Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Ter zitting is het volgende aan de orde geweest.
9 oktober 2012) van de burgemeester van Leeuwarden, drs. F.J.M. Crone, gericht aan de minister voor Immigratie en Asiel, drs. G.B.M. Leers. In de brief vraagt de burgemeester
met klem een beroep op de minister om voor verzoeker een goede, blijvende, oplossing
5 maart 2013.
20 februari 2015- een handtekening (van verzoeker) die overeenkomt met de handtekening onder de verlengingsaanvraag van 11 december 2013.
Ter onderbouwing daarvan is namens verzoeker een brief van 8 november 2012 van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mr. F. Teeven, gericht aan de burgemeester van Leeuwarden, drs. F.J.M. Crone, overgelegd.
van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (TK, vergaderjaar 2013-2014, 19 637,
nr. 1813), voorgehouden.
De voorzieningenrechter heeft daarbij aangegeven dat zij uit de brief van 14 april 2014 afleidt dat de ambtshalve verlening van de zogenoemde buitenschuldvergunning legesvrij is; dat het haar voorkomt dat de verlening, op 5 maart 2013, van een buitenschuldvergunning aan eiser ambtshalve is geschied, ook al bevindt zich in het procesdossier een aanvraag daartoe, gedateerd 5 maart 2013; en dat daarmee de vraag gerechtvaardigd is op welke grond verweerder zich, wat de thans aan de orde zijnde verlengingsaanvraag van
20 februari 2015 betreft, op het standpunt stelt dat voor verlenging van de geldigheidsduur van de (ambtshalve) aan verzoeker verleende buitenschuldvergunning leges moeten worden betaald.
De voorzieningenrechter heeft daarbij voorts aangegeven dat het haar op zich heeft verwonderd dat aan verzoeker op 5 maart 2013 een buitenschuldvergunning is verleend, omdat uit het procesdossier volgt dat verweerder zich (in elk geval tot aan dat moment) altijd op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van de situatie dat verzoeker buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken.
medisch” is verleend. Een dergelijke beperking was, aldus de gemachtigde van verweerder, volgens het toen geldende beleid mogelijk. Juist is dat de “buitenschuldvergunning medisch” ambtshalve aan verzoeker is verleend, aldus de gemachtigde van verweerder.
medisch” is verleend. Daaraan heeft de voorzieningenrechter toegevoegd dat ook uit de motivering van het bestreden (primaire) besluit van 22 mei 2015 niet blijkt of is af te leiden dat sprake is van een (ambtshalve) verleende “buitenschuldvergunning medisch”. Voorts heeft de voorzieningenrechter daaraan toegevoegd dat, met hetgeen de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft verklaard, aan haar niet duidelijk is geworden op grond van welk(e) beleid(sregel) die “buitenschuldvergunning medisch” is verleend; en dat aan haar evenmin duidelijk is geworden op grond waarvan verweerder zich op het standpunt stelt dat, in een geval als dat van verzoeker waarin sprake is van ambtshalve verlening van een -aldus de gemachtigde van verweerder ter zitting- “buitenschuldvergunning medisch”, ten tijde van de thans aan de orde zijnde verlengingsaanvraag van 20 februari 2015 leges verschuldigd zouden zijn.
- hierna onder 11. vermelde- uitspraak gedaan.