ECLI:NL:RBDHA:2015:9167
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en redelijke termijn voortduring na gegrond asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de voortzetting van een vrijheidsontnemende maatregel tegen een vreemdeling, die op 19 maart 2015 was opgelegd. De vreemdeling had op 30 april 2015 beroep ingesteld tegen de voortduring van deze maatregel, nadat zijn asielaanvraag eerder was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de maatregel onrechtmatig was geworden, omdat verweerder zestien dagen had gewacht met de opheffing na de gegrondverklaring van het asielberoep op 28 april 2015. De rechtbank benadrukte dat een termijn van zestien dagen in het geval van vrijheidsontneming als onredelijk lang moet worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat een termijn van twee dagen na de uitspraak in het asielberoep redelijk zou zijn geweest. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van € 1120,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, alsook een vergoeding van € 980,- voor de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de rechter droeg de griffier op om de schadevergoeding aan de vreemdeling uit te betalen.