ECLI:NL:RBDHA:2015:901

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
29 januari 2015
Zaaknummer
09-857237-14 e.a.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal en diefstal door twee of meer verenigde personen, met geweld en bedreiging, gepleegd in de voor de nachtrust bestemde tijd

Op 29 januari 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere woninginbraken en een gewapende overval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de nachtelijke uren inbraken heeft gepleegd in woningen, waarbij zij zich toegang verschaften door middel van braak en valse sleutels. De verdachte heeft tijdens de zittingen bekend dat hij betrokken was bij deze inbraken en dat hij vaak degene was die als eerste de woning binnenging. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een gewapende overval op een 86-jarige vrouw, waarbij hij en zijn mededaders haar met een mes bedreigden om de sleutel van haar kluis te verkrijgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie van acht maanden en een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de slachtoffers van de inbraken en de overval.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/857237-14; 09/819567-14 (t.t.g); 09/229876-13 (t.t.g.)
Tul 09/777419-13
Datum uitspraak: 29 januari 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
adres: [adres],
thans preventief gedetineerd in[een justitiële jeugdinrichting].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 4 september 2014,
27 november 2014 en 15 januari 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte
mr. S. Koster, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
09/857237-14
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 en 14 mei 2014 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de voor de nachtrust bestemde tijd ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan[aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door een raam open te breken en de woning te betreden door dat raam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 05 mei 2014 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen 250 euro en/of autosleutels en/of een auto (Peugeot) en/of een laptop (Fujitsu), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of Ministerie van Binnenlandse Zaken, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een raam open te breken en de woning via dat raam te betreden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 12 mei 2014 te [plaats], gemeente [X 1] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een gouden ring en/of een goeden zakhorloge en/of een portemonnee (met inhoud) en/of 15 euro en/of een siradendoosje met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een raam open te breken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 mei tot en met 31 mei 2014 te [plaats], gemeente [X 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door een raam te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te [plaats] gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres]heeft weggenomen twee tassen met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of valse sleutel, namelijk door een zogenaamd (aan de flat waartoe de woning behoort bevestigd) sleutelkastje open te breken en/of (vervolgens) met de uit dat sleutelkastje weggenomen sleutel de woning te openen en/of met die sleutel de woning te betreden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te [plaats] gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres]en/of de bij die woning horende kelderbox weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning en/of die kelderbox te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een zogenaamd (aan de flat waartoe de woning behoort bevestigd) sleutelkastje heeft/hebben opengebroken en/of (vervolgens) uit dat sleutelkastje een sleutel van die woning en/of de sleutel van die kelderbox heeft/hebben gepakt en/of (vervolgens) de deur van die woning en/of die kelderbox heeft/hebben geopend en/of met die sleutel(s) de woning en/of de kelderbox heeft/hebben betreden , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te [plaats], althans in Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening om weg te nemen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij/zij dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het onbevoegd gebruik van de bankpas met bijbehorende pincode, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 29 oktober 2013 te [een justitiële jeugdinrichting] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen een (bak-)steen door een ruit van die woning heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
9.
hij op of omstreeks 12 maart 2014 te [plaats], gemeente [X 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (aan de [adres]) heeft weggenomen een (auto-)sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een ruit te vernielen/in te slaan (met een steen);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
09/819567-14
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2014 en/of 01 juni 2014 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ([adres]) heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een I-pad en/of (een) siera(a)d(en) en/of (een) munt(en) en/of een of meerdere
bankpas(sen) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van inklimming
en/of valse sleutel, namelijk door via een (slaapkamer-)raam van die woning naar binnen te klimmen (en/of (vervolgens) de voordeur te openen);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2014 en/of 01 juni 2014 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (aan de[adres]) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, door met
een of meer van zijn mededader(s), althans alleen die woning te betreden door een (slaapkamer-)raam van die woning in te klimmen (en/of (vervolgens) de voordeur te openen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2014 en/of 1 juni 2014 in de voor de nachtrust bestemde tijd te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluissleutel en/of een
mobiele telefoon en/of een I-pad en/of (een)siera(a)d(en) en/of (een) munt(en) en/of een of meerdere
bankpas(sen) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [aangever 9], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld die[aangever 9] te dwingen tot de afgifte van een kluissleutel
en/of een mobiele telefoon en/of een I-pad en/of (een)siera(a)d(en) en/of (een) munt(en) en/of een of
meerdere bankpas(sen) en/of een geldbedrag,althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [aangever 9], althans aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- betreden van die woning via een (slaapkamer-)raam en/of de voordeur en/of
- betreden van de slaapkamer van die woning, waar die [aangever 9] op dat moment
sliep/zich bevond, en/of
- een mes, althans een scherp of puntig voorwerp, op de keel van die [aangever 9] drukken
en/of
- die [aangever 9] bedreigen met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp en/of
- ( meermalen) tegen die [aangever 9] zeggen/schreeuwen: "Onder de deken, onder de
deken" en/of "stil zijn" en/of
- die [aangever 9] (onder bedreiging van een mes, althans een scherp of puntig voorwerp)
bevelen om de sleutel van de kluis te pakken;
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], en/of enig ander onbekend gebleven persoon op of omstreeks 31 mei 2014 en/of 1 juni 2014 in de voor de nachtrust bestemde tijd te [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluissleutel en/of een
mobiele telefoon en/of een I-pad en/of (een)siera(a)d(en) en/of (een) munt(en) en/of een of meerdere
bankpas(sen) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of enig ander onbekend gebleven persoon en/of zijn
mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 9], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
- met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld die [aangever 9] te dwingen tot de afgifte van een kluissleutel
en/of een mobiele telefoon en/of een I-pad en/of (een)siera(a)d(en) en/of (een) munt(en) en/of een of
meerdere bankpas(sen) en/of een geldbedrag, in elke geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [aangever 9], althans aan een ander of anderen dan die [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of enig ander onbekend gebleven persoon en/of zijn
mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- betreden van die woning door het (slaapkamer-)raam en/of de voordeur en/of
- betreden van de slaapkamer van die woning, waar die [aangever 9] op dat moment
sliep/zich bevond, en/of
- op de keel van die [aangever 9] drukken van een mes, althans een scherp of puntig
voorwerp en/of
- die [aangever 9] bedreigen met een mes, althans een scherp of puntig voorwerp en/of
- ( meermalen) tegen die [aangever 9] zeggen/schreeuwen: "Onder de deken, onder de
deken" en/of "stil zijn" en/of
- die [aangever 9] (onder bedreiging van een mes, althans een scherp of puntig voorwerp)
bevelen om de sleutel van de kluis te pakken,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 mei 2014 en/of 01 juni 2014 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een auto ter beschikking te stellen en/of op de uitkijk te staan;
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
09/229876-13
hij op of omstreeks 15 december 2013 te [een justitiële jeugdinrichting] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een of meerdere ID-bewij(s)(zen) en/of een of meerdere sleutel(s), in elk geval enig goed, toebehorende aan [aangever 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft, en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een raam open te breken en de woning via dat raam te betreden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2013 te [een justitiële jeugdinrichting], in elk geval in Nederland, een sleutelbos heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die sleutelbos wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 417bis lid 1 ahf ond a Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2014 te [een justitiële jeugdinrichting] opzettelijk een sleutel(bos), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

In de zaak met parketnummer 09/229876-13 heeft de raadsvrouw betoogd dat het OM
niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat deze zaak oorspronkelijk op de zitting van de kinderrechter van 5 februari 2014 gepland stond, maar
na overleg met de officier van justitie is ingetrokken. De officier van justitie heeft toen, aldus de raadsvrouw, tevens toegezegd dat de zaak geseponeerd zou worden, omdat de verdachte op dat moment gesloten geplaatst was en van een strafzaak ten aanzien van de heling van een sleutelbos geen pedagogische meerwaarde mocht worden verwacht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de zaak niet is geseponeerd, nu er in het dossier geen schriftelijke sepotbeslissing te vinden is en subsidiair op het standpunt dat de raadsvrouw dit verweer op een eerder moment had dienen te voeren en het verweer voorts niet voldoende is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en acht het OM ontvankelijk terzake van dit parketnummer. Uit het dossier is niet gebleken dat er in de onderhavige zaak sprake is geweest van een sepot. Er stond het OM dan ook niets aan in de weg om tot (verdere) vervolging over te gaan.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op respectievelijk 5 mei 2014, 12 mei 2014 en 13 mei 2014 wordt er in enkele woningen te [een justitiële jeugdinrichting] en [plaats] ingebroken dan wel wordt er een poging daartoe gedaan. Er worden dactyloscopische sporen veilig gesteld. Deze sporen worden op 2 juni 2014 geïdentificeerd op [verdachte], geboren op 22 mei 2000 te [een justitiële jeugdinrichting], zijnde de verdachte
.
Op 3 juni 2014 wordt de verdachte aangehouden op verdenking van diverse woninginbraken.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij samen met anderen betrokken is geweest bij de woninginbraken en de pogingen tot woninginbraak in de zaken waarin bewijs tegen hem is aangetroffen in de vorm van herkenning op camerabeelden, DNA of vingerafdrukken. De verdachte heeft verklaard dat hij bij de jongens wilde horen en daarom meeging. Bovendien kan hij door kleine raampjes naar binnen klimmen, wat handig was. Zodra hij eenmaal binnen was, zorgde hij er voor dat anderen ook binnen konden komen. [1]
4.2
Bewijsoverwegingen per feit
Parketnummer 09/857237-14 [2]
Feit 1
Dit betreft een poging tot inbraak in een woning aan de[adres] te [een justitiële jeugdinrichting] in de nacht van 13 op 14 mei 2014 door het bovenlichtje van een raam aan de achterzijde van de woning open te breken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan in de voor de nachtrust bestemde tijd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op woensdag 14 mei 2014 te 00.45 uur deed [aangever 1] (verder: de aangever), namens zijn ouders, aangifte van inbraak in de woning [adres] te [een justitiële jeugdinrichting], gepleegd tussen 13 mei 2014 23:53 uur en 14 mei 2014 00:05 uur. De buren van zijn ouders hadden hem gewaarschuwd.
Deze buren verklaren dat zij een jongeman hebben zien wegvluchten met het navolgende signalement: Marokkaans, licht getint, 14-18 jaar, 1.70 mtr lang, zwarte kleding, opvallend grote neus. Hij had niets in zijn handen tijdens het vluchten. [3] Het haar van de jongen was aan de zijkant opgeschoren en hij had bovenop zwarte krulletjes. [4]
De aangever zag dat het bovenlichtje van het raam aan de achterzijde van de woning was opengebroken en dat de raamuitzetter ontzet was. [5] Er bleken geen goederen te zijn weggenomen. [6]
In de woning is een mobiele telefoon gevonden die niet van de ouders van de aangever was.
Aan de binnenzijde van de ruit van het woonkamerraam, onder het bovenlicht, is een vingerafdruk aangetroffen en veiliggesteld (spoor
AAGQ4821NL). [7]
Het spoor
AAGQ4821NLwerd geïdentificeerd op [verdachte]. [8] [9]
De in de woning aangetroffen telefoon, zeer vermoedelijk afkomstig van een dader van de inbraak, werd onderzocht. Het telefoonnummer dat in dit toestel werd gebruikt bleek
06-[nummer] te zijn [10] en de gebruiker van de telefoon bleek [medeverdachte 1] te zijn. [11]
Uit de door het NFI verrichte contra-expertise blijkt ten aanzien van spoor
AAGQ4821NLdat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het totale sporenbeeld overeenkomsten zijn gevonden passend bij een zetting, d.w.z. een gelijktijdige plaatsing van de handpalm met de daarbij behorende vingers, dan bij afzonderlijk van elkaar geplaatste vinger- en handpalmsporen.
Onder aanname dat de sporen in zetting geplaatst zijn, zijn de bevindingen van het onderzoek
extreem veel waarschijnlijker,wanneer de sporen afkomstig zijn van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon. [12]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen dactyloscopische spoor en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1 heeft begaan.
Feit 2
Dit betreft een inbraak in een woning aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] in de vroege ochtend van 5 mei 2014 door een raam open te breken en aldus de woning te betreden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan in de voor de nachtrust bestemde tijd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op maandag 5 mei 2014 te 09.00 uur deed [aangever 2] (verder: de aangever), mede namens het Ministerie van Binnenlandse Zaken, aangifte van inbraak in de woning [adres] te [een justitiële jeugdinrichting], gepleegd op 5 mei 2014 tussen 01.00 uur en 08.00 uur. Er werd
250 euro, een zwarte laptop en een grijze Peugeot 406 voorzien van kenteken [kenteken] met sleutels weggenomen.
Toen aangever op 5 mei 2014 wakker werd zag hij dat op de eerste verdieping van zijn woning, in zijn werkkamer, de openslaande deuren open stonden en dat het kleine raampje naast de openslaande deuren was opengebroken. Ook het kleine raampje in de keuken stond open en het slot was verbogen. [13]
Aan de binnenzijde van het keukenraam en aan de binnenzijde van het kozijn van de slaapkamer op de eerste verdieping werden dactyloscopische sporen veiliggesteld. [14]
Het spoor
AAGQ5522NLis een onbekende vinger, aan de binnenzijde kozijnstijl slaapkamer 1e verdieping voorzijde en het spoor
AAGQ5523NLis een onbekende vinger aan de binnenzijde keukenraam in de woning [adres]te [een justitiële jeugdinrichting].
De sporen
AAGQ5522NLen
AAGQ5523NLwerden geïdentificeerd op [verdachte]. [15] [16]
Uit de door het NFI verrichte contra-expertise blijkt ten aanzien van spoor
AAGQ5522NLdat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het spoor zowel een corresponderend grondpatroon als twaalf corresponderende kenmerken zijn aangetroffen met de afdruk van de linkerringvinger van [verdachte]. Er zijn geen dactyloscopische verschillen aangetroffen.
De bevindingen van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijker,wanneer het spoor afkomstig is van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon. [17]
Voorts blijkt ten aanzien van spoor
AAGQ5523NLdat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het spoor zowel een corresponderend grondpatroon als ten minste twaalf corresponderende kenmerken zijn aangetroffen met de afdruk van de linkerduim van [verdachte]. Er zijn geen dactyloscopische verschillen aangetroffen.
De bevindingen van het onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijker,wanneer het spoor afkomstig is van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon. [18]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, de aangetroffen dayctyloscopische sporen en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 2 heeft begaan.
Feit 3
Dit betreft een inbraak in een woning aan de[adres] te [plaats] op 12 mei 2014 door een bovenlicht open te breken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op maandag 12 mei 2014 te 14.22 uur deed [aangever 3] (verder: de aangever) aangifte van inbraak in de woning [adres]te [plaats], gepleegd op 12 mei 2014 tussen 13.00 uur en 14.15 uur. Het bovenlicht naast de achterdeur stond open en de uitzetboom daarvan bleek afgebroken te zijn. De woning bleek doorzocht te zijn. Er bleek een ring, een horloge, een portemonnee met pasje, een ID-kaart van de overleden [X 2], 15 euro cash geld en een doosje met sieraden van de overleden partner van aangever te zijn weggenomen. [19]
Het bovenlicht bij de achterdeur was opengebroken waarna was ingeklommen. De keukendeur was van binnenuit geopend. Er werden dactyloscopische sporen veiliggesteld. [20]
Het spoor
AAHE3152NLis een onbekende greep, aan de buitenzijde ruit keukenraam, inklimraam in de woning [adres]te [plaats]. Het spoor
AAHE3152NLis geïdentificeerd op [verdachte]. [21]
Uit de door het NFI verrichte contra-expertise blijkt ten aanzien van spoor
AAGQ3152NL(lees:
AAHE3152NL)dat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het totale sporenbeeld overeenkomsten zijn gevonden passend bij een zetting, d.w.z. een gelijktijdige plaatsing van de handpalm met de daarbij behorende vingers, dan bij afzonderlijk van elkaar geplaatste vinger- en handpalmsporen.
Onder de aanname dat de sporen in zetting geplaatst zijn, zijn de bevindingen van het onderzoek
extreem veel waarschijnlijker,wanneer de sporen afkomstig zijn van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon. [22]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen dayctyloscopische spoor en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 3 heeft begaan.
Feit 4
Dit betreft een poging tot inbraak in een woning aan de [adres] te [plaats] in de periode van 29 mei tot en met 31 mei 2014 door een raam open te breken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte ter terechtzitting heeft bekend samen met anderen dit feit te hebben gepleegd.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op zaterdag 31 mei 2014 te 15:30 uur deed [aangever 4] (verder: de aangever) aangifte van inbraak in zijn anti-kraakwoning aan de [adres] te [plaats]. Hij verklaarde dat tussen donderdag 29 mei 2014 te 10:00 uur en zaterdag 31 mei 2014 te 14:00 uur een raam in de opslagruimte was opengebroken. Diverse kastjes stonden open en diverse dozen waren kennelijk doorzocht. Een sieradendoosje met daarin een ring lag op de grond en was niet weggenomen. De jas van de aangever lag in de bosjes. [23]
Op de zijkant van een doosje (electra) werd een dactyloscopisch spoor veiliggesteld. [24]
Het hiervoor vermelde veiliggestelde spoor (
AAHD3940NL) werd bij onderzoek geïdentificeerd op [verdachte]. [25]
Uit de door het NFI verrichte contra-expertise blijkt ten aanzien van spoor
AAHD3940NLdat:
Het vergelijkend onderzoek heeft als resultaat dat voor het totale sporenbeeld overeenkomsten zijn gevonden passend bij een zetting, d.w.z. een gelijktijdige plaatsing van de vingers van één hand, dan bij afzonderlijk van elkaar geplaatste vingersporen.
Onder de aanname dat de sporen in zetting geplaatst zijn, zijn de bevindingen van het onderzoek
extreem veel waarschijnlijker,wanneer de sporen afkomstig zijn van [verdachte], dan wanneer het afkomstig is van een willekeurige andere persoon. [26]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen dayctyloscopische spoor en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 4 heeft begaan.
Feit 5 en 7
Dit betreft een inbraak in een woning aan de [adres] te [plaats] in de nacht van 30 op 31 mei 2014 door een sleutelkasje open te breken en vervolgens met de uit dat kastje weggenomen sleutel de woning te openen.
Vervolgens is in dezelfde nacht geprobeerd met de weggenomen bankpas bij een pinautomaat van de Rabobank aan het [adres] te [plaats] geld op te nemen.
Feit 6
Dit betreft een poging tot inbraak in een woning aan de [adres]te [plaats] in de nacht van 30 op 31 mei 2014 door een sleutelkastje open te breken en vervolgens met de uit dat kastje weggenomen sleutel de woning en de berging behorende bij deze woning te openen.
De rechtbank zal de feiten 5, 6 en 7, gelet op de samenhang tussen deze feiten, gezamenlijk bespreken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte deze feiten samen met anderen dan wel een ander heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij de woninginbraak en de poging daartoe samen met anderen heeft gepleegd en dat hij ook samen met een ander heeft geprobeerd met de gestolen bankpas geld op te nemen.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op 31 mei 2014 te 07.00 uur ontdekte een medewerker van de Thuiszorg dat de deur van de woning aan de [adres] te [plaats], de woning van mevrouw [aangever 5], open stond en dat de sleutel in de voordeur zat. Het sleutelkastje [27] , dat op de begane grond in de centrale hal van de flat hing en waar normaliter de sleutel van de voordeur in wordt opgeborgen, was weggenomen. [aangever 5] ontdekte dat haar woonkamer was doorzocht en dat er twee tassen met inhoud waren weggenomen. In een van de tassen zat haar portemonnee waarin ook haar Rabobankpas zat. Ook haar huissleutels en de sleutels van haar scootmobiel waren weggenomen. [28]
In dezelfde nacht is rond 05.20 uur bij de pinautomaat van de Rabobank aan het [adres] te [plaats] driemaal geprobeerd met de bankpas van [aangever 5] geld op te nemen. [29]
Deze pinautomaat is gelegen op 500/600 meter van de woning van [aangever 5].
De verdachte wordt op de beelden van deze pinautomaat herkend als zijnde één van de jongens die op dat moment bij de pinautomaat aanwezig was. Hij wordt herkend aan zijn gezicht, zijn capuchon en zijn jack. [30]
Op 31 mei 2014 rond 06.00 uur is [aangever 6], woonachtig in dezelfde flat, maar op de vierde etage, te weten op nummer [X 1], wakker geworden omdat zij een koude wind voelde. Zij zag dat de voordeur van haar woning half open stond en dat de sleutel aan de buitenzijde in de deur zat.
[aangever 6] liep naar de begane grond, zag dat het sleutelkluisje van haar woning was opengebroken en dat haar reservehuissleutel en het groene toegangsstaafje er niet meer in lagen. In de berging, die alleen te bereiken is door eerst een centrale deur te openen met het groene staafje, zag [aangever 6] dat alles overhoop was gehaald. Er zijn geen spullen weggenomen. [31]
In de flat aan de [adres] te [plaats] hangen camera’s. De beheerder van de flat heeft de beelden van deze camera’s, die zicht hebben op de bergingen en de liften, aan de politie overhandigd. [32]
Op de beelden is onder meer te zien dat op 31 mei 2014 rond 5:00 uur vier jongemannen via de schuifdeuren de afgesloten entree van de flat binnenkomen, uit beeld verdwijnen en even later naar de gang met bergingen lopen. Een van hen, die wordt herkend als [verdachte], probeert kennelijk met een sleutel de deuren van diverse bergingen te openen. Hij maakt een berging open en gaat naar binnen.
De overige drie jongemannen staan dicht in de buurt en één van hen, die wordt herkend als zijnde [medeverdachte 1], gaat ook naar binnen. Vervolgens maken de jongemannen gebruik van de lift en stappen zij uit op de zevende etage.
Kennelijk zijn ze later weer naar beneden gekomen, want op een gegeven moment lopen ze naar het trappenhuis om opnieuw naar boven te gaan. Een jongeman, naar later blijkt de verdachte, maakt de deur van het trappenhuis open met zijn elleboog. [33]
De huismeester weet aan de hand van de beelden, en dan met name de print op pagina 769 van het dossier, aan te geven dat dit de berging van nummer 115 betrof. [34]
Voornoemde beelden zijn per mail aan diverse agenten van Politie Hollands Midden, District Gouwe IJssel, team [een justitiële jeugdinrichting], gezonden. De wijkagent van de wijk [X 2] te [een justitiële jeugdinrichting] [35] en ook diverse collega’s [36] van hem herkennen de verdachte alsook zijn medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op deze beelden.
Verklaring medeverdachte
Medeverdachte [medeverdachte 2]heeft verklaard dat hij en zijn medeverdachten in [plaats] met veel moeite het sleutelkastje open hebben gekregen. Hij dacht dat de sleutels van de berging en de voordeur erin zaten en een dingetje om voor de schuifdeuren te houden. Ze zijn eerst naar de berging gegaan om te kijken welke sleutel op welk nummer paste en toen zijn ze naar dat nummer gegaan en hebben ze de voordeur open gemaakt. Een paar man, 2 of 3, zijn naar binnen gegaan en hij heeft op de uitkijk gestaan. Ze zijn, aldus [medeverdachte 2], bij twee adressen geweest, de ene op een hogere verdieping en de andere op een lagere verdieping. Bij de ene zijn ze binnen geweest en bij de andere was de deur wel open gemaakt, maar dachten ze dat ze iets hoorden en zijn ze weggegaan. Er is slechts een bankpas, een tientje en nog wat kleingeld buitgemaakt. Er is geprobeerd met de bankpas te pinnen, maar dat is niet gelukt. [37]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij samen met anderen in de woningen en/of bergingen is geweest en dat hij ook samen met een ander heeft geprobeerd met de gestolen bankpas geld op te nemen als dit op de camerabeelden bij de pinautomaat te zien is.
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij en zijn medeverdachten met de auto van zijn moeder, een paarse [auto], naar [plaats] zijn gereden nadat hij stiekem de sleutels van de auto had gepakt. Een van de anderen reed en zijn medeverdachten bepaalden in welke plaats en in welke woning(en) er zou worden ingebroken. [38]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangiften, de beschikbaar gestelde camerabeelden, de herkenning van de verdachte en zijn medeverdachten door de diverse verbalisanten en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 5, 6 en 7 heeft begaan.
Feit 8
Dit betreft een poging tot inbraak in een woning aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] op
29 oktober 2013 door een baksteen door een ruit van die woning te gooien.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte ter terechtzitting heeft bekend samen met anderen dit feit te hebben gepleegd.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op dinsdag 29 oktober 2013 deed [aangever 7] aangifte van poging inbraak in de woning [adres] te [een justitiële jeugdinrichting], gepleegd op diezelfde dag tussen 12:00 uur en 22:19 uur. Een buurman meldde hem dat er een container was verplaatst en dat het keukenraam was vernield. In de woonkamer trof de aangever een baksteen aan. Op het vernielde raam bleken bloedsporen te zitten. [39]
De bloedsporen (AAFR2922NL en
AAFR2938NL) en ook de aangetroffen dactyloscopische sporen (AAFT0335NL en AAFT0336NL) die aan de binnenzijde van de binnenste ruit zijn aangetroffen zijn veiliggesteld. [40]
Blijkens informatie van het NFI kan het DNA in het sporenmateriaal
AAFR2938NL#01afkomstig zijn van [verdachte]. De matchkans DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [41]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen DNA van de verdachte en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 8 heeft begaan.
Feit 9
Dit betreft een inbraak in een woning aan de [adres]te [plaats] op 12 maart 2014 door een ruit te vernielen met een steen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd, nu de verdachte dit feit ter terechtzitting heeft bekend.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op woensdag 12 maart 2014 deed [aangever 8] aangifte van inbraak in de woning [adres]te [plaats], gepleegd diezelfde dag tussen 03:15 en 03:40 uur. Om 03:15 uur hoorde haar dochter de hond blaffen en om 03:40 uur hoorde zij zelf een harde klap en nog een aantal tikken. Toen zij ging kijken zag zij dat de zijruit van de hal vernield was. Het sleutelkastje uit de hal lag buiten in de tuin. Een autosleutel uit het sleutelkastje bleek te zijn weggenomen. Behalve deze sleutel waren er geen goederen weggenomen. [42]
Met een trottoirtegel was een ruit in de rechter zijgevel ingegooid. Op een glasscherf (spoor
AAGQ5360NL)en op de waterslagrand van het kozijn (spoor
AAGQ5359NL)werden vermoedelijk twee stukjes weefsel aangetroffen. [43]
Blijkens informatie van het NFI kan het DNA in het sporenmateriaal
AAGQ5359NL#01afkomstig zijn van [verdachte]. De matchkans DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [44]
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, het aangetroffen DNA van de verdachte en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 9 heeft begaan.
Parketnummer 09/819567-14 [45]
Feit 1
Dit betreft een inbraak in een woning aan het [adres] te [plaats] in de nacht van 31 mei 2014 op 1 juni 2014 door via een openstaand raam de woning binnen te klimmen en vervolgens de voordeur te openen.
Feit 2
Dit betreft een overval op de 86-jarige bewoonster van voornoemde woning in dezelfde nacht, op een tijdstip gelegen na voornoemde inbraak. De daders van voornoemde inbraak zijn teruggekomen, hebben het slachtoffer, dat op dat moment lag te slapen, een mes op de keel gezet en haar gedwongen de sleutel van de kluis af te geven, waarna zij de kluis hebben leeggehaald.
De rechtbank zal de feiten 1 en 2, gelet op de samenhang tussen deze feiten, gezamenlijk bespreken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1 primair en feit 2 primair eerste alternatief heeft begaan.
De verdachte dient van feit 2 primair tweede alternatief te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 primair bepleit en aangegeven dat feit 1 subsidiair, de poging tot inbraak, wel bewezen kan worden verklaard nu de verdachte heeft verklaard dat hij en zijn mededaders wel binnen zijn geweest, maar toen geen geld en/of goederen hebben weggenomen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw in zijn geheel vrijspraak bepleit. Er is aldus de raadsvrouw geen sprake van medeplegen noch van medeplichtigheid. Verwijzend naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 2 december 2014 geeft de raadsvrouw aan dat de verdachte zich nadrukkelijk van de overval heeft gedistantieerd en er aldus geen sprake is van een intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht.
De verdachte wilde niet mee naar binnen om het slachtoffer bij het openkrijgen van de kluis te betrekken en is in de auto blijven zitten. Medeverdachte [medeverdachte 2] bevestigt dat de verdachte niet mee wilde. De verdachte is dan ook niet aanwezig geweest bij de toegepaste geweldsdreiging en heeft daar nadrukkelijk afstand van genomen. De enkele omstandigheid dat de verdachte wel in de auto is blijven wachten en mee terug is gereden naar [een justitiële jeugdinrichting] is onvoldoende om van medeplegen te spreken.
Van medeplichtigheid is ook geen sprake nu een medeplichtige in de eerste plaats opzet moet hebben gehad op zijn eigen bijdrage en het delict dat hij ondersteunt, maar daarnaast ook daadwerkelijk hulp moet hebben verleend en het misdrijf daadwerkelijk moet zijn gevolgd. Uit de bewijsmiddelen kan geenszins worden afgeleid dat de verdachte handelingen heeft verricht welke het misdrijf hebben ondersteund noch dat hij opzet heeft gehad op het vergemakkelijken daarvan. Hoewel de verdachte de auto van zijn moeder ter beschikking heeft gesteld, heeft hij deze slechts ter beschikking gesteld voor de inbraak en niet voor de beroving van het slachtoffer. Dit plan bestond nog niet toen ze uit [een justitiële jeugdinrichting] wegreden en derhalve kan niet worden gesteld dat de verdachte medeplichtig is aan de overval. Uit het dossier valt voorts geenszins af te leiden dat de verdachte op enig moment op de uitkijk heeft gestaan. Hij is in de auto gaan zitten om zich van de overval te distantiëren.
Dat hij niet weg is gegaan en aldus na de overval in de auto met de daders en de buit aanwezig was, is volgens vaste jurisprudentie geen reden om medeplichtigheid aan te nemen.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op zondag 01 juni 2014 omstreeks 06.05 uur, kwam bij de meldkamer Oost Nederland de
melding binnen van een gewapende overval, gepleegd op een woning aan het [adres] te [plaats]. De melder,[X 2], wonende in dezelfde flat als de aangeefster, deelde mede dat mevrouw [aangever 9] zojuist bij hem was geweest in haar pyjama en helemaal in de war en dat ze vertelde dat ze in haar woning door twee mannen was overvallen. [46]
De verbalisanten [A] en [B] gingen ter plaatse. [47]
Mevrouw [aangever 9], 86 jaar oud, (verder: de aangeefster) heeft verklaard dat zij op 1 juni 2014 omstreeks 01.00 uur of 03.00 uur wakker was geworden en een halve slaappil heeft ingenomen, waarna zij vast in slaap is gevallen.
Op een gegeven moment stond er een man voor haar in haar slaapkamer en stond er ook nog een man in de deuropening. De slaapkamer van de aangeefster zit aan de zijde van de galerij en het slaapkamerraam stond op de draaistand en ongeveer 20 centimeter open. De voordeur zat op slot. De aangeefster denkt dat ze via het slaapkamerraam zijn binnen gekomen. De tweede man trok de vitrages dicht. De man naast het bed zei: “Onder de deken, onder de deken”. Hij hield een mes tegen de keel van de aangeefster. Zij kreeg het benauwd.
De aangeefster zag dat het mes een bruin handvat had. Het was een lang, dun mes, ongeveer 20 tot 30 centimeter lang. De aangeefster vond dit mes vreselijk. De andere man kwam binnen en vroeg om de sleutel van de kluis. De aangeefster ging naar haar bureau waar de sleutel in een mapje van een reisorganisatie zit en zij pakte de sleutel van de kluis. De man met het mes pakte de sleutel uit haar hand en gaf die aan de man die erom vroeg.
De aangeefster liep inmiddels terug naar de slaapkamer en de man met het mes zei: “Onder de deken, onder de deken, stil zijn”. De aangeefster zag, terwijl zij naar de slaapkamer terug liep, dat de andere man inmiddels uit de geopende kluis in de logeerkamer, goederen graaide. Hij deed alles in een witte plastic zak.
De man met het mes volgde de aangeefster naar de slaapkamer en nadat hij had gezegd: “Onder de deken, onder de deken, rustig maar, rustig maar”, verliet hij de slaapkamer.
De aangeefster is niet onder de deken gegaan. Toen het stil werd is zij naar het raam gelopen en zag zij de mannen over de parkeerplaats vlug weglopen, richting [adres].
De aangeefster zag de man met de groene jas, de man met het mes, heel duidelijk. De andere man met de witte plastic zak liep voorop. De man met de groene jas was lichtgetint, niet ouder dan 30 jaar, had een slank postuur en was niet groter dan 1.78 mtr. Hij droeg een capuchon over zijn hoofd en een doek voor zijn mond. De tweede man was net zo groot en slank als de eerste, hooguit 30 jaar en lichter van huidskleur. Ook hij droeg een capuchon, waaruit volgens de aangeefster blond haar kwam, en een zwart ding voor zijn mond. In de kluis zaten sieraden, ketting, colliers, colliers met briljanten, ringen, armbanden en gouden en zilveren munten waaronder zilveren tientjes. Een deel van de sieraden was van de zoon van de aangeefster. In het mapje van de reisorganisatie waar de sleutel van de kluis in zat, zat ook nog geld. [48] De daders hebben ongeveer € 200,- meegenomen en een iPad alsook een mobiele telefoon en twee gouden kettingen die aan de muur hingen. Het mes was een soort fileermes. [49]
Op de kluis werd een dactyloscopisch spoor (AAHD6817NL) aangetroffen. Dit spoor werd geïndividualiseerd op een persoon genaamd Younes [medeverdachte 1], geboren op 5 juni 1996 en wonende te [een justitiële jeugdinrichting].
Op 1 juni 2014 te 07.10 uur zag getuige [getuige] dat op het zebrapad ter hoogte van de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] een paarse [auto] stond, waar twee Marokkaanse jongens in zaten. Zij zag voorts dat een Nederlandse jongen iets uit de kofferbak van deze auto pakte en in de bosjes aan de overkant van de weg ter hoogte van [adres] neerlegde. [50]
Op 1 juni 2014 omstreeks 13.00 uur hebben verbalisanten in genoemde bosjes een grote schroevendraaier en een breekijzer aangetroffen. [51]
Op 1 juni 2014 rond 08.00 uur werd [medeverdachte 1] gecontroleerd op het industrieterrein [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] terwijl hij als bestuurder reed in een paarse [auto], kenteken [kenteken]. Als inzittenden waren [verdachte] en[medeverdachte 2] in de auto aanwezig. [52]
Na een oriënterend onderzoek door de onderzoeker werktuigsporen zijn duidelijke overeenkomsten waargenomen tussen de werktuigsporen (aangetroffen op de kluis [adres] te [plaats]) en schroevendraaier voorzien van SIN AAGQ5794NL, die op 1 juni 2014 aangetroffen in de bosjes te [een justitiële jeugdinrichting]. [53]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1], de verdachte en [medeverdachte 3] in de auto is gestapt en dat zij hebben rondgereden en uiteindelijk in [plaats] op zoek zijn gegaan naar woningen met sleutelkastjes. Ze zagen een flatgebouw waar een paar van die kastjes hingen. Er stond een raam open en toen is er iemand omhoog “gegooid”. Deze persoon is de galerij opgeklommen en verder door het raam geklommen. Hij heeft de deur van de woning opengedaan en toen konden de andere drie naar binnen.
Met zijn allen hebben ze de hele woning doorzocht en spullen meegenomen en toen zagen ze ook de kluis. Er is van alles geprobeerd om die kluis open te krijgen, maar dat lukte niet. Iedereen is toen eerst weer naar de auto gegaan, die in een straat aan de overkant van de parkeerplaats voor de flat stond. Er is met zijn allen een discussie ontstaan over die kluis en wie wat zou gaan doen. [medeverdachte 2] wilde niet mee naar binnen en een van de anderen ook niet. Zij zijn met zijn tweeën in de auto achter gebleven en de andere twee zijn naar binnen gegaan en hebben de vrouw overvallen. Zij hebben messen uit haar woning gebruikt om haar te bedreigen. Die andere die in de auto is gebleven is [verdachte]. [54]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat de buit op de terugweg is verstopt, vlak nadat hij [55] de schroevendraaier en het breekijzer in de bosjes had neergelegd. De buit is een stukje verderop, op een groot parkeerterrein bij sporthal [Y] te [een justitiële jeugdinrichting] verstopt. In de bosjes bij een soort muur met grote pilaren. Later die dag zou de buit worden opgehaald. [56]
De iPad is volgens [medeverdachte 2] die ochtend ook weggegooid, vlak voordat ze door de politie werden gecontroleerd. De sieraden zijn ingeleverd bij een juwelier in Rotterdam, een Marokkaanse juwelier die het goud meteen omsmelt. De sieraden leverden 2.000 of 3.000 euro op. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de buit is verdeeld en dat hij in totaal ongeveer 800 euro heeft gekregen. [57]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met drie anderen, van wie hij de namen niet wil noemen, in de auto van zijn moeder naar [plaats] is gegaan. Een van de anderen heeft gereden en zijn medeverdachten hebben ook een huis uitgezocht.
De verdachte is door het raam van de slaapkamer, dat open stond, geklommen en heeft de voordeur voor de anderen open gemaakt. Toen ze binnen de kluis zagen staan en het niet lukte om deze open te maken, zijn ze teruggegaan naar de auto en hebben ze besproken wat er moest gebeuren. De verdachte heeft verklaard dat zijn medeverdachten de aangeefster wakker wilden maken om haar om de sleutel van de kluis te vragen, maar dat hij dat niet wilde en dat hij samen met een ander in de auto is achter gebleven. De verdachte verklaarde dat hij dat niet wilde omdat de aangeefster, die hij in haar bed heeft zien liggen toe hij door hij slaapkamerraam naar binnen klom, dan misschien een hartaanval zou kunnen krijgen. Volgens de verdachte stond de kluis in de eerste kamer bij de deur en hebben zijn mededaders de kluis meteen gevonden.
De verdachte heeft voorts verklaard dat er geen spullen zijn weggenomen op het moment dat hij in de woning was en de woning werd doorzocht. Dit moet tijdens de overval zijn gebeurd. Hij heeft geen buit gezien en ook niets van de verdeling van de buit ontvangen. Volgens de verdachte was dit zo, omdat hij niets met het wakker maken van de aangeefster te maken wilde hebben.
De verdachte heeft desgevraagd nog meegedeeld dat hij geen messen heeft gezien en dat er achteraf, in de auto, ook niet over gesproken is. Hij heeft voorts verklaard dat er vast wel over de buit gepraat is, maar dat hij zich dit na al die maanden niet meer kan herinneren. Volgens de verdachte zijn ze meteen weggereden en zijn ze op de terugweg wel gestopt om de werktuigen te verstoppen, maar weet hij niets van het verstoppen van de buit.
De verdachte heeft desgevraagd ook meegedeeld dat hij niet alleen weg durfde te gaan met de auto, althans dat hij het niet fijn vond om alleen weg te gaan. [58]
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is gelet op de aangifte van mevrouw [aangever 9], de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en de (deels|)bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, van oordeel dat de verdachte samen met zijn mededaders in de woning van de aangeefster is geweest en aldaar spullen heeft weggenomen.
De verdachte heeft zelf verklaard dat hij degene is geweest die door het slaapkamerraam is geklommen en vervolgens de voordeur voor de anderen heeft open gemaakt.
Met name gelet op de verklaring van [medeverdachte 2] acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat er tijdens het eerste beslismoment, de inbraak in de woning, geen spullen zijn weggenomen, niet aannemelijk. De rechtbank gaat er van uit dat bij die gelegenheid de iPad, de mobiele telefoon en een geldbedrag zijn weggenomen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank feit 1 primair dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de verdachte hierbij een rol heeft gespeeld en of de rol van de verdachte zodanig is geweest dat er sprake is
van medeplegen.
Van medeplegen kan worden gesproken als er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededaders. Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad kan de rechter bij de beoordeling hiervan rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat er om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. [59]
In casu is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de overval door gedragingen voor, tijdens en na de overval, hoewel hij op het moment van de overval niet lijfelijk in de woning van de aangeefster aanwezig was.
De rechtbank weegt hierbij het volgende mee.
De verdachte is degene geweest die de auto heeft geleverd, waarmee de verdachte en zijn medeverdachten naar [plaats] zijn gereden alwaar de overval heeft plaatsgevonden.
Weliswaar staat niet vast dat de auto is geleverd met het specifieke doel om de overval te plegen, maar vast staat het doel van woninginbraak en wel in de nacht. De kans dat het daarbij op een confrontatie met bewoners, al dan niet actief opgezocht, uitloopt is aanwezig en kennelijk voor lief genomen. De verdachte was in de auto aanwezig op het moment dat de discussie over het al dan niet overvallen van de aangeefster om haar de kluissleutel te laten geven plaatsvond en is ook tijdens de overval door twee van zijn medeverdachten samen met een ander in de auto blijven wachten. Dat er slechts twee verdachten zijn terug gegaan om de aangeefster te overvallen maakt niet dat de anderen daarvan distantie hebben genomen. Niet ondenkbaar is dat deze keuze is gemaakt uit strategische overwegingen. Wanneer iemand wakker wordt gemaakt groeit het risico op ontdekking en wordt het belangrijk om snel te kunnen vluchten in een daartoe klaarstaande auto. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzicht gegeven in hetgeen hij daadwerkelijk zou hebben ondernomen om zich te distantiëren van de overval.
Voorts zat de verdachte na de overval in de auto waarmee degenen die binnen zijn geweest zijn gevlucht, reed hij met hen terug naar [een justitiële jeugdinrichting] en was hij erbij aanwezig toen de (inbrekers)werktuigen en de buit in [een justitiële jeugdinrichting] in de bosjes werden verstopt. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij de buit niet heeft gezien en aldus ook ontkent dat hij bij het verstoppen van de buit aanwezig is geweest, kan het - gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] - niet anders dan dat de verdachte daar wel bij aanwezig was.
Kort na het verstoppen van de werktuigen en de buit is de verdachte namelijk door de politie gecontroleerd in de auto van zijn moeder samen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], die op dat moment de auto bestuurde.
Nadat de buit aan een juwelier in Rotterdam is verkocht, heeft de verdachte vervolgens meegedeeld in de buit. De rechtbank baseert zich hierbij wederom op de verklaring van
medeverdachte [medeverdachte 2], maar acht het ook overigens niet aannemelijk dat de verdachte, met wiens auto de groep naar [plaats] is gegaan en die bij de inbraak aanwezig is geweest, niets van de opbrengst van de buit zou hebben ontvangen.
De verdachte had zich bovendien op een aantal momenten kunnen distantiëren, maar heeft dit niet gedaan.
De rechtbank weegt tevens mee dat de verdachte pas ter terechtzitting heeft verklaard dat hij niet wilde dat de aangeefster zou worden overvallen. Tijdens alle verhoren door de politie heeft de verdachte zich terzake op zijn zwijgrecht beroepen. Ook thans, ter terechtzitting, heeft de verdachte geen verder inzicht gegeven in wat er op 1 juni 2014 nu daadwerkelijk is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank is de proceshouding van de verdachte berekenend. Dat het overvallen van de aangeefster, die de verdachte in bed heeft zien liggen slapen, hem te ver ging acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. De verdachte en zijn medeverdachten hebben regelmatig gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in woningen ingebroken, waar de bewoners gewoon lagen te slapen. De stap van een dergelijke woninginbraak naar een overval is, naar het oordeel van de rechtbank, voor hen dan ook geen grote stap. Bovendien blijkt uit de rapportages betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte dat zijn geweten niet goed is ontwikkeld en hij het vermogen mist zich in anderen in te leven en empathie voor hen te hebben.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank feit 2 primair eerste en tweede alternatief/cumulatief dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 09/229876-13 [60]
Dit betreft de diefstal danwel heling of verduistering van een sleutelbos op 15 december 2013 te [een justitiële jeugdinrichting].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het hem - na wijziging van de tenlastelegging - primair ten laste gelegde feit samen met anderen heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de diefstal van de autosleutels uit een woning bepleit, nu er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
De raadsvrouw heeft voorts vrijspraak van de heling bepleit. Zij heeft hiertoe betoogd dat voor een bewezenverklaring van de heling dient vast te staan dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de autosleutel een criminele herkomst had.
De verdachte heeft verklaard dat hij de sleutelbos op straat heeft gevonden. De opzet voor de heling ontbreekt.
De raadsvrouw deelt mee dat het meer subsidiair ten laste gelegde, de verduistering, wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De beoordeling van de tenlastelegging
Op 15 december 2013 te 10:15 uur deed [aangever 10] (verder: de aangever) aangifte van inbraak in zijn woning aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting]. Het glas van het raampje rechts van de kelderdeur, dat een klapraampje betreft, was kapot. Ook was het klapmechanisme van het raampje uit het kozijn getrokken. Deze inbraak vond plaats op 15 december tussen 00.30 uur en 08.15 uur. Tijdens deze inbraak werd onder andere de autosleutel (van een [auto]) weggenomen. [61]
Op zondag 15 december 2013 te 08:15 uur kwam er een melding binnen bij de politie van geluidsoverlast aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting]. Ter plaatse wordt [verdachte] aangetroffen en blijkt dat hij gesignaleerd staat omdat hij uit de instelling waar hij verbleef was weggelopen. De verdachte wordt meegenomen naar het politiebureau en aangehouden. [62] Daar bleek tijdens zijn insluiting dat hij een autosleutel in zijn onderbroek verborgen hield. [63]
Na onderzoek bleek dat de autosleutel die nacht was weggenomen tijdens voornoemde woninginbraak. De aangever herkent de autosleutel. [64]
De verdachte heeft bij de politie [65] en ook ter terechtzitting [66] verklaard dat hij de autosleutel op straat heeft gevonden en dat hij er stoer mee wilde doen ten opzichte van de andere jongens door net te doen alsof hij een auto had en dat hij de sleutel daarom niet aan de politie wilde afgeven en hem in zijn onderbroek bewaarde. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij als smoesje heeft verklaard dat de autosleutel van zijn vader was, maar dat hij niet wist dat de autosleutel van diefstal afkomstig was.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht voornoemde verklaring van de verdachte niet geloofwaardig en aldus niet aannemelijk, met name gelet op de omstandigheid dat de verdachte de autosleutel in zijn onderbroek bewaarde en hij - ook reeds in oktober 2013 - samen met anderen een groot aantal woninginbraken heeft gepleegd.
De rechtbank weegt voorts mee dat de verdachte op 15 december 2013 om 08.25 uur
op de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] is aangetroffen, waarbij hij in het bezit was van voornoemde autosleutel, en de inbraak in de woning aan de [adres] te [een justitiële jeugdinrichting] op 15 december 2013 tussen 00.30 uur en 08.15 uur heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dan ook, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie dienaangaande, dat de omstandigheid dat de verdachte kort na de diefstal van de autosleutel al over deze sleutel beschikte in samenhang met het feit dat hij daarvoor - naar het oordeel van de rechtbank - geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, voldoende wettig bewijs oplevert dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat de diefstal in vereniging is gepleegd, nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij altijd samen met anderen inbraken pleegde en gelet op het patroon van eveneens bewezen geachte strafbare feiten waarbij de verdachte betrokken is geweest.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
09/857237-14
1.
hij in de periode van 13 en 14 mei 2014 te [een justitiële jeugdinrichting] tezamen en in vereniging met anderen in de voor de nachtrust bestemde tijd ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de[adres] weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan[aangever 1], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, door een raam open te breken en de woning te betreden door dat raam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 05 mei 2014 te [een justitiële jeugdinrichting] tezamen en in vereniging met anderen in de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan de Graaf Florisweg 46 heeft weggenomen 250 euro en autosleutels en een auto (Peugeot) en een laptop (Fujitsu), toebehorende aan [aangever 2] en/of Ministerie van Binnenlandse Zaken, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam open te breken en de woning via dat raam te betreden;
3.
hij op 12 mei 2014 te [plaats], gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan de [adres]heeft weggenomen een gouden ring en een gouden zakhorloge en een portemonnee (met inhoud) en
15 euro en een sieradendoosje met inhoud, toebehorende aan [aangever 3], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam open te breken;
4.
hij op een tijdstip in de periode van 29 mei tot en met 31 mei 2014 te [plaats], gemeente [X 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de Dr Ramaerlaan weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [aangever 4], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, door een raam te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 31 mei 2014 te [plaats] gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan de [adres]heeft weggenomen twee tassen met inhoud, toebehorende aan [aangever 5],
zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door middel van verbreking en valse sleutel, namelijk door een zogenaamd (aan de flat waartoe de woning behoort bevestigd) sleutelkastje open te breken en vervolgens met de uit dat sleutelkastje weggenomen sleutel de woning te openen en met die sleutel de woning te betreden;
6.
hij op 31 mei 2014 te [plaats] gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning aan de [adres] en de bij die woning horende kelderbox weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan
[aangever 6], en zich daarbij de toegang tot die woning en die kelderbox te verschaffen door middel van verbreking en valse sleutel, met een of meer van zijn mededaders, een zogenaamd
(aan de flat waartoe de woning behoort bevestigd) sleutelkastje heeft opengebroken en vervolgens uit dat sleutelkastje een sleutel van die woning en de sleutel van die kelderbox heeft gepakt en vervolgens de deur van die woning en die kelderbox heeft geopend en met die sleutel de woning en de kelderbox heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op 31 mei 2014 te [plaats], gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening om weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [aangever 5], waarbij zij dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door het onbevoegd gebruik van de bankpas met bijbehorende pincode, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8.
hij op 29 oktober 2013 te [een justitiële jeugdinrichting] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (aan de [adres]) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [aangever 7], en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met een of meer van zijn mededaders een (bak-)steen door een ruit van die woning heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9.
hij op 12 maart 2014 te [plaats], gemeente [X 1], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning (aan de [adres]) heeft weggenomen een (auto-)sleutel, toebehorende aan [aangever 8], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een ruit te vernielen met een steen;
09/819567-14
1.
hij op 01 juni 2014 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, in de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning ([adres]) heeft weggenomen een mobiele telefoon en een I-pad en een geldbedrag,
toebehorende aan [aangever 9], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door middel van inklimming, namelijk door via een (slaapkamer-)raam van die woning naar binnen te klimmen en vervolgens de voordeur te openen;
2.
hij op 1 juni 2014 in de voor de nachtrust bestemde tijd te [plaats], tezamen en in vereniging met een anderen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sieraden en munten en een
geldbedrag, toebehorende aan [aangever 9], welke diefstal werd voorafgegaan en
vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 9], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en
- met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met
geweld die [aangever 9] te dwingen tot de afgifte van een kluissleutel, toebehorende aan
die [aangever 9],
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- betreden van die woning via de voordeur en
- betreden van de slaapkamer van die woning, waar die [aangever 9] op dat moment
sliep, en
- een mes op de keel van die [aangever 9] drukken en/of
- die [aangever 9] bedreigen met een mes en/of
- ( meermalen) tegen die [aangever 9] schreeuwen: "Onder de deken, onder de
deken" en/of "stil zijn" en/of
- die [aangever 9] (onder bedreiging van een mes) bevelen om de sleutel van de kluis te
pakken;
09/229876-13
hij op 15 december 2013 te [een justitiële jeugdinrichting] tezamen en in vereniging met anderen, in de voor de nachtrust bestemde tijd met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de [adres] heeft weggenomen een sleutel, toebehorende aan [aangever 10], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door een raam open te breken en de woning via dat raam te betreden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.De straf/maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, onvoorwaardelijk, wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich namens de verdachte verzet tegen het onvoorwaardelijk opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De raadsvrouw heeft betoogd dat deze maatregel een ultimum remedium is. Slechts indien er geen enkele twijfel over kan bestaan dat onvoorwaardelijke oplegging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen de ontwikkeling van de verdachte op de meest gunstige wijze zal bevorderen, terwijl er geen minder ingrijpende alternatieven bestaan om die ontwikkeling te bevorderen, mag men tot oplegging van de maatregel overgaan.
Naar de mening van de raadsvrouw is er, gelet op de inhoud van het persoonlijkheidsonderzoek uit 2013 en het Pro Justitia rapport d.d. 3 november 2014, onvoldoende inzicht in hoeverre er alternatieven bestaan die de ontwikkeling van de verdachte op de meest gunstige wijze kunnen beïnvloeden en die minder ingrijpend zijn.
Daarbij komt, aldus de raadsvrouw, dat het zeer de vraag is - gelet op de ervaringen uit het verleden - of langdurige opsluiting niet juist schadelijk zal zijn voor de verdachte.
De raadsvrouw verzoekt dan ook aanhouding van de behandeling van de zaak om de Raad voor de Kinderbescherming en/of Bureau Jeugdzorg onderzoek te laten verrichten naar eventuele voorwaarden in een ambulant kader, al dan niet met een gedragsbeïnvloedende maatregel of zelfs een voorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De raadsvrouw heeft benadrukt dat de verdachte nog een kans verdient. Behandeling vanuit de thuissituatie met de juiste ambulante begeleiding verdient de voorkeur.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich overdag en ook gedurende de nachtelijke uren samen met anderen schuldig gemaakt aan een groot aantal woninginbraken en enkele pogingen daartoe in [een justitiële jeugdinrichting] en directe omgeving. Veelal werd er een raam vernield of een klein bovenlicht opengemaakt om de woningen te betreden. Verdachte was, zoals hij zelf heeft verklaard, meestal degene die het eerste in de woning naar binnen ging en er vervolgens voor zorgde dat de anderen ook binnen konden komen.
In [plaats] heeft de verdachte zich samen met anderen gedurende de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan één voltooide woninginbraak en een poging daartoe, terwijl hij samen met een ander gedurende diezelfde nacht ook met de bankpas die zij hadden weggenomen, heeft geprobeerd om geld op te nemen. De toegang tot deze woningen en de bijbehorende bergingen werd verkregen dan wel geprobeerd te verkrijgen door een sleutelkastje te vernielen/weg te nemen en de daarin aanwezige sleutels mee te nemen om deze te gebruiken.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte en zijn mededaders in de nachtelijke uren de woningen en bergingen van de slachtoffers zijn binnengegaan. Daar komt bij dat de verdachte en zijn mededaders door de aanwezigheid van een sleutelkastje bij de betreffende woningen wisten dat sprake was van kwetsbare slachtoffers die op de hulp van anderen zijn aangewezen. De huidige maatschappelijke ontwikkeling is dat hulpbehoevenden in toenemende mate zo lang mogelijk zelfstandig moeten wonen en daarbij zijn aangewezen op mantelzorgers en zorginstanties. Om (snel) hulp te kunnen bieden dienen in die gevallen voorzieningen zoals sleutelkastjes te worden aangebracht.
De verdachte en zijn mededaders hebben hiervan misbruik gemaakt en door hun handelswijze ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van deze kwetsbare slachtoffers.
In [plaats] hebben de verdachte en zijn mededaders eerst in de woning van een oudere dame ingebroken en haar vervolgens, toen zij een kluis ontdekten, overvallen en met een mes bedreigd om zo de kluissleutel te kunnen bemachtigen. Vervolgens is er een grote hoeveelheid sieraden, geld en gouden en zilveren munten meegenomen. Ook dit slachtoffer is ernstig gedupeerd en ondervindt nog steeds aanzienlijke psychische gevolgen van het gebeurde. Zoals haar kleindochter ter terechtzitting aangaf, is zij nog steeds angstig en slaapt zij slecht, terwijl zij ook verdrietig is door het verlies van haar sieraden waarvan de emotionele waarde, nu zij de sieraden veelal van haar overleden man heeft gekregen, niet te vervangen is.
Woninginbraken en ook de overval in de woning zijn ernstige feiten. Zij veroorzaken niet alleen de nodige materiële en emotionele schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Het is voor hen bijzonder onaangenaam en beangstigend om te leven met de wetenschap dat, terwijl men vaak zelf nog in de woning aanwezig was, vreemden in die woning zijn geweest, de woning hebben doorzocht en persoonlijke bezittingen hebben weggenomen. Het handelen van verdachte en zijn mededaders draagt dan ook bij aan het toenemen van de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De sieraden die zijn weggenomen hebben bovendien vaak enorme emotionele waarde, bijvoorbeeld omdat het de sieraden zijn van een overleden partner of juist door een overleden partner zijn aangeschaft, en zijn onvervangbaar. Dit rekent de rechtbank de verdachte en zijn mededaders ook zwaar aan.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke en andere feiten. Van deze eerdere voorwaardelijke veroordeling is kennelijk onvoldoende preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de thans bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 3 november 2014 betreffende het klinisch multidisciplinair onderzoek van de verdachte.
De beantwoording van de vraagstelling luidt, zakelijk weergegeven:
Bij [verdachte] is er sprake van ziekelijke stoornissen in de vorm van een gedragsstoornis beginnend in de kinderleeftijd, en van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling die tendeert naar een persoonlijkheidsstoornis met antisociale- en narcistische trekken.
Tevens is er sprake van een stemmingsstoornis NAO en cannabismisbruik (differentiaal diagnostisch cannabisafhankelijkheid). Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van zwakbegaafdheid. Dit was evenzo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde.
De problematiek van [verdachte] maakt dat hij in zijn keuzevrijheid beperkt kan worden geacht als gevolg van zijn neiging tot onmiddellijke behoeftebevrediging in combinatie met zijn beperkte emotieregulatie, prikkelzucht, zijn gebrekkige afstemming op anderen, het ontbreken van adequaat empathisch vermogen, zijn impulsiviteit en het beperkte overzicht op de gevolgen van het eigen handelen, waarbij bovendien geen sturing kan worden aangebracht door eigen innerlijke grenzen en/of adequaat functionerende gewetensfuncties.
Dit geschiedde in ernstige mate. Derhalve adviseren de deskundigen hem de thans ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Vanuit de gedragsstoornis en de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling worden risico’s gevonden voor de kans op recidive in een verhoogde prikkelbehoefte, gebrekkige inlevings- en empathische vermogens en een lacunaire gewetensontwikkeling. Mogelijk heeft [verdachte] vanuit zijn stemmingsstoornis een extra behoefte aan prikkels, om een leeg zelfgevoel te maskeren. Zijn zwakbegaafdheid zorgt ervoor dat hij onvoldoende in staat is om de gevolgen van zijn handelen te overzien en overzicht te houden in complexere situaties. Onderzoekers hebben geen zicht kunnen krijgen in hoeverre cannabisgebruik een rol heeft gespeeld ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
De omgang met een negatief ingestelde peergroup verschaft [verdachte] ‘een thuis’, erkent hem in zijn existentie en geeft hem enig zelfgevoel. Tevens is er sprake van gebrekkige opvoedingsvaardigheden bij ouders. Zij schieten ernstig tekort in de aansturing en begrenzing van [verdachte], waardoor hij zijn eigen gang kan gaan en zijn zin kan doordrijven. Ook is er een gebrek aan steun van andere volwassenen en wordt het wonen in een
achterstandsbuurt als duidelijke risicofactor gezien voor recidive.
Naast de risicofactoren vanuit de stoornissen van [verdachte] wordt daarnaast gezien dat hij een geringe motivatie heeft voor begeleiding en ondersteuning door hulpverleners en weinig intrinsiek gemotiveerd is voor onderwijs. Een gesloten, achterdochtige houding maakt dat hij onvoldoende in staat is om hulp in te schakelen indien nodig.
Deze factoren beïnvloeden elkaar in negatieve zin.
Ter preventie van de hoge kans op recidive en ter bevordering van [verdachte] ontwikkeling is het belangrijk dat aan de volgende doelen wordt gewerkt: het verbeteren van de kwaliteit van het zelfgevoel door het opdoen van positieve ervaringen passend bij het cognitieve niveau van functioneren, het accepteren van regels en grenzen, het vergroten van moreel besef en het toewerken naar een reëel toekomstperspectief.
Ter voorkoming van recidive en voor het bevorderen van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] heeft hij, bij het ontbreken van innerlijke structuur en onvoldoende pedagogische structuur vanuit de omgeving, thans een stevige uitwendige structuur nodig voor een langere periode, zeker gezien het mislukken van vele eerdere behandelingen, de weerstand van [verdachte] zelf en van zijn ouders tegen een maatregel en tegen behandeling die
niet vanuit de thuissituatie plaatsheeft en de zeer vele onttrekkingen van [verdachte] in het verleden. Dit maakt ook dat een voorwaardelijke PIJ maatregel niet haalbaar wordt geacht en niet wordt geadviseerd.
Bij de behandeling van [verdachte] is aldus een stevige residentiële setting (met behandeling op één en dezelfde behandelunit, gezien de hechtingsproblemen) noodzakelijk, die [verdachte] een dagritme, een consistente orthopedagogische aanpak en een op de toekomst gericht dagprogramma kan bieden, zodanig dat hij de veiligheid, consistentie en houvast kan ervaren om zich als persoon verder te kunnen ontwikkelen. Daarbij wordt het noodzakelijk geacht dat de ouders zoveel mogelijk bij de behandeling worden betrokken.
Gezien de bovengenoemde factoren wordt behandeling geadviseerd in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ- maatregel.
Gedacht wordt aan een gesloten residentiële plaatsing op een overzichtelijke afdeling met een beperkt aantal pupillen, waarbij rekening gehouden wordt met [verdachte] zwakbegaafdheid, gedragsstoornis en identiteitsontwikkeling.
Tijdens de behandeling ter zitting is door mevr. drs. [X 1] en dhr. drs.
[X 2], beiden werkzaam bij ForCa en gehoord als deskundigen, desgevraagd
- in aanvulling op voornoemd rapport en kort weergegeven - meegedeeld dat de verdachte geen besef en inzicht in zijn handelen heeft en ook niet vatbaar is voor gezag. Als de dingen niet gebeuren op de manier zoals hij het wil of op zijn voorwaarden, dan haakt hij af.
Zorgelijk is ook dat hij trekken vertoont van een persoonlijkheidsstoornis en dat hij een stemmingsstoornis NAO heeft.
De verdachte heeft, aldus aangegeven, een laag zelfbeeld en in het verleden niet veel goede ervaringen meegemaakt met betrekking tot vrienden, school en een warme thuissituatie.
In een justitiële jeugdinrichting kan hij scholing krijgen, de juiste behandeling en goede, positieve ervaringen opdoen. Het middelengebruik speelt ook een rol bij de stemmingsstoornis. Alle radartjes van de persoon van de verdachte haken op elkaar in.
MTFC of een andere optie in het ambulante kader biedt onvoldoende waarborgen om het juiste warme en gestructureerde klimaat voor de verdachte te garanderen. De verdachte kan zich bovendien niet aan de voorwaarden houden. Het is geen onwil, maar onvermogen.
De verdachte heeft niet alleen baat bij controle en toezicht, maar ook bij aandacht door een groepsleider, groepscoördinator of de behandelend psychiater. Gelet op het hoge recidiverisico, ook los van het geweldsdelict, en het grote onttrekkingsgevaar is een maximaal beveiligde inrichting noodzakelijk, waarbij een kleinschalige lvb-groep wel de voorkeur verdient.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) d.d. 19 december 2014. Het strafadvies en de onderbouwing luidt als volgt, zakelijk weergegeven:
[verdachte] is een 14-jarige jongen waar de Raad zeer grote zorgen over heeft. Er is sprake van ernstige psychopathologie met gedragsproblematiek, waardoor hij niet goed functioneert op meerdere levensterreinen. Het delictgedrag waarvan [verdachte] verdacht wordt, vloeit ook voort uit deze gedragsproblematiek. Ten aanzien van het ten laste gelegde, kan er gesteld worden dat er sprake is van ernstige geweldsdelicten en is er een grote kans op recidive, indien [verdachte] niet de juiste behandeling zal krijgen.
De Raad ziet gezien zijn ontwikkelingsbedreiging een ernstig gevaar voor verder crimineel ontsporen en daarmee een gevaar voor zichzelf en voor anderen. Tot op heden is uit behandeling, voornamelijk op civiel vlak (zowel thuis, als binnen een open en gesloten instelling), geen leerbaarheid van [verdachte] gebleken. Hij beschikt over onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden en er is sprake van een beperkt steunend netwerk, ondanks de betrokkenheid van ouders. Vanuit het verleden is gebleken dat ambulante behandeling onvoldoende is om de problematiek van [verdachte] aan te pakken.
In december 2013 is vanuit het civiele kader besloten dat [verdachte] het beste naar huis zou kunnen met intensieve (gezins)behandeling en strikte voorwaarden. In dit half jaar is gebleken dat dit onvoldoende was voor [verdachte] en is er geen sprake geweest van verbetering van zijn situatie.
Een gezinsopname zoals door [verdachte] wordt aangedragen, is ook niet haalbaar meer, nu hij in een justitieel traject zit en er meer nodig blijkt voor [verdachte]. Gezien leeftijd, zwakbegaafdheid en het uit zijn criminele omgeving halen, is een gesloten plaatsing opnieuw overwogen. Dit is echter al vaker geprobeerd, met wegloopgedrag en recidive als gevolg. Zodoende
ziet de Raad geen alternatieve behandelingsmogelijkheden meer. Een voorwaardelijke PIJ wordt gezien bovenstaande informatie ook niet meer haalbaar geacht en zal onvoldoende een stok achter de deur bieden voor [verdachte], omdat hij zijn eigen gedrag niet kan reguleren en de gevolgen ervan niet kan overzien. Eerdere justitiële sancties en ambulante behandeling zijn onvoldoende gebleken, waardoor de Raad geen alternatief meer ziet voor een
PIJ-maatregel en er noodzaak is tot een gedwongen kader. GBM met MTFC is overwogen, dit is echter niet intensief genoeg en zal bij [verdachte] ook resulteren in wegloopgedrag. De Raad geeft dit wel mee als mogelijkheid na de PIJ-periode ten aanzien van terugkeer in de maatschappij. Tevens acht de Raad het van belang dat er bij het vrijkomen van [verdachte] begeleiding van de jeugdreclassering beschikbaar is.
Geadviseerd wordt de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen.
Van de zijde van de Raad is ter terechtzitting benadrukt dat de verdachte diverse kansen heeft gehad in het ambulante kader en deze niet heeft gegrepen en het thans noodzakelijk is dat hij intensieve behandeling zal krijgen in een gestructureerd kader.
De rechtbank heeft ter terechtzitting reeds beslist dat zij geen reden ziet de behandeling van de zaak aan te houden voor nader onderzoek naar alternatieve behandelmogelijkheden in het ambulante kader. Dit standpunt is niet gewijzigd. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht aan de hand van voornoemde rapporten van ForCa en de Raad, alsmede hetgeen door de deskundigen ter terechtzitting is verklaard.
Uit deze rapporten komt naar voren dat in het ambulante kader al diverse pogingen zijn gedaan om verdachte te behandelen en een verbetering in zijn situatie te bewerkstelligen, maar dat resultaat is uitgebleven. Met name de persoon van de verdachte en zijn problematiek maken, zoals ook door de deskundigen ter terechtzitting nog eens is benadrukt, dat trajecten in het ambulante kader geen kans van slagen hebben.
De rechtbank neemt dan ook de conclusies uit het Pro Justitia rapport over en maakt deze tot de hare. Ook onderschrijft de rechtbank het rapport van de Raad en zal zij het door de deskundigen en de Raad gegeven strafadvies opvolgen.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de Raad in hun rapporten vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel) eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
Verlenging van de PIJ- maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Gelet op het grote aantal woninginbraken en de overval in een woning van een ouder slachtoffer is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat tevens een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur op zijn plaats is. Deze jeugddetentie heeft de verdachte reeds in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank adviseert de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen ten uitvoer te leggen in een inrichting die aansluit bij de persoonlijkheid van de verdachte, zoals beschreven in het Pro Justitia rapport van ForCa d.d. 3 november 2014.

8.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[aangever 2]heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/857237-14,
feit 2als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 150,-,vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij, nu de geleden schade geen rechtstreekse schade van de inbraak in de woning is, maar het gevolg is van wat er daarna met de auto is gebeurd.
8.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering betwist en eveneens aangevoerd dat er geen sprake is van rechtstreekse schade.
8.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de vordering betrekking heeft op een als doen te beschouwen gedraging van de verdachte die de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt en aan wie de gedraging als onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt deze geacht te zijn gericht tegen diens ouders.
Gelet hierop kan de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post eigen risico voor de autoverzekering ad € 150,- is, hoewel namens de ouders betwist, naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Bovendien betreft deze post rechtstreekse schade als gevolg van het in de zaak met parketnummer 09/857237-14 onder feit 2 bewezenverklaarde feit, aangezien de verdachte en zijn mededaders bij de inbraak in de woning ook de autosleutels en de auto van de benadeelde partij hebben weggenomen.
Alle daaropvolgende schade aan de auto valt, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook aan hen toe te rekenen.
De rechtbank zal ieder van de daders aanspreken voor de gehele schade.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de ouders van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 150,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 5 mei 2014 ten laste van de ouders van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de ouders van de verdachte dienen te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[aangever 3]heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/857237-14,
feit 3als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 402,19, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ad € 402,19, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, maar wel verzocht deze hoofdelijk ten laste van de ouders van de verdachte op te leggen, zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de vordering betrekking heeft op een als doen te beschouwen gedraging van de verdachte die de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt en aan wie de gedraging als onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt deze geacht te zijn gericht tegen diens ouders.
Gelet hierop kan de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post herstel inbraakschade, is namens de ouders van de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van in de zaak met parketnummer 09/857237-14 onder feit 3 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal ieder van de daders aanspreken voor de gehele schade.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de ouders van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 402,19.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 12 mei 2014 ten laste van de ouders van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de ouders van de verdachte dienen te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[aangever 9]heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/819567-14 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 55.802,-, bestaande uit een bedrag van € 55.300,- aan materiële schade en een bedrag van € 502,- aan immateriële schade, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens is vergoeding van de kosten van rechtsbijstand ad € 894,- gevorderd.
8.3.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ad € 55.802,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsook tot toewijzing van de kosten van rechtsbijstand ad
€ 894,-.
Subsidiair, indien de rechtbank een andere mening is toegedaan, heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering voor een kwart van het gevorderde bedrag, wederom vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsvrouw betoogd dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
8.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade ad € 55.300,-, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de benadeelde partij door de diefstal van haar sieraden natuurlijk schade heeft geleden, aan de hand van de thans voorliggende stukken niet eenvoudig is vast te stellen welke schade zij precies heeft geleden.
De rechtbank weegt hierbij mee dat een schade-expert kennelijk de waarde van de lijfsieraden heeft vastgesteld op € 62.000,-, maar dat iedere onderbouwing hiertoe ontbreekt. Van een aantal sieraden zijn wel aankoopbonnetjes overgelegd, maar deze zijn in diverse valuta (guldens, Duitse marken, Zwitserse francs en Italiaanse lires) opgesteld, terwijl deze sieraden in veel gevallen 20 tot 30 jaar geleden zijn aangeschaft en het op dit moment dan ook onduidelijk is wat de actuele waarde is.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 502,- als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de in de zaak met parketnummer 09/819567-14 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal ieder van de daders aanspreken voor de gehele schade.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van
€ 502,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 1 juni 2014 ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
De gevorderde kosten van rechtsbijstand ad € 894,- kunnen, naar het oordeel van de rechtbank, niet als rechtstreekse schade worden beschouwd, maar ingevolge het bepaalde in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering vallen de kosten voor rechtsbijstand onder de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt in verband met de vordering en zal de rechtbank deze kosten toewijzen. Ten aanzien van deze kosten is de schadevergoedingsmaatregel niet van toepassing.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op
€ 894,-,en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de zaak met parketnummer 09/819567-14 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 502,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 juni 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 9].

9.De inbeslaggenomen goederen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft teruggave van de auto aan de rechthebbende, te weten de moeder van de verdachte, bepleit nu de verdachte de auto stiekem heeft meegenomen en de moeder ernstig gedupeerd is als zijn geen auto meer heeft. Zij leeft van een uitkering en is niet in staat een andere auto aan te schaffen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp enkele bewezenverklaarde feiten zijn begaan.

10.De vordering tenuitvoerlegging

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 19 september 2013 voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, verlenging van de proeftijd met één jaar gevorderd.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet over de vordering tot tenuitvoerlegging uitgelaten.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 19 september 2013, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke feiten.
De rechtbank zal de vordering niet ten uitvoer laten leggen, omdat het verrichten van een werkstraf de behandeling van de verdachte in het kader van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zou doorkruisen.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77v, 77cc, 77ee, 77gg, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn, met uitzondering van artikel 77s, toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Artikel 77s is toegepast zoals dit geldt vanaf 1 april 2014, nu het zwaartepunt van de bewezenverklaarde feiten na deze datum ligt.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding
met parketnummer 09/857237-14 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9, bij dagvaarding met parketnummer 09/819567-14 onder 1 primair en 2 primair eerste en tweede alternatief/cumulatief en bij dagvaarding met parketnummer 09/229876-13 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
09/857237-14
1, 4
POGING TOT DIEFSTAL GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN/OF HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD

2 en 09/229876-13 primair

DIEFSTAL GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD

5
DIEFSTAL GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN VERBREKING EN VALSE SLEUTELS
6
POGING TOT DIEFSTAL GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN/OF HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VERBREKING EN VALSE SLEUTELS
7
POGING TOT DIEFSTAL GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS
8
POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT EN/OF HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN BRAAK
3, 9
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD
09/819567-14

1 primair

DIEFSTAL GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN INKLIMMING

2 primair eerste alternatief/cumulatief

DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN

2 primair tweede alternatief/cumulatief

AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN

verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 8 maanden;
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem
opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
en legt de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
verklaart verbeurdhet op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten:
1
STK Personenauto [kenteken]; [auto]; Kl: paars;
parketnummer 09/857237-14 feit 2:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijk toe ten laste van de ouders van de verdachte en veroordeelt de ouders van de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 2], een bedrag van
€ 150,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 mei 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de ouders van de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de ouders van de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zullen zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
parketnummer 09/857237-14 feit 3:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij hoofdelijke toe ten laste van de ouders van de verdachte en veroordeelt de ouders van de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 3], een bedrag van
€ 402,19,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de ouders van de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de ouders van de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zullen zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
parketnummer 09/819567-14:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[aangever 9], een bedrag van
€ 502,-,zijnde de immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 juni 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering
en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de
proceskostendoor de benadeelde partij gemaakt,
tot op heden begroot op
€ 894,-zijnde de kosten voor rechtsbijstand, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 502,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 juni 2014 tot
aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[aangever 9];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de rechtbank
verlengt de proeftijdvan de bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 19 september 2013, gewezen onder parketnummer 09/777419-13, opgelegde voorwaardelijke taakstraf,
met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. Kramer, kinderrechter,
en mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2015.

Voetnoten

1.Proces-verbaal ter terechtzitting van 15 januari 2015, eigen verklaring verdachte.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van de Politie Eenheid Den Haag, Districtsrecherche, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 164 TIJ, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 1315.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 489/490.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 491.
5.Proces-verbaal aangifte van[aangever 1], pagina 482/483.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 1], pagina 488.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 494/496.
8.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, pagina 497.
9.Rapport Dactyloscopisch Onderzoek, met bijlagen, pagina 499 t/m 510.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 527/528.
11.Proces-verbaal van bevindingen 547/550.
12.NFI-rapport d.d. 12 januari 2015 betreffende de contra-expertise vergelijkend dactyloscopisch onderzoek,
13.Proces-verbaal aangifte van [aangever 2], met bijlage, pagina 556/559.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 562/563.
15.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, pagina 564.
16.Rapport Dactyloscopisch Onderzoek, met bijlagen pagina 565/572.
17.NFI-rapport d.d. 12 januari 2015 betreffende de contra-expertise vergelijkend dactyloscopisch onderzoek,
18.NFI-rapport d.d. 12 januari 2015 betreffende de contra-expertise vergelijkend dactyloscopisch onderzoek,
19.Proces-verbaal aangifte van [aangever 3], met bijlage, 586/592.
20.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 596/597.
21.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, pagina 598.
22.NFI-rapport d.d. 12 januari 2015 betreffende de contra-expertise vergelijkend dactyloscopisch onderzoek,
23.Proces-verbaal aangifte van [aangever 4], pagina 623/624.
24.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 626/628.
25.Proces-verbaal uitslag sporenonderzoek, pagina 629.
26.NFI-rapport d.d. 12 januari 2015 betreffende de contra-expertise vergelijkend dactyloscopisch onderzoek,
27.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 710/711.
28.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 5], pagina 327/330.
29.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 997.
30.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 771/779.
31.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 6], pagina 325/326.
32.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 655.
33.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 691/697, met als bijlagen de beelden, pagina 701/707.
34.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 766/770.
35.Processen-verbaal van bevindingen, opgesteld door [verbalisant], pagina 668/669; 684/685 en 976.
36.Processen-verbaal van bevindingen politie Hollands Midden, pagina 670/689.
37.Verklaring medeverdachte[medeverdachte 2], pagina 900/902.
38.Proces-verbaal ter terechtzitting van 15 januari 2015, eigen verklaring verdachte.
39.Proces-verbaal aangifte van [aangever 7], met bijlagen, pagina 781 t/m 787.
40.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 788/789.
41.NFI rapport DNA-onderzoek aan referentiemonster van verdachte d.d. 8 juli 2014, pagina 172/175.
42.Proces-verbaal aangifte van [aangever 8], met bijlagen, pagina 792/796.
43.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 797/798.
44.NFI rapport DNA-onderzoek aan referentiemonster van verdachte d.d. 8 juli 2014, pagina 172/175.
45.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van de Politie Oost Nederland, District Noord- en Oost Gelderland, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2014074016, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 695.
46.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 47/48.
47.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 49.
48.Proces-verbaal aangifte van [aangever 9], pagina 59/69.
49.Proces-verbaal verhoor aangever van [aangever 9], pagina 70/77.
50.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], pagina 262/263.
51.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 261.
52.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 274.
53.Deskundigenrapport werktuigsporenonderzoek, pagina 291/296.
54.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 461/464.
55.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 395.
56.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 455/456.
57.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 465.
58.Proces-verbaal ter terechtzitting van 15 januari 2015, eigen verklaring verdachte.
59.Uitspraak Hoge Raad d.d. 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474.
60.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van de Politie Hollands Midden, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1623-2013169981, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 38.
61.Proces-verbaal aangifte van [aangever 10], pagina 7/10.
62.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 15/17.
63.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 13.
64.Proces-verbaal aangifte van [aangever 10], pagina 9.
65.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina 30/34.
66.Proces-verbaal ter terechtzitting van 15 januari 2015, eigen verklaring verdachte.