen-Groenleer, heeft verweer gevoerd en ook zelfstandig verzocht om echtscheiding en een ouderschapsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de verzoeken tot echtscheiding en nevenvoorzieningen ontvankelijk verklaard, ondanks het ontbreken van een gezamenlijk ouderschapsplan.

De rechtbank heeft de duurzame ontwrichting van het huwelijk vastgesteld en de echtscheiding uitgesproken. Wat betreft het ouderlijk gezag heeft de rechtbank geoordeeld dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind moet blijven bestaan, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij het kind in de meivakantie en de herfstvakantie bij de man in Nederland verblijft, en ook in de zomervakantie tijd doorbrengt bij de man in Zuid-Korea.

Daarnaast heeft de rechtbank de kinderalimentatie vastgesteld op € 886 per maand, te betalen door de man, en de partneralimentatie op € 5.700 per maand, met een verlaging naar € 3.700 per maand na 1 augustus 2017. De rechtbank heeft de verzoeken tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aangehouden voor een latere zitting. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
7 x
Rekestnummer: FA RK 14-1688 (scheiding) / FA RK 15-1062 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/461559 (scheiding) / C/09/482801 (verdeling)
Datum beschikking: 14 juli 2015

Scheiding

Beschikking op het op 5 maart 2014 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.A. Nandoe Tewarie te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
thans wonende te [woonplaats] , Zuid-Korea,
advocaat: mr. M. van Yperen-Groenleer te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het f-formulier met bijlagen d.d. 30 oktober 2014 van de zijde van de vrouw;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
  • de brief d.d. 23 januari 2015 van de zijde van de man;
  • het formulier verdelen en verrekenen van de zijde van de man;
  • het f-formulier met bijlagen d.d. 1 juni 2015 van de zijde van de vrouw;
  • het faxbericht d.d. 2 juni 2015 van de zijde van de man;
  • het f-formulier d.d. 2 juni 2015 van de zijde van de vrouw;
  • het f-formulier met bijlagen d.d. 2 juni 2015 van de zijde van de vrouw;
  • het faxbericht d.d. 3 juni 2015 van de zijde van de man.
Op 9 juni 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw en haar advocaat alsmede de advocaat van de man vergezeld van haar kantoorgenoot mr. D. Bertsch. Van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- het faxbericht d.d. 10 juni 2015 van de zijde van de man.
Verzoek en verweer
Het verzoek – zoals dat thans luidt – strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • bepaling dat voortaan alleen aan de vrouw het ouderlijk gezag zal toekomen over na te noemen minderjarige;
  • vaststelling van een zorgregeling c.q. omgangsregeling waarbij de minderjarige de helft van de vakanties bij de man in Nederland zal doorbrengen;
  • vaststelling van een door de man te betalen kinderalimentatie van € 950 per maand, telkens bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand aan de vrouw te voldoen;
  • vaststelling van een door de man te betalen partneralimentatie van € 7.500 per maand, telkens bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand aan de vrouw te voldoen;
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap conform
het voorstel van de vrouw;
- bepaling dat de man binnen 24 uur na betekening van de beschikking zijn medewerking dient te verlenen aan al hetgeen nodig is voor de toedeling van de echtelijke woning aan de vrouw danwel de verkoop van de echtelijke woning aan een derde, en – indien de man deze medewerking niet volledig verleent – :
 primair: onherroepelijke machtiging aan de vrouw om al datgene te kunnen en mogen doen c.q. alle feitelijke en rechtshandelingen te verrichten teneinde de verkoop, levering en overdracht van de echtelijke woning te kunnen verrichten, met bepaling dat de beschikking van de rechtbank in de plaats wordt gesteld van alle wilsverklaringen van de man die nodig zijn om de verkoop, levering en overdracht van de echtelijke woning tot stand te brengen;
 subsidiair: verlening van toestemming, die de toestemming van de man vervangt, ten behoeve van de verkoop van de echtelijke woning met in ieder geval een minimum verkoopprijs zoals door de makelaar geadviseerd;
 meer subsidiair: vaststelling van een dwangsom van € 500 voor iedere keer dat de man, nadat twee dagen na betekening van de beschikking zijn verstreken, in gebreke blijft om aan hetgeen in de beschikking is bepaald te voldoen, een en ander met een maximum van € 10.000;
althans het nemen van een beslissing die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd tegen de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen. Tevens heeft de man zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken met opname van het door hem eenzijdig opgestelde ouderschapsplan en het treffen van nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van een zorgregeling inhoudende dat:
 de minderjarige bij de man in Nederland zal zijn gedurende de gehele herfstvakantie en gedurende de meivakantie;
 de minderjarige bij de man in [plaats] zal zijn gedurende drie aaneengesloten weken in de zomervakantie;
 de man en de minderjarige minimaal eenmaal per week contact hebben via Skype/Tango, met veroordeling van de vrouw om dit te faciliteren;
  • veroordeling van de vrouw om het contact tussen de man en de minderjarige te faciliteren indien de man buiten de herfstvakantie en de meivakantie om in Nederland is;
  • limitering van de duur van de partneralimentatie tot vijf jaar;
  • bepaling dat de echtelijke woning dient te worden verkocht en bepaling dat de verkoopopbrengst te vermeerderen met de uitkering uit hoofde van de polis van levensverzekering, na aflossing van de hypotheek, bij helfte tussen partijen wordt gedeeld en dat een eventueel verlies voor rekening van beide partijen zal komen, ieder voor de helft;
  • toedeling van de inboedelgoederen aan de vrouw onder vergoeding van de helft van de waarde hiervan aan de man;
  • bepaling dat de gezamenlijke bankrekening bij ING, nummer [nummer] , zal worden toegedeeld aan de vrouw, zonder nadere verrekening van het saldo;
  • bepaling dat de auto van het merk Hyundai Tucson wordt toegedeeld aan de vrouw, onder betaling van € 4.000 aan de man en veroordeling van de vrouw tot betaling van dit bedrag aan de man;
  • bepaling dat de sieraden die per de peildatum aanwezig waren in de kluis van de moeder van de vrouw en die partijen in eigendom toebehoren gewaardeerd moeten worden, met benoeming van een taxateur en veroordeling van de vrouw om de helft van de getaxeerde waarde aan de man te voldoen;
  • bepaling dat de bankrekening ten name van de man bij Citibank en HSBC te [plaats] , nummer [nummer] , zal worden toegedeeld aan de man, onder betaling van SGD 38.905 aan de vrouw,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] te [plaats huwelijk] .
  • Zij zijn de ouders van de minderjarige:
 [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Maleisië.
  • De minderjarige verblijft thans bij de vrouw in Den Haag.
  • Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige uit.
  • Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
  • Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.
  • Deze rechtbank heeft op 24 december 2014 voorlopige voorzieningen getroffen, waarbij een voorlopige zorgregeling tussen de man en de minderjarige is vastgesteld, voor zover hier van belang inhoudende dat:
 de man en de minderjarige minimaal één keer per week contact hebben via Skype of een soortgelijk middel, in ieder geval iedere zondag om 13.00 uur Nederlandse tijd;
 de minderjarige in de meivakantie en de herfstvakantie bij de man in Nederland verblijft, waarbij de vrouw de vakantiedata aan de man doorgeeft en de man uiterlijk drie weken van te voren aan de vrouw doorgeeft wanneer hij naar Nederland komt;
 de minderjarige op extra momenten bij de man verblijft indien de man een keer buiten de meivakantie en de herfstvakantie in Nederland is, waarbij de man drie weken van te voren aan de vrouw doorgeeft wanneer hij naar Nederland komt.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan, echter met dien verstande dat een door partijen gezamenlijk opgesteld ouderschapsplan ontbreekt.
Echtscheiding
Rechtsmacht
Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
Ontvankelijkheid
Door partijen is geen gezamenlijk ondertekend ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid partijen in hun respectieve verzoeken tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).
Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat het thans niet mogelijk is om een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan in het geding te brengen. Derhalve zal de rechtbank partijen ontvangen in hun respectieve verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Toepasselijk recht
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat de daarop steunende niet weersproken verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Ouderlijk gezag en zorgregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot bepaling dat de vrouw voortaan alleen het gezag over de minderjarige zal uitoefenen en de verzoeken tot vaststelling van een zorgregeling c.q. omgangsregeling.

Inhoudelijke beoordeling - gezag

De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat de communicatie tussen partijen stroef verloopt, dat de man vaak moeilijk bereikbaar is, dat hij nalaat de vrouw te informeren over zijn nieuwe contactgegevens en dat hij via de minderjarige [de minderjarige] met haar communiceert.
De man heeft hiertegen ingebracht dat hij altijd bereikbaar is voor de vrouw als het gaat om [de minderjarige] . Hij vindt het erg belangrijk om betrokken te blijven bij het nemen van belangrijke beslissingen voor [de minderjarige] .
De rechtbank overweegt als volgt.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders na de echtscheiding gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kind(eren) blijven uitoefenen. Ingevolge artikel 1:251a BW kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
  • er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of
  • wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Niet gebleken is dat de conflicten tussen de ouders dusdanig zijn dat er thans een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige [de minderjarige] klem of verloren zal raken tussen zijn ouders wanneer het gezamenlijk gezag van de ouders zou voortduren. De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder dat – hoewel de communicatie tussen de ouders thans moeizaam verloopt – niet is gebleken dat [de minderjarige] last heeft van de gebrekkige communicatie tussen zijn ouders. Nu evenmin gebleken is dat wijziging van de bestaande gezagsverhouding anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk zou zijn, ziet de rechtbank thans onvoldoende aanleiding om de vrouw alleen met het gezag over [de minderjarige] te belasten. Derhalve zal zij het hiertoe strekkende verzoek van de vrouw afwijzen.
De rechtbank geeft partijen mee dat zij over en weer contactgegevens dienen uit te wisselen en dat zij altijd tijdig melding dienen te maken van wijzigingen in deze contactgegevens, met name ook als het gaat om een verhuizing. Tot slot acht de rechtbank het in het belang van [de minderjarige] dat partijen rechtstreeks met elkaar communiceren en niet met tussenkomst van [de minderjarige] .
Zorgregeling
Contacten in Nederland
Partijen zijn het erover eens dat [de minderjarige] in de meivakantie (twee weken) en de herfstvakantie (één week) bij de man in Nederland verblijft. In die periode verblijft de man met [de minderjarige] bij zijn moeder. De vrouw zal ieder jaar de vakantiedata doorgeven aan de man en de man zal uiterlijk drie weken van te voren aan de vrouw doorgeven wanneer hij naar Nederland komt.
Ter terechtzitting heeft de vrouw ermee ingestemd dat [de minderjarige] tevens op extra momenten bij de man kan zijn indien de man buiten de meivakantie en de herfstvakantie in Nederland is. Afgesproken is dat de man alsdan uiterlijk twee dagen van te voren aan de vrouw zal melden dat hij naar Nederland komt en dat hij contact wil hebben met [de minderjarige] .
De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Contacten in het buitenland
Partijen zijn het er thans over eens dat [de minderjarige] in de zomervakantie ook tijd zal doorbrengen bij de man op zijn verblijfsadres in het buitenland (thans: Zuid-Korea). Zij verschillen echter van mening over de opbouw van deze regeling en de wijze waarop [de minderjarige] zal reizen.
Gelet op de leeftijd van [de minderjarige] acht de rechtbank de volgende regeling het meest in zijn belang:
- in de zomervakantie van 2015 zal [de minderjarige] tien dagen bij de man in het buitenland (Zuid- Korea) verblijven, waarbij de man [de minderjarige] in Nederland ophaalt en hem ook weer in Nederland terugbrengt;
  • in de zomervakantie van 2016 zal [de minderjarige] twee weken bij de man in het buitenland verblijven, waarbij de man [de minderjarige] in Nederland ophaalt en hem ook weer in Nederland terugbrengt;
  • vanaf de zomervakantie van 2017 zal [de minderjarige] iedere zomervakantie drie weken bij de man in het buitenland verblijven, waarbij [de minderjarige] met een zogeheten accompanied flight heen en weer zal reizen.
De rechtbank zal aldus beslissen.
De rechtbank merkt hierbij op dat het in het belang van [de minderjarige] moet worden geacht dat de man tijdens de contacten met [de minderjarige] – zowel in Nederland als in het buitenland – de zorg voor hem niet aan anderen laat , maar er zoveel mogelijk zelf voor [de minderjarige] is.
Contact via Skype
De vrouw stemt er mee in dat de man minimaal één keer per week contact zal hebben met [de minderjarige] via Skype of een soortgelijk middel, in ieder geval op zondag om 13.00 uur Nederlandse tijd. Hierbij hebben partijen ter terechtzitting afgesproken dat de vrouw zich tijdens het Skype-contact even terugtrekt in een andere ruimte zodat de man en [de minderjarige] ongestoord met elkaar kunnen spreken. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de minderjarige in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van kinderalimentatie. Op dit verzoek zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Tussen partijen is in geschil of de behoefte van [de minderjarige] dient te worden gebaseerd op het inkomen waarvan de vrouw en [de minderjarige] de afgelopen jaren hebben geleefd, zoals de man meent, of op het veel hogere salaris van de man, zoals de vrouw betoogt.
De rechtbank stelt voorop dat partijen na de geboorte van de minderjarige in gezinsverband met elkaar hebben samengeleefd en dat alleen de man gedurende de laatste periode van de samenleving inkomsten genoot. Hoewel partijen nadien gescheiden van elkaar zijn gaan wonen, is de rechtbank van oordeel dat desondanks het salaris van de man tot uitgangspunt moet worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de behoefte van de minderjarige. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat indien het inkomen van één ouder na het verbreken van de samenleving het voormalige netto gezinsinkomen overschrijdt, dit hogere inkomen in het algemeen ook als maatstaf dient voor de bepaling van de kosten van een kind. Immers, indien de samenleving had voortgeduurd zou die verhoging ook een positieve invloed hebben uitgeoefend op het bedrag dat ten behoeve van het kind zou zijn uitgegeven.
Vast staat dat ten tijde van het huwelijk geen aanspraak werd gemaakt op een kindgebonden budget. Nu het inkomen van de man meer dan € 6.000 netto per maand bedraagt zijn partijen het erover eens dat – rekening houdende met twee kinderbijslagpunten – de behoefte van de minderjarige aan de hand van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen behorend bij het Tremarapport kan worden becijferd op € 950 per maand. Gelet op de hierna vast te stellen partneralimentatie kan de vrouw na de scheiding aanspraak maken op een kindgebonden budget van € 64 per maand. Derhalve resteert een eigen aandeel van de ouders in de kosten van de minderjarige van € 886 per maand.
De rechtbank is van oordeel dat bij het bepalen van de draagkracht van de vrouw voor het leveren van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de minderjarige, thans niet kan worden uitgegaan van een verdiencapaciteit aan haar zijde. Hiertoe wordt overwogen dat de vrouw een gering arbeidsverleden heeft en zij de afgelopen jaren nimmer een substantieel inkomen heeft genoten. Mede gelet op de omstandigheid dat de kennis die zij gedurende haar opleiding heeft opgedaan gedateerd is, acht de rechtbank de vrouw thans onvoldoende in staat om binnen afzienbare termijn een substantieel inkomen te verwerven. Nu de vrouw thans feitelijk geen ander inkomen heeft dan (de hierna vast te stellen) partneralimentatie – welk inkomen in het kader van de bepaling van kinderalimentatie buiten beschouwing dient te worden gelaten – ontbreekt het haar thans aan draagkracht om bij te dragen in de kosten van [de minderjarige] .
Nu de man geen draagkrachtverweer heeft gevoerd dient hij derhalve volledig in de behoefte van [de minderjarige] te voorzien. Partijen verschillen echter nog van mening over de toe te passen zorgkorting.
De man heeft gesteld dat rekening dient te worden gehouden met een zorgkorting van 15%. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat dit zorgkortingspercentage gerechtvaardigd is omdat de voor zijn rekening komende zorgkosten vrij hoog zijn in verband met de kosten van vliegtickets. De vrouw heeft betwist dat met enige zorgkorting rekening dient te worden gehouden.
Nu de hoeveelheid zorgtaken die de man op zich zal nemen in vergelijking met de hoeveelheid zorgtaken die de vrouw reeds op zich neemt zeer gering is en de man bovendien geen draagkrachtverweer heeft gevoerd, acht de rechtbank het in onderhavige kwestie niet redelijk om een zorgkorting toe te passen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat dat de kosten voor de vliegtickets voor [de minderjarige] niet in zijn behoefte zijn verdisconteerd. Mede gelet op het hoge inkomen van de man, acht de rechtbank het daarom niet redelijk om de kosten van de vliegtickets door het toepassen van een zorgkorting toch voor rekening van de vrouw en [de minderjarige] te laten komen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank met ingang van heden een door de man te betalen kinderalimentatie vaststellen van € 886 per maand.
Partneralimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van partneralimentatie. Op dit verzoek zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen twisten over de behoefte van de vrouw. De vrouw heeft ter onderbouwing van haar maandelijkse kosten een behoeftelijst in het geding gebracht (productie 1 bij het door haar ingediende f-formulier van 30 oktober 2014). Volgens deze lijst bedraagt haar totale behoefte € 5.409 netto per maand. De man heeft de juistheid van deze behoeftelijst betwist, stellende dat diverse posten door de vrouw zijn opgeklopt. Volgens hem moet de behoefte van de vrouw worden gebaseerd op het bedrag waarvan de vrouw en [de minderjarige] de afgelopen jaren leefden, te weten circa € 3.500 netto per maand.
De rechtbank stelt voorop dat – volgens vaste rechtspraak – bij de vaststelling van de behoefte van een onderhoudsgerechtigde rekening dient te worden gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder de hoogte en de aard van de inkomsten en uitgaven van partijen tijdens het huwelijk. Daarnaast moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij concrete gegevens betreffende reële of te verwachten kosten van levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde.
Gelet hierop acht de rechtbank het redelijk om de door de vrouw overgelegde behoeftelijst bij de bepaling van de behoefte van de vrouw tot uitgangspunt te nemen en de hierop vermelde maandelijkse kostenposten puntsgewijs te behandelen.

Woonlasten

Mede gelet op de huidige woonlasten van de vrouw, acht de rechtbank een totale woonlast (eigenaarslasten en gebruikerslasten) van € 1.200 netto per maand redelijk.

Dagelijks levensonderhoud

De man heeft de door de vrouw opgevoerde kosten voor dagelijks levensonderhoud (boodschappen, persoonlijke verzorging en schoonmaakartikelen) betwist, stellende dat deze post veel te hoog door de vrouw is ingeschat en onvoldoende door haar is onderbouwd.
De rechtbank acht het gezien de betwisting van de man en bij gebrek aan een nadere onderbouwing van de zijde van de vrouw redelijk om rekening te houden met een kostenpost van in totaal € 400 per maand. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het hier uitsluitend om kosten voor haarzelf gaat.

Vervoer

De vrouw heeft zowel kosten van een auto als kosten van openbaar vervoer opgevoerd. De rechtbank acht dit dubbelop en zal alleen rekening houden met autokosten ten bedrage van in totaal (brandstof, verzekering, belasting en onderhoud) € 450 per maand.

Vaste uitgaven

De vrouw heeft onder het kopje vaste uitgaven kosten van tickets en verblijf in het buitenland van € 458 per maand opgevoerd. Nu de vrouw niet behoeft mee te reizen met [de minderjarige] als hij naar zijn vader in het buitenland gaat, zal de rechtbank bij de bepaling van de behoefte van de vrouw geen rekening houden met deze kosten.

Ontspanning

De rechtbank acht het redelijk om rekening te houden met de door de vrouw opgevoerde kosten van ontspanning ad in totaal € 438 per maand (vakanties, uitgaan, sport en boeken). De rechtbank acht deze kostenpost in overeenstemming met de huwelijksgerelateerde welstand van partijen.

Overige uitgaven

De vrouw heeft onder het kopje overige uitgaven een spaarvoorziening voor [de minderjarige] opgevoerd van € 150 per maand. Nu deze kosten niet de behoefte van de vrouw betreffen, zal de rechtbank hiermee geen rekening houden. De rechtbank acht het wel redelijk om rekening te houden met de door de vrouw opgevoerde studiekosten, temeer nu van de vrouw kan worden gevergd dat zij haar kansen op een betaalde baan vergroot.

Reserveringen

De rechtbank acht het redelijk om een totale reserveringslast van € 200 per maand in aanmerking te nemen.

Oudedagvoorziening

De rechtbank zal deze door de vrouw opgevoerde post in aanmerking nemen, nu deze post de rechtbank niet onredelijk voorkomt.
Gelet op het voorgaande kan de totale behoefte van de vrouw worden gesteld op afgerond € 3.200 netto per maand.
Vervolgens moet worden beoordeeld in hoeverre de vrouw in staat is althans in staat moet worden geacht om nu en in de (nabije) toekomst in deze behoefte te voorzien.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de vrouw niet (langer) door de zorg voor [de minderjarige] belemmerd in het benutten van de mogelijkheden om haar kansen op een betaalde baan te vergroten. De vrouw heeft ook te kennen gegeven dat haar er veel aan gelegen is om in de toekomst weer een betaalde baan te vinden en dat zij daartoe ook een opleiding wil volgen. De vrouw heeft een diploma van een mbo-opleiding. Gelet hierop en gelet op haar leeftijd, acht de rechtbank de vrouw in staat om met ingang van 1 augustus 2017 een arbeidsinkomen van € 1.000 netto per maand te genereren.
Gelet op het voorgaande bedraagt de behoefte van de vrouw aan een bijdrage van de man thans € 3.200 netto, zijnde circa € 5.700 bruto per maand en per 1 augustus 2017 € 2.200 netto, zijnde circa € 3.700 bruto per maand.
Nu de man geen draagkrachtverweer heeft gevoerd, zal de rechtbank de door de man te betalen partneralimentatie met ingang van de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand vaststellen op € 5.700 per maand en met ingang van 1 augustus 2017 op € 3.700 per maand.
Limitering
De man heeft verzocht de duur van zijn onderhoudsplicht jegens de vrouw te beperken tot vijf jaar na de ontbinding van het huwelijk. Volgens de man is dit mede gezien het feit dat partijen reeds acht jaar gescheiden leven en hij de vrouw reeds acht jaar een vorm van partneralimentatie heeft betaald, een redelijke termijn. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om dit verzoek af te wijzen.
De rechtbank acht – mede gelet op de duur van het huwelijk, het min of meer traditionele rollenpatroon gedurende dat huwelijk en het grote verschil tussen de inkomensposities van partijen – de door de man verzochte limitering van zijn onderhoudsverplichting op dit moment niet redelijk. Zij neemt hierbij in aanmerking dat de bijdrage die de man de afgelopen jaren maandelijks aan de vrouw voldeed niet kan worden gekwalificeerd als partneralimentatie. Nu onduidelijk is hoe de financiële situatie van de vrouw zich de komende jaren zal ontwikkelen, acht de rechtbank afwijking van het bepaalde in artikel 1:157 lid 4 BW op dit moment niet aan de orde. De rechtbank zal dientengevolge het verzoek van de man op dit punt afwijzen.
De verdeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot verdeling van de gemeenschap.
Niet gebleken is dat partijen vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Krachtens artikel 4 lid 2 onder 1, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978 (Trb. 1988, 130) wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Nederlandse recht, als het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten, nu Nederland de in artikel 5 van genoemd verdrag bedoelde verklaring heeft afgelegd en de werking daarvan niet door het tweede lid van dat artikel is uitgesloten.
Inhoudelijke beoordeling
Gesteld noch gebleken is dat partijen huwelijkse voorwaarden hebben opgemaakt. Gelet op het bepaalde in artikel 1:94 BW moet derhalve worden aangenomen dat tussen hen een gemeenschap van goederen bestaat. Ingevolge artikel 1:100 BW dient deze gemeenschap bij helfte te worden verdeeld.
Peildatum
Partijen hebben overeenstemming over de te hanteren peildatum voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap. Zij zijn het erover eens dat de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, te weten 5 maart 2014, als peildatum zal gelden.
De omvang van de gemeenschap
Partijen hebben de volgende vermogensbestanddelen opgevoerd die thans nog in de verdeling dienen te worden betrokken:
de echtelijke woning te [adres] ;
de hierop gevestigde hypothecaire lening bij ING, nummer [nummer] ;
de hieraan gekoppelde polis levensverzekering bij Nationale Nederlanden, nummer [nummer] ;
e inboedel;
de en/of betaalrekening bij ING, IBAN [nummer] ;
diverse bankrekeningen en spaarloonrekeningen van de man in [plaats] , waaronder in ieder geval:
een bankrekening bij HSBC, nummer [nummer] ;
een savingsaccount bij HSBC, nummer [nummer] ;
een beleggingsrekening bij Citigroup;
een aandelenportefeuille bij HSBC;
de verkoopopbrengst van het appartement te [plaats] , Maleisië;
een auto van het merk Hyundai Tucson;
sieraden.
De vrouw heeft voorts in haar schriftelijke toelichting zoals overgelegd bij bovengemeld f-formulier d.d. 1 juni 2015 gesteld dat de man de gemeenschap heeft benadeeld ex artikel 1:164 BW nu het vermogen op de buitenlandse bankrekeningen sinds 2012 fors lijkt te zijn afgenomen. De vrouw wenst dan ook inzage in de bankafschriften van deze rekeningen in de periode van 1 september 2013 tot 1 maart 2014.
Nu de man onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om op deze nieuwe stellingen van de vrouw te reageren, zal de rechtbank de behandeling ter terechtzitting aanhouden tot de zitting van 15 oktober 2015 om 9.15 uur. De man is tot 15 september 2015 in de gelegenheid om een schriftelijke reactie onderbouwd met verificatoire bescheiden aan de vrouw en de rechtbank te doen toekomen. Vervolgens is de vrouw tot 1 oktober 2015 in de gelegenheid om hierop schriftelijk te reageren.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man] , en [de vrouw] , gehuwd op [datum huwelijk] in de gemeente [plaats huwelijk] ;
*
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Maleisië) contact met de man zal hebben:
  • gedurende de meivakantie (twee weken) en gedurende de herfstvakantie (één week) in Nederland, waarbij de man met [de minderjarige] bij zijn moeder verblijft en waarbij de vrouw ieder jaar de vakantiedata zal doorgeven aan de man en de man uiterlijk drie weken van te voren aan de vrouw zal doorgeven wanneer hij naar Nederland komt;
  • gedurende extra momenten in Nederland, waarbij de man uiterlijk twee dagen van te voren aan de vrouw zal melden dat hij naar Nederland komt en dat hij contact wil hebben met [de minderjarige] ;
  • in de zomervakantie van 2015: gedurende tien dagen in het buitenland (Zuid-Korea), waarbij de man [de minderjarige] in Nederland ophaalt en hem ook weer in Nederland terugbrengt;
  • in de zomervakantie van 2016: gedurende twee weken in het buitenland, waarbij de man [de minderjarige] in Nederland ophaalt en hem ook weer in Nederland terugbrengt;
  • vanaf de zomervakantie van 2017: iedere zomervakantie gedurende drie weken in het buitenland, waarbij [de minderjarige] met een zogeheten accompanied flight heen en weer zal reizen;
  • minimaal één keer per week via Skype of een soortgelijk middel, in ieder geval op zondag om 13.00 uur Nederlandse tijd, waarbij de vrouw zich tijdens het Skype-contact even terugtrekt in een andere ruimte zodat de man en [de minderjarige] ongestoord met elkaar kunnen spreken,
en verklaart deze zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de man, met ingang van heden, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige aan de vrouw (bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt)zal betalen een bedrag van € 886 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tot 1 augustus 2017 aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 5.700 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man met ingang van 1 augustus 2017 aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 3.700 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de behandeling van de verzoeken ter zake de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zal worden voortgezet op de terechtzitting van
15 oktober 2015 te 9.15 uur;
bepaalt dat de man zijn schriftelijke reactie voorzien van bescheiden op de bij f-formulier van 1 juni 2015 in het geding gebrachte stellingen van de vrouw
uiterlijk15 september 2015in afschrift aan de wederpartij en aan de rechtbank moet doen toekomen;
bepaalt dat de vrouw haar nadere schriftelijke reactie voorzien van bescheiden
uiterlijk
1 oktober 2015in afschrift aan de wederpartij en aan de rechtbank moet doen toekomen;

houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling aan.

*
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, K.M. Braun en S.M. Westerhuis-Evers, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2015.