4.2Bewijsoverwegingen per feit
Parketnummer 09/857237-14
Feit 1
Dit betreft een poging tot inbraak in een woning aan de[adres] te [een justitiële jeugdinrichting] in de nacht van 13 op 14 mei 2014 door het bovenlichtje van een raam aan de achterzijde van de woning open te breken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan in de voor de nachtrust bestemde tijd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op woensdag 14 mei 2014 te 00.45 uur deed [aangever 1] (verder: de aangever), namens zijn ouders, aangifte van inbraak in de woning [adres] te [een justitiële jeugdinrichting], gepleegd tussen 13 mei 2014 23:53 uur en 14 mei 2014 00:05 uur. De buren van zijn ouders hadden hem gewaarschuwd.
Deze buren verklaren dat zij een jongeman hebben zien wegvluchten met het navolgende signalement: Marokkaans, licht getint, 14-18 jaar, 1.70 mtr lang, zwarte kleding, opvallend grote neus. Hij had niets in zijn handen tijdens het vluchten.Het haar van de jongen was aan de zijkant opgeschoren en hij had bovenop zwarte krulletjes.
De aangever zag dat het bovenlichtje van het raam aan de achterzijde van de woning was opengebroken en dat de raamuitzetter ontzet was.Er bleken geen goederen te zijn weggenomen.
In de woning is een mobiele telefoon gevonden die niet van de ouders van de aangever was.
Aan de binnenzijde van de ruit van het woonkamerraam, onder het bovenlicht, is een vingerafdruk aangetroffen en veiliggesteld (spoor
AAGQ4821NL).
Het spoor
AAGQ4821NLwerd geïdentificeerd op [verdachte].
De in de woning aangetroffen telefoon, zeer vermoedelijk afkomstig van een dader van de inbraak, werd onderzocht. Het telefoonnummer dat in dit toestel werd gebruikt bleek
06-[nummer] te zijnen de gebruiker van de telefoon bleek [medeverdachte 1] te zijn.
Uit de door het NFI verrichte contra-expertise blijkt ten aanzien van spoor
AAGQ4821NLdat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het totale sporenbeeld overeenkomsten zijn gevonden passend bij een zetting, d.w.z. een gelijktijdige plaatsing van de handpalm met de daarbij behorende vingers, dan bij afzonderlijk van elkaar geplaatste vinger- en handpalmsporen.
Onder aanname dat de sporen in zetting geplaatst zijn, zijn de bevindingen van het onderzoek
extreem veel waarschijnlijker,wanneer de sporen afkomstig zijn van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen dactyloscopische spoor en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 heeft begaan.
Feit 2
Dit betreft een inbraak in een woning aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] in de vroege ochtend van 5 mei 2014 door een raam open te breken en aldus de woning te betreden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan in de voor de nachtrust bestemde tijd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op maandag 5 mei 2014 te 09.00 uur deed [aangever 2] (verder: de aangever), mede namens het Ministerie van Binnenlandse Zaken, aangifte van inbraak in de woning [adres] te [een justitiële jeugdinrichting], gepleegd op 5 mei 2014 tussen 01.00 uur en 08.00 uur. Er werd
250 euro, een zwarte laptop en een grijze Peugeot 406 voorzien van kenteken [kenteken] met sleutels weggenomen.
Toen aangever op 5 mei 2014 wakker werd zag hij dat op de eerste verdieping van zijn woning, in zijn werkkamer, de openslaande deuren open stonden en dat het kleine raampje naast de openslaande deuren was opengebroken. Ook het kleine raampje in de keuken stond open en het slot was verbogen.
Aan de binnenzijde van het keukenraam en aan de binnenzijde van het kozijn van de slaapkamer op de eerste verdieping werden dactyloscopische sporen veiliggesteld.
Het spoor
AAGQ5522NLis een onbekende vinger, aan de binnenzijde kozijnstijl slaapkamer 1e verdieping voorzijde en het spoor
AAGQ5523NLis een onbekende vinger aan de binnenzijde keukenraam in de woning [adres]te [een justitiële jeugdinrichting].
De sporen
AAGQ5522NLen
AAGQ5523NLwerden geïdentificeerd op [verdachte].
Uit de door het NFI verrichte contra-expertise blijkt ten aanzien van spoor
AAGQ5522NLdat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het spoor zowel een corresponderend grondpatroon als twaalf corresponderende kenmerken zijn aangetroffen met de afdruk van de linkerringvinger van [verdachte]. Er zijn geen dactyloscopische verschillen aangetroffen.
De bevindingen van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijker,wanneer het spoor afkomstig is van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
Voorts blijkt ten aanzien van spoor
AAGQ5523NLdat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het spoor zowel een corresponderend grondpatroon als ten minste twaalf corresponderende kenmerken zijn aangetroffen met de afdruk van de linkerduim van [verdachte]. Er zijn geen dactyloscopische verschillen aangetroffen.
De bevindingen van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijker,wanneer het spoor afkomstig is van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, de aangetroffen dayctyloscopische sporen en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 2 heeft begaan.
Feit 3
Dit betreft een inbraak in een woning aan de[adres] te [plaats] op 12 mei 2014 door een bovenlicht open te breken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op maandag 12 mei 2014 te 14.22 uur deed [aangever 3] (verder: de aangever) aangifte van inbraak in de woning [adres]te [plaats], gepleegd op 12 mei 2014 tussen 13.00 uur en 14.15 uur. Het bovenlicht naast de achterdeur stond open en de uitzetboom daarvan bleek afgebroken te zijn. De woning bleek doorzocht te zijn. Er bleek een ring, een horloge, een portemonnee met pasje, een ID-kaart van de overleden [X 2], 15 euro cash geld en een doosje met sieraden van de overleden partner van aangever te zijn weggenomen.
Het bovenlicht bij de achterdeur was opengebroken waarna was ingeklommen. De keukendeur was van binnenuit geopend. Er werden dactyloscopische sporen veiliggesteld.
Het spoor
AAHE3152NLis een onbekende greep, aan de buitenzijde ruit keukenraam, inklimraam in de woning [adres]te [plaats]. Het spoor
AAHE3152NLis geïdentificeerd op [verdachte].
Uit de door het NFI verrichte contra-expertise blijkt ten aanzien van spoor
AAGQ3152NL(lees:
AAHE3152NL)dat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het totale sporenbeeld overeenkomsten zijn gevonden passend bij een zetting, d.w.z. een gelijktijdige plaatsing van de handpalm met de daarbij behorende vingers, dan bij afzonderlijk van elkaar geplaatste vinger- en handpalmsporen.
Onder de aanname dat de sporen in zetting geplaatst zijn, zijn de bevindingen van het onderzoek
extreem veel waarschijnlijker,wanneer de sporen afkomstig zijn van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen dayctyloscopische spoor en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 3 heeft begaan.
Feit 4
Dit betreft een poging tot inbraak in een woning aan de [adres] te [plaats] in de periode van 29 mei tot en met 31 mei 2014 door een raam open te breken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte ter terechtzitting heeft bekend samen met anderen dit feit te hebben gepleegd.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op zaterdag 31 mei 2014 te 15:30 uur deed [aangever 4] (verder: de aangever) aangifte van inbraak in zijn anti-kraakwoning aan de [adres] te [plaats]. Hij verklaarde dat tussen donderdag 29 mei 2014 te 10:00 uur en zaterdag 31 mei 2014 te 14:00 uur een raam in de opslagruimte was opengebroken. Diverse kastjes stonden open en diverse dozen waren kennelijk doorzocht. Een sieradendoosje met daarin een ring lag op de grond en was niet weggenomen. De jas van de aangever lag in de bosjes.
Op de zijkant van een doosje (electra) werd een dactyloscopisch spoor veiliggesteld.
Het hiervoor vermelde veiliggestelde spoor (
AAHD3940NL) werd bij onderzoek geïdentificeerd op [verdachte].
Uit de door het NFI verrichte contra-expertise blijkt ten aanzien van spoor
AAHD3940NLdat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het totale sporenbeeld overeenkomsten zijn gevonden passend bij een zetting, d.w.z. een gelijktijdige plaatsing van de vingers van één hand, dan bij afzonderlijk van elkaar geplaatste vingersporen.
Onder de aanname dat de sporen in zetting geplaatst zijn, zijn de bevindingen van het onderzoek
extreem veel waarschijnlijker,wanneer de sporen afkomstig zijn van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen dayctyloscopische spoor en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 4 heeft begaan.
Feit 5 en 7
Dit betreft een inbraak in een woning aan de [adres] te [plaats] in de nacht van 30 op 31 mei 2014 door een sleutelkasje open te breken en vervolgens met de uit dat kastje weggenomen sleutel de woning te openen.
Vervolgens is in dezelfde nacht geprobeerd met de weggenomen bankpas bij een pinautomaat van de Rabobank aan het [adres] te [plaats] geld op te nemen.
Feit 6
Dit betreft een poging tot inbraak in een woning aan de [adres]te [plaats] in de nacht van 30 op 31 mei 2014 door een sleutelkastje open te breken en vervolgens met de uit dat kastje weggenomen sleutel de woning en de berging behorende bij deze woning te openen.
De rechtbank zal de feiten 5, 6 en 7, gelet op de samenhang tussen deze feiten, gezamenlijk bespreken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte deze feiten samen met anderen dan wel een ander heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij de woninginbraak en de poging daartoe samen met anderen heeft gepleegd en dat hij ook samen met een ander heeft geprobeerd met de gestolen bankpas geld op te nemen.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op 31 mei 2014 te 07.00 uur ontdekte een medewerker van de Thuiszorg dat de deur van de woning aan de [adres] te [plaats], de woning van mevrouw [aangever 5], open stond en dat de sleutel in de voordeur zat. Het sleutelkastje, dat op de begane grond in de centrale hal van de flat hing en waar normaliter de sleutel van de voordeur in wordt opgeborgen, was weggenomen. [aangever 5] ontdekte dat haar woonkamer was doorzocht en dat er twee tassen met inhoud waren weggenomen. In een van de tassen zat haar portemonnee waarin ook haar Rabobankpas zat. Ook haar huissleutels en de sleutels van haar scootmobiel waren weggenomen.
In dezelfde nacht is rond 05.20 uur bij de pinautomaat van de Rabobank aan het [adres] te [plaats] driemaal geprobeerd met de bankpas van [aangever 5] geld op te nemen.
Deze pinautomaat is gelegen op 500/600 meter van de woning van [aangever 5].
De verdachte wordt op de beelden van deze pinautomaat herkend als zijnde één van de jongens die op dat moment bij de pinautomaat aanwezig was. Hij wordt herkend aan zijn gezicht, zijn capuchon en zijn jack.
Op 31 mei 2014 rond 06.00 uur is [aangever 6], woonachtig in dezelfde flat, maar op de vierde etage, te weten op nummer [X 1], wakker geworden omdat zij een koude wind voelde. Zij zag dat de voordeur van haar woning half open stond en dat de sleutel aan de buitenzijde in de deur zat.
[aangever 6] liep naar de begane grond, zag dat het sleutelkluisje van haar woning was opengebroken en dat haar reservehuissleutel en het groene toegangsstaafje er niet meer in lagen. In de berging, die alleen te bereiken is door eerst een centrale deur te openen met het groene staafje, zag [aangever 6] dat alles overhoop was gehaald. Er zijn geen spullen weggenomen.
In de flat aan de [adres] te [plaats] hangen camera’s. De beheerder van de flat heeft de beelden van deze camera’s, die zicht hebben op de bergingen en de liften, aan de politie overhandigd.
Op de beelden is onder meer te zien dat op 31 mei 2014 rond 5:00 uur vier jongemannen via de schuifdeuren de afgesloten entree van de flat binnenkomen, uit beeld verdwijnen en even later naar de gang met bergingen lopen. Een van hen, die wordt herkend als [verdachte], probeert kennelijk met een sleutel de deuren van diverse bergingen te openen. Hij maakt een berging open en gaat naar binnen.
De overige drie jongemannen staan dicht in de buurt en één van hen, die wordt herkend als zijnde [medeverdachte 1], gaat ook naar binnen. Vervolgens maken de jongemannen gebruik van de lift en stappen zij uit op de zevende etage.
Kennelijk zijn ze later weer naar beneden gekomen, want op een gegeven moment lopen ze naar het trappenhuis om opnieuw naar boven te gaan. Een jongeman, naar later blijkt de verdachte, maakt de deur van het trappenhuis open met zijn elleboog.
De huismeester weet aan de hand van de beelden, en dan met name de print op pagina 769 van het dossier, aan te geven dat dit de berging van nummer 115 betrof.
Voornoemde beelden zijn per mail aan diverse agenten van Politie Hollands Midden, District Gouwe IJssel, team [een justitiële jeugdinrichting], gezonden. De wijkagent van de wijk [X 2] te [een justitiële jeugdinrichting]en ook diverse collega’svan hem herkennen de verdachte alsook zijn medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op deze beelden.
Verklaring medeverdachte
Medeverdachte [medeverdachte 2]heeft verklaard dat hij en zijn medeverdachten in [plaats] met veel moeite het sleutelkastje open hebben gekregen. Hij dacht dat de sleutels van de berging en de voordeur erin zaten en een dingetje om voor de schuifdeuren te houden. Ze zijn eerst naar de berging gegaan om te kijken welke sleutel op welk nummer paste en toen zijn ze naar dat nummer gegaan en hebben ze de voordeur open gemaakt. Een paar man, 2 of 3, zijn naar binnen gegaan en hij heeft op de uitkijk gestaan. Ze zijn, aldus [medeverdachte 2], bij twee adressen geweest, de ene op een hogere verdieping en de andere op een lagere verdieping. Bij de ene zijn ze binnen geweest en bij de andere was de deur wel open gemaakt, maar dachten ze dat ze iets hoorden en zijn ze weggegaan. Er is slechts een bankpas, een tientje en nog wat kleingeld buitgemaakt. Er is geprobeerd met de bankpas te pinnen, maar dat is niet gelukt.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij samen met anderen in de woningen en/of bergingen is geweest en dat hij ook samen met een ander heeft geprobeerd met de gestolen bankpas geld op te nemen als dit op de camerabeelden bij de pinautomaat te zien is.
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij en zijn medeverdachten met de auto van zijn moeder, een paarse [auto], naar [plaats] zijn gereden nadat hij stiekem de sleutels van de auto had gepakt. Een van de anderen reed en zijn medeverdachten bepaalden in welke plaats en in welke woning(en) er zou worden ingebroken.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangiften, de beschikbaar gestelde camerabeelden, de herkenning van de verdachte en zijn medeverdachten door de diverse verbalisanten en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 5, 6 en 7 heeft begaan.
Feit 8
Dit betreft een poging tot inbraak in een woning aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] op
29 oktober 2013 door een baksteen door een ruit van die woning te gooien.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte ter terechtzitting heeft bekend samen met anderen dit feit te hebben gepleegd.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op dinsdag 29 oktober 2013 deed [aangever 7] aangifte van poging inbraak in de woning [adres] te [een justitiële jeugdinrichting], gepleegd op diezelfde dag tussen 12:00 uur en 22:19 uur. Een buurman meldde hem dat er een container was verplaatst en dat het keukenraam was vernield. In de woonkamer trof de aangever een baksteen aan. Op het vernielde raam bleken bloedsporen te zitten.
De bloedsporen (AAFR2922NL en
AAFR2938NL) en ook de aangetroffen dactyloscopische sporen (AAFT0335NL en AAFT0336NL) die aan de binnenzijde van de binnenste ruit zijn aangetroffen zijn veiliggesteld.
Blijkens informatie van het NFI kan het DNA in het sporenmateriaal
AAFR2938NL#01afkomstig zijn van [verdachte]. De matchkans DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen DNA van de verdachte en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 8 heeft begaan.
Feit 9
Dit betreft een inbraak in een woning aan de [adres]te [plaats] op 12 maart 2014 door een ruit te vernielen met een steen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op woensdag 12 maart 2014 deed [aangever 8] aangifte van inbraak in de woning [adres]te [plaats], gepleegd diezelfde dag tussen 03:15 en 03:40 uur. Om 03:15 uur hoorde haar dochter de hond blaffen en om 03:40 uur hoorde zij zelf een harde klap en nog een aantal tikken. Toen zij ging kijken zag zij dat de zijruit van de hal vernield was. Het sleutelkastje uit de hal lag buiten in de tuin. Een autosleutel uit het sleutelkastje bleek te zijn weggenomen. Behalve deze sleutel waren er geen goederen weggenomen.
Met een trottoirtegel was een ruit in de rechter zijgevel ingegooid. Op een glasscherf (spoor
AAGQ5360NL)en op de waterslagrand van het kozijn (spoor
AAGQ5359NL)werden vermoedelijk twee stukjes weefsel aangetroffen.
Blijkens informatie van het NFI kan het DNA in het sporenmateriaal
AAGQ5359NL#01afkomstig zijn van [verdachte]. De matchkans DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen DNA van de verdachte en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 9 heeft begaan.
Parketnummer 09/819567-14
Feit 1
Dit betreft een inbraak in een woning aan het [adres] te [plaats] in de nacht van 31 mei 2014 op 1 juni 2014 door via een openstaand raam de woning binnen te klimmen en vervolgens de voordeur te openen.
Feit 2
Dit betreft een overval op de 86-jarige bewoonster van voornoemde woning in dezelfde nacht, op een tijdstip gelegen na voornoemde inbraak. De daders van voornoemde inbraak zijn teruggekomen, hebben het slachtoffer, dat op dat moment lag te slapen, een mes op de keel gezet en haar gedwongen de sleutel van de kluis af te geven, waarna zij de kluis hebben leeggehaald.
De rechtbank zal de feiten 1 en 2, gelet op de samenhang tussen deze feiten, gezamenlijk bespreken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1 primair en feit 2 primair eerste alternatief heeft begaan.
De verdachte dient van feit 2 primair tweede alternatief te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 primair bepleit en aangegeven dat feit 1 subsidiair, de poging tot inbraak, wel bewezen kan worden verklaard nu de verdachte heeft verklaard dat hij en zijn mededaders wel binnen zijn geweest, maar toen geen geld en/of goederen hebben weggenomen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw in zijn geheel vrijspraak bepleit. Er is aldus de raadsvrouw geen sprake van medeplegen noch van medeplichtigheid. Verwijzend naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 2 december 2014 geeft de raadsvrouw aan dat de verdachte zich nadrukkelijk van de overval heeft gedistantieerd en er aldus geen sprake is van een intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht.
De verdachte wilde niet mee naar binnen om het slachtoffer bij het openkrijgen van de kluis te betrekken en is in de auto blijven zitten. Medeverdachte [medeverdachte 2] bevestigt dat de verdachte niet mee wilde. De verdachte is dan ook niet aanwezig geweest bij de toegepaste geweldsdreiging en heeft daar nadrukkelijk afstand van genomen. De enkele omstandigheid dat de verdachte wel in de auto is blijven wachten en mee terug is gereden naar [een justitiële jeugdinrichting] is onvoldoende om van medeplegen te spreken.
Van medeplichtigheid is ook geen sprake nu een medeplichtige in de eerste plaats opzet moet hebben gehad op zijn eigen bijdrage en het delict dat hij ondersteunt, maar daarnaast ook daadwerkelijk hulp moet hebben verleend en het misdrijf daadwerkelijk moet zijn gevolgd. Uit de bewijsmiddelen kan geenszins worden afgeleid dat de verdachte handelingen heeft verricht welke het misdrijf hebben ondersteund noch dat hij opzet heeft gehad op het vergemakkelijken daarvan. Hoewel de verdachte de auto van zijn moeder ter beschikking heeft gesteld, heeft hij deze slechts ter beschikking gesteld voor de inbraak en niet voor de beroving van het slachtoffer. Dit plan bestond nog niet toen ze uit [een justitiële jeugdinrichting] wegreden en derhalve kan niet worden gesteld dat de verdachte medeplichtig is aan de overval. Uit het dossier valt voorts geenszins af te leiden dat de verdachte op enig moment op de uitkijk heeft gestaan. Hij is in de auto gaan zitten om zich van de overval te distantiëren.
Dat hij niet weg is gegaan en aldus na de overval in de auto met de daders en de buit aanwezig was, is volgens vaste jurisprudentie geen reden om medeplichtigheid aan te nemen.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op zondag 01 juni 2014 omstreeks 06.05 uur, kwam bij de meldkamer Oost Nederland de
melding binnen van een gewapende overval, gepleegd op een woning aan het [adres] te [plaats]. De melder,[X 2], wonende in dezelfde flat als de aangeefster, deelde mede dat mevrouw [aangever 9] zojuist bij hem was geweest in haar pyjama en helemaal in de war en dat ze vertelde dat ze in haar woning door twee mannen was overvallen.
De verbalisanten [A] en [B] gingen ter plaatse.
Mevrouw [aangever 9], 86 jaar oud, (verder: de aangeefster) heeft verklaard dat zij op 1 juni 2014 omstreeks 01.00 uur of 03.00 uur wakker was geworden en een halve slaappil heeft ingenomen, waarna zij vast in slaap is gevallen.
Op een gegeven moment stond er een man voor haar in haar slaapkamer en stond er ook nog een man in de deuropening. De slaapkamer van de aangeefster zit aan de zijde van de galerij en het slaapkamerraam stond op de draaistand en ongeveer 20 centimeter open. De voordeur zat op slot. De aangeefster denkt dat ze via het slaapkamerraam zijn binnen gekomen. De tweede man trok de vitrages dicht. De man naast het bed zei: “Onder de deken, onder de deken”. Hij hield een mes tegen de keel van de aangeefster. Zij kreeg het benauwd.
De aangeefster zag dat het mes een bruin handvat had. Het was een lang, dun mes, ongeveer 20 tot 30 centimeter lang. De aangeefster vond dit mes vreselijk. De andere man kwam binnen en vroeg om de sleutel van de kluis. De aangeefster ging naar haar bureau waar de sleutel in een mapje van een reisorganisatie zit en zij pakte de sleutel van de kluis. De man met het mes pakte de sleutel uit haar hand en gaf die aan de man die erom vroeg.
De aangeefster liep inmiddels terug naar de slaapkamer en de man met het mes zei: “Onder de deken, onder de deken, stil zijn”. De aangeefster zag, terwijl zij naar de slaapkamer terug liep, dat de andere man inmiddels uit de geopende kluis in de logeerkamer, goederen graaide. Hij deed alles in een witte plastic zak.
De man met het mes volgde de aangeefster naar de slaapkamer en nadat hij had gezegd: “Onder de deken, onder de deken, rustig maar, rustig maar”, verliet hij de slaapkamer.
De aangeefster is niet onder de deken gegaan. Toen het stil werd is zij naar het raam gelopen en zag zij de mannen over de parkeerplaats vlug weglopen, richting [adres].
De aangeefster zag de man met de groene jas, de man met het mes, heel duidelijk. De andere man met de witte plastic zak liep voorop. De man met de groene jas was lichtgetint, niet ouder dan 30 jaar, had een slank postuur en was niet groter dan 1.78 mtr. Hij droeg een capuchon over zijn hoofd en een doek voor zijn mond. De tweede man was net zo groot en slank als de eerste, hooguit 30 jaar en lichter van huidskleur. Ook hij droeg een capuchon, waaruit volgens de aangeefster blond haar kwam, en een zwart ding voor zijn mond. In de kluis zaten sieraden, ketting, colliers, colliers met briljanten, ringen, armbanden en gouden en zilveren munten waaronder zilveren tientjes. Een deel van de sieraden was van de zoon van de aangeefster. In het mapje van de reisorganisatie waar de sleutel van de kluis in zat, zat ook nog geld.De daders hebben ongeveer € 200,- meegenomen en een iPad alsook een mobiele telefoon en twee gouden kettingen die aan de muur hingen. Het mes was een soort fileermes.
Op de kluis werd een dactyloscopisch spoor (AAHD6817NL) aangetroffen. Dit spoor werd geïndividualiseerd op een persoon genaamd Younes [medeverdachte 1], geboren op 5 juni 1996 en wonende te [een justitiële jeugdinrichting].
Op 1 juni 2014 te 07.10 uur zag getuige [getuige] dat op het zebrapad ter hoogte van de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] een paarse [auto] stond, waar twee Marokkaanse jongens in zaten. Zij zag voorts dat een Nederlandse jongen iets uit de kofferbak van deze auto pakte en in de bosjes aan de overkant van de weg ter hoogte van [adres] neerlegde.
Op 1 juni 2014 omstreeks 13.00 uur hebben verbalisanten in genoemde bosjes een grote schroevendraaier en een breekijzer aangetroffen.
Op 1 juni 2014 rond 08.00 uur werd [medeverdachte 1] gecontroleerd op het industrieterrein [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] terwijl hij als bestuurder reed in een paarse [auto], kenteken [kenteken]. Als inzittenden waren [verdachte] en[medeverdachte 2] in de auto aanwezig.
Na een oriënterend onderzoek door de onderzoeker werktuigsporen zijn duidelijke overeenkomsten waargenomen tussen de werktuigsporen (aangetroffen op de kluis [adres] te [plaats]) en schroevendraaier voorzien van SIN AAGQ5794NL, die op 1 juni 2014 aangetroffen in de bosjes te [een justitiële jeugdinrichting].
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1], de verdachte en [medeverdachte 3] in de auto is gestapt en dat zij hebben rondgereden en uiteindelijk in [plaats] op zoek zijn gegaan naar woningen met sleutelkastjes. Ze zagen een flatgebouw waar een paar van die kastjes hingen. Er stond een raam open en toen is er iemand omhoog “gegooid”. Deze persoon is de galerij opgeklommen en verder door het raam geklommen. Hij heeft de deur van de woning opengedaan en toen konden de andere drie naar binnen.
Met zijn allen hebben ze de hele woning doorzocht en spullen meegenomen en toen zagen ze ook de kluis. Er is van alles geprobeerd om die kluis open te krijgen, maar dat lukte niet. Iedereen is toen eerst weer naar de auto gegaan, die in een straat aan de overkant van de parkeerplaats voor de flat stond. Er is met zijn allen een discussie ontstaan over die kluis en wie wat zou gaan doen. [medeverdachte 2] wilde niet mee naar binnen en een van de anderen ook niet. Zij zijn met zijn tweeën in de auto achter gebleven en de andere twee zijn naar binnen gegaan en hebben de vrouw overvallen. Zij hebben messen uit haar woning gebruikt om haar te bedreigen. Die andere die in de auto is gebleven is [verdachte].
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat de buit op de terugweg is verstopt, vlak nadat hijde schroevendraaier en het breekijzer in de bosjes had neergelegd. De buit is een stukje verderop, op een groot parkeerterrein bij sporthal [Y] te [een justitiële jeugdinrichting] verstopt. In de bosjes bij een soort muur met grote pilaren. Later die dag zou de buit worden opgehaald.
De iPad is volgens [medeverdachte 2] die ochtend ook weggegooid, vlak voordat ze door de politie werden gecontroleerd. De sieraden zijn ingeleverd bij een juwelier in Rotterdam, een Marokkaanse juwelier die het goud meteen omsmelt. De sieraden leverden 2.000 of 3.000 euro op. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de buit is verdeeld en dat hij in totaal ongeveer 800 euro heeft gekregen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met drie anderen, van wie hij de namen niet wil noemen, in de auto van zijn moeder naar [plaats] is gegaan. Een van de anderen heeft gereden en zijn medeverdachten hebben ook een huis uitgezocht.
De verdachte is door het raam van de slaapkamer, dat open stond, geklommen en heeft de voordeur voor de anderen open gemaakt. Toen ze binnen de kluis zagen staan en het niet lukte om deze open te maken, zijn ze teruggegaan naar de auto en hebben ze besproken wat er moest gebeuren. De verdachte heeft verklaard dat zijn medeverdachten de aangeefster wakker wilden maken om haar om de sleutel van de kluis te vragen, maar dat hij dat niet wilde en dat hij samen met een ander in de auto is achter gebleven. De verdachte verklaarde dat hij dat niet wilde omdat de aangeefster, die hij in haar bed heeft zien liggen toe hij door hij slaapkamerraam naar binnen klom, dan misschien een hartaanval zou kunnen krijgen. Volgens de verdachte stond de kluis in de eerste kamer bij de deur en hebben zijn mededaders de kluis meteen gevonden.
De verdachte heeft voorts verklaard dat er geen spullen zijn weggenomen op het moment dat hij in de woning was en de woning werd doorzocht. Dit moet tijdens de overval zijn gebeurd. Hij heeft geen buit gezien en ook niets van de verdeling van de buit ontvangen. Volgens de verdachte was dit zo, omdat hij niets met het wakker maken van de aangeefster te maken wilde hebben.
De verdachte heeft desgevraagd nog meegedeeld dat hij geen messen heeft gezien en dat er achteraf, in de auto, ook niet over gesproken is. Hij heeft voorts verklaard dat er vast wel over de buit gepraat is, maar dat hij zich dit na al die maanden niet meer kan herinneren. Volgens de verdachte zijn ze meteen weggereden en zijn ze op de terugweg wel gestopt om de werktuigen te verstoppen, maar weet hij niets van het verstoppen van de buit.
De verdachte heeft desgevraagd ook meegedeeld dat hij niet alleen weg durfde te gaan met de auto, althans dat hij het niet fijn vond om alleen weg te gaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is gelet op de aangifte van mevrouw [aangever 9], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en de (deels|)bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, van oordeel dat de verdachte samen met zijn mededaders in de woning van de aangeefster is geweest en aldaar spullen heeft weggenomen.
De verdachte heeft zelf verklaard dat hij degene is geweest die door het slaapkamerraam is geklommen en vervolgens de voordeur voor de anderen heeft open gemaakt.
Met name gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat er tijdens het eerste beslismoment, de inbraak in de woning, geen spullen zijn weggenomen, niet aannemelijk. De rechtbank gaat er van uit dat bij die gelegenheid de iPad, de mobiele telefoon en een geldbedrag zijn weggenomen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank feit 1 primair dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de verdachte hierbij een rol heeft gespeeld en of de rol van de verdachte zodanig is geweest dat er sprake is
van medeplegen.
Van medeplegen kan worden gesproken als er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad kan de rechter bij de beoordeling hiervan rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat er om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
In casu is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval door gedragingen voor, tijdens en na de overval, hoewel hij op het moment van de overval niet lijfelijk in de woning van de aangeefster aanwezig was.
De rechtbank weegt hierbij het volgende mee.
De verdachte is degene geweest die de auto heeft geleverd, waarmee de verdachte en zijn medeverdachten naar [plaats] zijn gereden alwaar de overval heeft plaatsgevonden.
Weliswaar staat niet vast dat de auto is geleverd met het specifieke doel om de overval te plegen, maar vast staat het doel van woninginbraak en wel in de nacht. De kans dat het daarbij op een confrontatie met bewoners, al dan niet actief opgezocht, uitloopt is aanwezig en kennelijk voor lief genomen. De verdachte was in de auto aanwezig op het moment dat de discussie over het al dan niet overvallen van de aangeefster om haar de kluissleutel te laten geven plaatsvond en is ook tijdens de overval door twee van zijn medeverdachten samen met een ander in de auto blijven wachten. Dat er slechts twee verdachten zijn terug gegaan om de aangeefster te overvallen maakt niet dat de anderen daarvan distantie hebben genomen. Niet ondenkbaar is dat deze keuze is gemaakt uit strategische overwegingen. Wanneer iemand wakker wordt gemaakt groeit het risico op ontdekking en wordt het belangrijk om snel te kunnen vluchten in een daartoe klaarstaande auto. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzicht gegeven in hetgeen hij daadwerkelijk zou hebben ondernomen om zich te distantiëren van de overval.
Voorts zat de verdachte na de overval in de auto waarmee degenen die binnen zijn geweest zijn gevlucht, reed hij met hen terug naar [een justitiële jeugdinrichting] en was hij erbij aanwezig toen de (inbrekers)werktuigen en de buit in [een justitiële jeugdinrichting] in de bosjes werden verstopt. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij de buit niet heeft gezien en aldus ook ontkent dat hij bij het verstoppen van de buit aanwezig is geweest, kan het - gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] - niet anders dan dat de verdachte daar wel bij aanwezig was.
Kort na het verstoppen van de werktuigen en de buit is de verdachte namelijk door de politie gecontroleerd in de auto van zijn moeder samen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], die op dat moment de auto bestuurde.
Nadat de buit aan een juwelier in Rotterdam is verkocht, heeft de verdachte vervolgens meegedeeld in de buit. De rechtbank baseert zich hierbij wederom op de verklaring van
medeverdachte [medeverdachte 2], maar acht het ook overigens niet aannemelijk dat de verdachte, met wiens auto de groep naar [plaats] is gegaan en die bij de inbraak aanwezig is geweest, niets van de opbrengst van de buit zou hebben ontvangen.
De verdachte had zich bovendien op een aantal momenten kunnen distantiëren, maar heeft dit niet gedaan.
De rechtbank weegt tevens mee dat de verdachte pas ter terechtzitting heeft verklaard dat hij niet wilde dat de aangeefster zou worden overvallen. Tijdens alle verhoren door de politie heeft de verdachte zich terzake op zijn zwijgrecht beroepen. Ook thans, ter terechtzitting, heeft de verdachte geen verder inzicht gegeven in wat er op 1 juni 2014 nu daadwerkelijk is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank is de proceshouding van de verdachte berekenend. Dat het overvallen van de aangeefster, die de verdachte in bed heeft zien liggen slapen, hem te ver ging acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. De verdachte en zijn medeverdachten hebben regelmatig gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in woningen ingebroken, waar de bewoners gewoon lagen te slapen. De stap van een dergelijke woninginbraak naar een overval is, naar het oordeel van de rechtbank, voor hen dan ook geen grote stap. Bovendien blijkt uit de rapportages betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte dat zijn geweten niet goed is ontwikkeld en hij het vermogen mist zich in anderen in te leven en empathie voor hen te hebben.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank feit 2 primair eerste en tweede alternatief/cumulatief dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 09/229876-13
Dit betreft de diefstal danwel heling of verduistering van een sleutelbos op 15 december 2013 te [een justitiële jeugdinrichting].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het hem - na wijziging van de tenlastelegging - primair ten laste gelegde feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de diefstal van de autosleutels uit een woning bepleit, nu er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
De raadsvrouw heeft voorts vrijspraak van de heling bepleit. Zij heeft hiertoe betoogd dat voor een bewezenverklaring van de heling dient vast te staan dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de autosleutel een criminele herkomst had.
De verdachte heeft verklaard dat hij de sleutelbos op straat heeft gevonden. De opzet voor de heling ontbreekt.
De raadsvrouw deelt mee dat het meer subsidiair ten laste gelegde, de verduistering, wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op 15 december 2013 te 10:15 uur deed [aangever 10] (verder: de aangever) aangifte van inbraak in zijn woning aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting]. Het glas van het raampje rechts van de kelderdeur, dat een klapraampje betreft, was kapot. Ook was het klapmechanisme van het raampje uit het kozijn getrokken. Deze inbraak vond plaats op 15 december tussen 00.30 uur en 08.15 uur. Tijdens deze inbraak werd onder andere de autosleutel (van een [auto]) weggenomen.
Op zondag 15 december 2013 te 08:15 uur kwam er een melding binnen bij de politie van geluidsoverlast aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting]. Ter plaatse wordt [verdachte] aangetroffen en blijkt dat hij gesignaleerd staat omdat hij uit de instelling waar hij verbleef was weggelopen. De verdachte wordt meegenomen naar het politiebureau en aangehouden.Daar bleek tijdens zijn insluiting dat hij een autosleutel in zijn onderbroek verborgen hield.
Na onderzoek bleek dat de autosleutel die nacht was weggenomen tijdens voornoemde woninginbraak. De aangever herkent de autosleutel.
De verdachte heeft bij de politieen ook ter terechtzittingverklaard dat hij de autosleutel op straat heeft gevonden en dat hij er stoer mee wilde doen ten opzichte van de andere jongens door net te doen alsof hij een auto had en dat hij de sleutel daarom niet aan de politie wilde afgeven en hem in zijn onderbroek bewaarde. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij als smoesje heeft verklaard dat de autosleutel van zijn vader was, maar dat hij niet wist dat de autosleutel van diefstal afkomstig was.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht voornoemde verklaring van de verdachte niet geloofwaardig en aldus niet aannemelijk, met name gelet op de omstandigheid dat de verdachte de autosleutel in zijn onderbroek bewaarde en hij - ook reeds in oktober 2013 - samen met anderen een groot aantal woninginbraken heeft gepleegd.
De rechtbank weegt voorts mee dat de verdachte op 15 december 2013 om 08.25 uur
op de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] is aangetroffen, waarbij hij in het bezit was van voornoemde autosleutel, en de inbraak in de woning aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] op 15 december 2013 tussen 00.30 uur en 08.15 uur heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dan ook, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie dienaangaande, dat de omstandigheid dat de verdachte kort na de diefstal van de autosleutel al over deze sleutel beschikte in samenhang met het feit dat hij daarvoor - naar het oordeel van de rechtbank - geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, voldoende wettig bewijs oplevert dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de diefstal in vereniging is gepleegd, nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij altijd samen met anderen inbraken pleegde en gelet op het patroon van eveneens bewezen geachte strafbare feiten waarbij de verdachte betrokken is geweest.