Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[A] ,
[B],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 augustus 2014 en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlaten deskundigenbericht van 3 december 2014 van [A] c.s.;
- de akte uitlaten van 3 december 2014 van HEK;
- de akte van depot van 12 december 2014 met het deskundigenbericht en de declaratie van J.C. Buiter;
- de conclusie na deskundigenbericht van [A] c.s.; en
- de conclusie na deskundigenbericht van HEK.
2.De verdere beoordeling
beleggingsfondsen. Deze fondsen vallen op zichzelf niet onder één van de contractuele beperkingen, maar leiden volgens de deskundige door het “verpakken” naar producten die wél zijn uitgesloten, indirect tot een wijze van beleggen die voor [A] c.s. niet geschikt of toegestaan was. Het fonds had “in de geest van de beperkingenlijst” niet mogen worden opgenomen, aldus de deskundige. Bovendien is bij het Alternative sprake van een liquiditeitsrisico en een risico van beperkte inkoopmogelijkheid doordat de beheerder van het fonds eenzijdig kan besluiten tot opzeggen van de inkoopmogelijkheid (hetgeen volgens de deskundige juist leidt tot incourantheid). Ten aanzien het European heeft de deskundige vermeld dat, alhoewel dit fonds op basis van de beperkingenlijst strikt genomen niet direct behoeft te worden uitgesloten, het feit dat wordt belegd in “value” aandelen (in ondernemingen met een lage waardering) leidt tot een hoog speculatief karakter van de belegging, waardoor het European niet geschikt was voor het zakelijke waardendeel van de portefeuille van [A] c.s. De deskundige noemt verder voor beide fondsen het volgens de financiële bijsluiters zeer grote risico van deze fondsen. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de deskundige zijn antwoord dus ook heeft gebaseerd op andere omstandigheden dan enkel de door HEK genoemde incourantheid en kostenaspecten. De rechtbank volgt de zienswijze van de deskundige op bovenstaande onderdelen en maakt deze tot de hare.